van drie personen door Burgemeester en Wethouders opgemaakt na inge
wonnen advies van den Schoolopziener. Dit advies wordt met de voordracht
aan den Gemeenteraad overgelegd."
In de eerste plaats achten wij de bepaling dat de voordracht uit drie per
sonen moet bestaan eenigermate bezwarend met het oog op het gering aan
tal personen, die voor de bedoelde betrekking in aanmerking kunnen komen.
Voldoende schijnt het, onzes inziens althans, te bepalen, dat de benoeming
geschiedt uit eene voordracht van minstens twee personen.
Vervolgens zien wij de noodzakelijkheid niet in om in dit geval de over
legging van een advies van den schoolopziener te vorderenhetgeen dan
ook de wet op het lager onderwijs voor de benoeming van hoofd- en hulp
onderwijzers niet voorschrijft. Art. 22 dier wet maakt alleen melding van
eene voordracht opgemaakt door Burgemeester en Wethouders in overleg
met den districtsschoolopziener.
Naar het ons voorkomt, ware het dientengevolge wenschelijk Art. 5 te
lezen al3 volgt: «De Directeur wordt benoemd door den Gemeenteraad uit
eene voordracht van minstens twee personenopgemaakt door Burgemeester
en Wethouders in overleg met den Districtsschoolopziener."
De opmerking van de Schoolcommissie aangaande art. 25 achten wij vol
komen juist. Intusschen wordt bij de tegenwoordige redactie aan Burge
meester en Wethouders de verplichting opgelegd om de bezoekers der les
sen, wanneer zij bij herhaling het bepaalde in de artt. 23 en 24 niet in
acht nemen, van de kweekschool te verwijderen. Door de bijvoeging van
het woord kunnenzouden wij gaarne die verplichting in eene bevoegdheid
veranderd zien. Er kunnen zich toch omstandigheden voordoen dat eene
verwijdering van de kweekschool in dit geval noch wenschelijk noch noodig
zoude wezen. v
Ons alzoo in hoofdzaak met de opmerkingen van de Schoolcommissie
kunnende vereenigen, geven wij u in overweging de door den Directeur ont
worpen verordening vast te stellen, behoudens de navolgende wijzigingen,
als: Art. 3, tweede alinea, te lezen aldus:
«De lessen in het EranschEngelsch en Hoogduitsch worden gegeven
naar de behoefte» der leerlingen, tot een maximum nader door den Raad
tc regelen."
Art. 5. De Directeur wordt benoemd door den Gemeenteraad uit eene
voordracht van minstens twee personenopgemaakt door Burgemeester en
Wethouders in overleg met den Districtsschoolopziener.
Art. 8. Het onderwijs in de nieuwé talen, de gymnastiek en het teeke
nen wordt zooveel mogelijk gegeven door de daartoe aangewezen leeraren
bij de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. Zijn de
bedoelde leeraren geheel of gedeeltelijk niet beschikbaar voor dit onderwijs,
dan beslist de Raad op welke andere wijze daarin zal worden voorzien.
Art. 25. Nemen zij bij herhaling het bepaalde in de beide voorgaande
artikelen niet in acht, dan kunnen zij op voorstel van den Directeur, na
ingewonnen advies van den Schoolopziener, door Burgemeester en Wethou
ders van de kweekschool worden verwijderd.
Art. 27. Zij die zich onbehoorlijk gedragen kunnen worden verwijderd,
voor eene les door den onderwijzer die de le3 geeft; voor eenige lessen
door den Directeur; voor altijd door Burgemeester en Wethouders.
Art. 30. De vacantiën zijn:
o. Vrijdag en Zaterdag vóór Paschen en de Paaschweek.
b. enz.
Deze redactie schijnt regelmatiger dan de voorgestelde en is in overeen
stemming met de overige schoolverordeningen.
Bij de behandeling verder van bet thans aanbangig plan zal tevens eene
beslissing moeten worden genomen omtrent het ten vorigen jare door Com
missarissen der Maatschappij voor Toonkunst ingediend voorstel, om het
zangonderwijs op de kweekschool en de scholen voor uitgebreid lager onder
wijs aan die maatschappij op te dragenwelk voorstel werd aangehouden
in uwe vergadering van 8 Januari jl.in verhand met de bestaande plannen
ten aanzien van de reorganisatie der kweekschool. In onze voordracht van
30 December jl. deelden wij reeds mede dat de schoolcommissie hare ad-
haesie had geschonken aan het plan van Commissarissen van Toonkunst
voor zoovere betreft de leerlingen der kweekschool, doch de toepassing daar
van op enkele klassen der scholen van uitgebreid lager onderwijs minder
wenschelijk en onnoodig achtte, terwijl Commissarissen van Toonkunst,
hoezeer eene volledige aanneming van hun voorstel blijvende aanbevelenzich
bereid hadden verklaard over eene toepassing van hun voorstel alleen op de
kweekschool in nader overleg te treden.
