HAIDE1IHGIH VAR 111 MmmiAl VAN UN. 19. J. Van Heukelom Jr." Zitting van Donderdag O April 1894, geopend te 2 uren. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Eigeman, Verster, Veefkind, Dercksen, Le Poole, Havtevelt, De Fremery, Van HeukelomDriessen, Wttewaall, Stof fels, Juta, Bijleveld, Buys, Van Outeren, Krantz, Lezwijn, Goudsmit en Van den Brandeler. De heeren CookVan Hettinga Tromp en Suringar gaven kennis ver hinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 19 Maart 11. worden ge'ezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Dispositie van de Gedep. Staten dd. 17/21 Maart, n°. 34, ten ge leide van de goedgekeurde raadsbesluiten van 26 Februari, tot afstand van grond aan de Leidsche bouwvereeniging, tot onderhandsche verpachting van grasgewas en visseherij in de singelslooten en tot onderhandsche verhuring van de beide huizen op de Aalmarkt. 2°. Idem van 17/23 Maart, houdende goedkeuring van het raadsbesluit van 26 Februari, tot regeling der jaarwedden voor het teekenonderwijs en de gymnastiek op de lagere scholen. 3°. Idem van 24/28 Maart,. n°. 60/31 en 58, houdende goedkeuring van de raadsbesluiten van 19 Maart, tot verkoop van boomen derkweekerij en tot verhooging der begrooting, dienst 1874, met 800. 4°. Idem van 31 Maart/2 April, n°. 28/3 en 28/2, houdende goed keuring der raadsbesluiten van 19 Maart, tot verhooging der begrooting dienst 1873: Kosten van verpleging in het Academisch Ziekenhuis en Onvoor ziene Uitgaven. Deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1". Verslag van de Plaatselijke Schoolcommissie, over 1873. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen en in het gemeente-verslag op te nemen. 2°. Adres van H. A. Van Ingen Schenau, om het huis aan hetLeider- dorpsche hek te doen verbouwen. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit adres te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën. 3°. Adres van L. P. Haring, om ontslag als onderwijzer 2de klasse aan de school n°. 2 voor minvermogenden. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit adres te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders. 4°. Een schrijven van Dr. A. Van Iperen, verzoekende met de betrek king van stadsgeneesheer te worden vereerd. Dit schrijven is van den volgenden inhoud "Aan den Wel-Edelen Achtbaren Baad der stad Leiden. De ondergeteekende wenscht met de betrekking van Stadsdoctor, die vacant isvereerd te worden. Leiden, 8 April 1874. A. Van Iperen, Doctor, Chirurgijn en Accoucheur." 5". Missive van den heer J. Van Heukelom Jr., waarbij deze zijn ontslag neemt als lid der Plaatselijke Schoolcommissie. Deze missive luidt als volgt: «Leiden, 8 April 1874. Ik heb de eer aan den Gemeenteraad van Leiden beleefdelijk mede te deelen dat ik de werkzaaamheden verbonden aan het lidmaatschap van de Plaatselijke Schoolcommissie niet langer kan waarnemen en dus mijn ontslag uit die betrekking moet nemen. Deze missives worden voor kennisgeving aangenomen. 6°. Ontwerp-adres aan den Minister van Binnenl. Zakeningezonden door het gemeentebestuur van Utrecht, betrekkelijk eene overdracht van het Utrechtsche jaagpad aan het Kijk. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën. De Voorzitter doet nog mededeeling eener missive van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, dd. 30 Maart/4 April, n". 10/2, daarbij inzen dende afschrift van het Kon. Besluit van 29 Maart j 1.waarbij de concessie tot heffing van tolgeld aan het Delftsche trekpad voor drie jaren wordt ver lengd. Hij stelt voor deze voor kennisgeving aan te nemenzullende de openbare verpachting dienovereenkomstig slechts voor den tijd van drie jaren, Donderdag aanst., plaats hebben. Dienovereenkomstig wordt besloten. Aan de orde is I. Benoeming van een secretaris van curatoren van het gymnasium. (Zie Handd. 17, n®. 71.) De heeren Veefkind, Van Outeren en Goudsmit worden door den Voor zitter uitgenoodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken. Met algemeene stemmen wordt benoemd de heer Mr. F. Was. 1874. II. Benoeming van eene Commissie tot voorbereiding van de uitvoering der nieuwe organisatie van de Bank van Leening. (Zie Handd. 18, n®. 75.) De heer Van Outeren. Vóór dat wij tot deze benoeming overgaanwil ik een enkel woord in het midden brengen. Zoowel Burgemeester en Wet houders als de Commissie tot het ontwerpen van een nieuw reglement voor de Bank van Leening stellen voor, blijkens de ingekomen stukken, te be noemen eene interimaire commissie, die de invoering van dat reglement zal voorbereiden. Naar mijne meening echter kon het mogelijk zijndat tus- schen die beide voorstellen van gelijke strekking er eenig verschil van opvatting bestond omtrent de taak, welke deze interimaire commissie zal hebben te vervullen. De vraag doet zich, dunkt mij, toch al dadelijk voor, welken bepaalden werkkring zij hebben zal. Men zegt, dien van voorbereiden tot den dag waarop de invoering van het nieuwe reglement zal kunnen plaats hebben. Maar zal zij inmiddels, al ware het slechts zijdelings, daarbij niet ten deele moeten medebeheeren P En dan komt het mij niet zeer gewenscht en onregelmatig voor, dat twee commissien, met oude en nieuwe inzichten, daarbij nevens of met elkander zullen werkzaam zijn. Ik geef derhalve in overweging het besluit te nemen dat aan de te benoemen leden het mandaat zal worden gegeven omter bekwamer tijdvan de bestaande Commissie de geheele administratie over te nemen, opdat deze laatste, na van haar beheer verantwoording te hebben gedaanvan dat oogenblik af zal geacht worden te hebben gedefungeerd. Het zou, naar het mij voorkomt, voorts wenschelijk zijn dat de interimaire commissie daarna bleef voortbeheeren op den voet en de wijze van het nog in werking zijnde reglement, totdat de invoe ring van het nieuwe, inmiddels en gelijktijdig door haar voorbereid, zal kunnen plaats hebben. Ik heb met mijne mede-commissarissennog even vóór den aanvang dezer vergadering, over deze regeling gesproken; en zoo wel de heer Stoffels als de heer Driessen deelden mijne meening. Dat alles neemt echter niet wegdat wijofschoon afgetredenindividueel gaarne bereid zullen blijven alle inlichtingen te geven die mochten worden verlangd. De Voorzitter. Bij het Dagelij ksch Bestuur was ook de vraag gerezen in hoever beide commissiën nevens elkander zouden kunnen werken. Mijne meening zou zijneene nieuwe commissie te benoemen en dat de oude haar zou adviseeren. De heer Van Outeren. Ik zou gaarne aan de ledendie zullen benoemd worden om de interimaire commissie uit te maken, na die benoeming, voor zooveel zij tegenwoordig zijn, willen gevraagd hebben of zij bereid zijn het mandaat te aanvaarden in den zin als straks door mij werd bedoeld. De heer Eigeman. Met genoegen vernam ik het voorstel van den beer Van Outeren, omdat ik voornemens was in dienzelfden geest te spreken. Met de vroegere raadscommissie te dezer zake ben ik het volkomen eens, dat de voorbereidende arbeid bij uitstek moeielijk en veelomvattend zal zijn, en, juist om deze reden zou ik verder willen gaan, door geene interimaire com missie te benoemen, maar zulke eene, die blijft handelenook dan, wanneer de invoering naar het nieuwe reglement kan plaats hebben. De heer Buys. Een enkel woordnaar aanleiding van hetgeen door de heeren Van Outeren en Eigeman is in het midden gebracht. Ik geloof, dat hetgeen de heer Van Outeren voorstelt, werkelijk het meest praktische is, mits het vaststa, dat de oude commissie van beheer niet onmiddellijk hare taak nederlegt, maar die blijft vervullen, hetzij nog veertien dagen, hetzij vier wekentot hare opvolgster in staat zal zijn het beheer te aan vaarden. De heer Van Outeren. Ik heb gezegd: "ter bekwamer tijd." De heer Buys. Ik ben het in dat geval met den heer Van Outeren ge heel eens. Maar nu de opmerking van den heer Eigemandat aan de leden der te benoemen commissie geen tijdelijk, maar een duurzaam mandaat be hoort te worden opgedragen. Iets dergelijks ligt niet in onze bedoeling. Wij willen aan de te benoemen leden de vrijheid voorbehouden omals de reorganisatie van de Bank is afgeloopen, hunne taak neer te leggen. De heer Eigeman. Ik kan nog niet tot andere overtuiging komen, omdat ik inzie de zeer groote wenschelijkheiddat de leden der commissie, die nu benoemd zullen wordenen wier gedachte ik niet kenomdat ik natuurlijk niet vooruit kan bepalen, wie er toe zullen behooren, eene blijvende com missie zullen uitmaken. Eene zoodanige, die niet alleen den voorbereidenden arbeid begint, maar, ook na het eindigen daarvan, als handelend en uit voerend optreedt. Wordt er eene interimaire commissie benoemd, dan be- teekent zulks, dat deze na volbrachten arbeid naar huis gaat, wanneer de zaak, als ik het zoo noemen mag, op stelten is gezet, en aan anderen over laat om er gang in te brengen. Worden er andere leden benoemd voorde commissie van uitvoering, dan acht ik voor deze de taak nog veel moeie- lijker. Het kan niet in het belang van zulk eene omvattende handeling zijn, om oningewijd in den geest, die bij den voorbereidenden arbeid heeft voorgezetenhaar te aanvaarden en uit te voeren. De Voorzitter. Als de commissie de zaak op zich neemt, zal zij hare taak wel niet neerleggenvóór zij overtuigd zijdat het beheer in andere handen kan overgaan. De heer Eigeman. Uit hetgeen door u is gezegdmijnheer de Voorzitter, mag ik opmakendat het de bedoeling is dat de voorbereidende commis sie, na het in werking treden van het nieuwe reglement, een tijdlang hande lend zal voortwerkenen kan ik daarom vrede hebben met het voorstel door u aangegeven. De heer Buys. Tk geef den heer Eigeman gaarne toe, dat als er heeren te vinden zijn, die nu reeds een definitief mandaat willen aannemen, dit op zich zelf zeer wenschelijk zoude wezen, maar ik twijfel er aan, of die nu reeds zoo gemakkelijk te vinden zijn. Daarenboven, wordt eenmaal het 21

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 1