Wij zijn in deze geheel de zienswijze toegedaan van de Schoolcommissie,
met haar overtuigd dat aan het geven van zangonderwijs op de scholen voor
uitgebreid lager onderwijs van wege de Maatschappij van Toonkunst niet
geringe bezwaren, ook van financieelen aard zijn verbonden. Wanneer bo
vendien dat onderwijs beperkt werd tot de kweekschool, dan zoude binnen
betrekkelijk korten tijd geschikt personeel kunnen worden gevonden aan
wien het noodige zangonderwijs op de overige scholen zal kunnen worden
opgedragen.
Wij geven u mitsdien in overweging om, wanneer het voorstel van den
dirigeerend hoofdonderwijzer mocht worden aangenomen ons college te
machtigen met Commissarissen in overleg te treden over de wijze waarop
het zangonderwijs op de kweekschool van wege voormelde maatschappij zal
worden verstrekt.
Zijn wij alzoo ingenomen met de voorgenomen reorganisatie der kweek
school en overtuigd dat daardoor een heilzame invloed op het onderwijs
te dezer stede zal worden uitgeoefend, zoo hebben wij toch in geenen deele
de financieele bezwaren aan de uitvoering van den maatregel verbonden,
gering geschat. Integendeel zijn wij herhaaldelijk zoo met den dirigeerend
hoofdonderwijzer als met den districts-schoolopziener in overleg getreden over
de vraag of en zoo ja op welke wijze de niet onbelangrijke uitgavenwelke
voor de inrichting der kweekschool aan de gemeente worden opgelegd, eeni-
«ermate zouden kunnen worden vergoed.
(Blijkens de memorie van toelichting behoorende bij de ontwerp-vercirde-
ning bedragen de kosten aan de uitbreiding verbonden f 1275 per jaar,
terwijl op de begrooting voor het onderwijs aan de vormschool is uitgetrok
ken f 2500te zamen uitmakende een bedrag van 3775.)
Twee middelen kwamen daarbij hoofdzakelijk ter sprake. In de eerste
plaats de heffing van een matig schoolgeld en vervolgens een Rijks-subsidie.
Hoezeer voor eene toepassing van het eerstgenoemd middel in beginsel
althans zeer gewichtige argumenten zouden zijn aan te voeren, al ware het
alleen dat het onderwijs waarvoor betaald wordt meer op prijs wordt gesteld,
dan datgeen hetwelk kosteloos wordt verstrekt, zoo kwam het ons, ook ten
gevolge van Het met de bovengenoemde autoriteiten gehouden overleg, voor,
dat eene heffing van schoolgeld voor het bezoeken van eene inrichting, die
tot dus verre steeds zonder betaling toegankelijk was, inderdaad tot vele
moeielijkheden zoude aanleiding geven en wellicht ten gevolge zoude hebben
dat het schoone doel met de kweekschool beoogd, grootendeels zoude wor
den verijdeld.
Niet alleen toch zijn de jaarwedden van bet onderwijzend personeel niet
van dien aard dat daarvan zonder bezwaar een zeker bedrag, al .zij het dan
ook een gering bedrag, kan worden afgezonderd, maar de vrees is zeker
niet ongegrond dat bij heffing van schoolgeld, het aantal kweekelingen aan
zienlijk zoude verminderen en dat velendie thans reeds eenige aansporing
noodig hebben om van het onderwijs op de kweekschool gebruik te maken
in dat geval op audere wijze zouden trachten de vereischt wordende kundig
heden te verkrijgen. Van daar dat zoowel de schoolopziener en hoofdonder
wijzer, als ons college verre de voorkeur geven aan het in de tweede plaats
ter sprake gebracht planmet name eene aanvrage aan de Regeering ter
bekoraing van een Rijkssubsidie.
Thans verkeert deze gemeente zonder eenigen twijfel in de termen om
aanspraak op zoodanig subsidie te kunnen maken. De kweekschool, vroeger
reeds van zeer gunstige zijde bekend, zal ten gevolge van de voorgestelde
uitbreiding, waarin het onderwijs in de nieuwe talen is opgenomen, eene
inrichting worden, waar de adspirant-onderwijzers volledig voor hunne taak
zullen kunnen worden opgeleid. Bij haren bloei heeft alzoo niet alleen deze
gemeente maar ook het Rijk het uiterste belang, te meer nu tot dus verre
de gelegenheden tot opleiding van onderwijzend personeel hier te lande niet
bij uitstek overvloedig kunnen worden genoemd. Zijn onze inlichtingen dan
ook juist, zoo vermeenen wy met vertrouwen de beslissing der Regeering
op eene eventueele aauvrage om subsidie te gemoet te kunnen zien.
Op grond van een en ander veroorloven wij ons de vryheid uwe verga
dering voor te stellen om, nadat de ontwerp-verordening op de kweekschool
door u zal zijn vastgesteldaan ons college op te dragen onverwijld de
noodige maatregelen te nemen, ten einde te bevorderen, dat ten behoeve van
voormelde inrichting aan deze gemeente een Rijkssubsidie worde verleend,
minstens tot een bedrag gelijkstaande met de kosten aan de uitbreiding verbonden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 5 Maart 1874.
In antwoord op uwe missive van 23 Januari 11. j n°. 63heeft de Plaat
selijke Schoolcommissie de eer met terugzending der stukken u te doen
toekomen haar advies over het voorstel van den dirigeerenden hoofdonder
wijzer van het vormend onderwijs, tot uitbreiding van de lessen tot oplei
ding van onderwijzers en onderwijzeressen.
Met groote belangstelling nam zij van dat voorstel kennis, en na een
nauwkeurig onderzoek heeft zij gemeend het plan van den Directeur krach
tig te moeten ondersteunen.
Aan het tweeledig doel, dal de Directeur met de ontworpen wijzigingen
wil bereiken: uitbreiding van het onderricht en eene meer doelmatige in
deeling van de klassen, hecht zij groote waarde; allermeest aan het voor
nemen om ook de studie van het EranschDuitsch en Engelsch in het
leerplan op te nemen.
Wordt dit leerplan ten uitvoer gelegdzooals het thans in de bijgevoegde
Memorie ontwikkeld is, dan twijfelt de Plaatselijke Schoolcommissie niet of
de Vormschool zal veel beter dan tot noch toe aan haar bestemming beant
woorden en al spoedig rijke vruchten dragen voor ons lager onderwys.
Met te meer aandrang meent zij het voorstel van den Directeur der
Vormschool te kunnen ondersteunenomdat de meerdere kostenwelke uit
de reorganisatie zullen voortvloeijen, inderdaad zeer onbeduidend zijn, ver
geleken bij het voordeeldat men van die reorganisatie mag verwachten.
Hoe ingenomen echter de Plaatselijke Schoolcommissie met den inhoud
van het voorstel zij acht zij zicht-toch verplicht omtrent enkele onderge
schikte punten U hare bedenkingen tegen de concept-verordening mede te
deelen.
Die bedenkingen betreffen de volgende artikelen der concept-verordening.
Art. 3. Daar het vooraf niet te bepalen is hoevele uren de leeraren aan
de Hoogere Burgerschool voor de Vormschool beschikbaar hebben, ware
het beter in de laatste zinsnede te stellendat de lessen worden gegeven
«tot een maximum nader door den Raad te regelen."
Art. 5. Vooreerst dient het artikel te zeggen uit hoevele personen de
voordracht van Burgemeester en Wethouders bestaan zalen ten andere be
hoeven de laatste woorden wijziging. Immers eene voordracht kan moeilijk
uitgaan van Burgemeester en Wethouders eD den Schoolopziener, omdat
laatstgenoemde aan het collegie van Dagelijksch Bestuur geheel vreemd is.
Het dubbele bezwaar vervalt als men het artikel dus inricht: «De Direc
teur wordt benoemd door den Gemeenteraad uit eene voordracht van drie
personen door Burgemeester en Wethouders opgemaakt, na ingewonnen ad
vies van den Schoolopziener. Dit advies wordt met de voordracht aan den
Gemeenteraad overgelegd."
Art. 8. Daar men niet onder alle omstandigheden en stellig beschikken
kan over de leeraren bij het Middelbaar onderwijszou de Plaatselijke
Schoolcommissie het artikel dus wenschen te lezen «Het onderwijs in de
nieuwe talende gymnastiek en het teekenen wordt zooveel mogelijk gege
ven door de daartoe aangewezen leeraren bij de Gemeente-instellingen voor
hooger en middelbaar onderwijs. Zijn bedoelde leeraren geheel of gedeelte
lijk niet beschikbaar voor dit onderwijs, dan beslist de Raad op welke an
dere wijze daarin zal worden voorzien."
De laatste zinsnede van het artikel betreffende het honorarium kan veilig
wegvallenomdat het daarin bepaalde reeds voorkomt in de aanstelling van
bedoelde leeraren. Het is genoeg, als in dit Reglement voor het onderwijs
van de bedoelde leeraren geen wedde wordt uitgetrokken.
Art. 25. «Met goedvinden van den schoolopziener."
Deze bepaling gaat te ver. De beslissing van de vraag, of een leer
ling zal worden weggezondenmoet toch in laatste instantie aan Burgemees
ter en Wethouders toekomen. Men kan het ten uitvoer leggen van hun
besluit toch niet afhankelijk maken van de al of niet goedkeuring van den
schoolopziener.
In plaats van met goedvinden schrijve men: «na ingewonnen advies."
Art. 27 stemt niet overeen met art. 25. Men geeft hier aan den Bur
gemeester alleen dezelfde bevoegdheid als men in art. 25 aan Burgemeester
en Wethouders toekent. Beter schijnt het daarom ook hier van «Burge
meester en Wethouders" te gewagen.
Daarenboven ware het wenschelijk voor het eerste woord: «kweekelingen"
te lezen het woord: «Zij," hetzelfde als in de vier voorgaande artikelen
voorkomt.
Wordt in bovenstaanden zin de Concept-verordening gewijzigd, dan draagt
het voorstel van den Directeur de volkomen goedkeuring der Plaatselijke
Schoolcommissie weg.
Namens de Plaatselijke Schoolcommissie,
E. Was Secretaris.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.