dat het angeplempte aan de noordzijde van de brug worde beschoeid of
bekaad
dat de loodregte afstand tusschen dit gedeelte en den tegenoverliggenden
oever minstens 20 meter bedrage op de hoogte van 0.50 meter onder AP.;
dat de diepte tusschen de wederzijdsche oevers zij 3 meter onder AP.
en dat aan de nieuwe brug eene wijdte tusschen de landhoofden aan de
noordzijde worde gegeven van 16 meter in twee openingen.
Het rapport van de Commissie van Fabricage en de teekening gaan
hierbij terug.
Dijkgraaf en Hoogheemraden van Bijnland,
De Clekcq,, Dijkgraaf.
W. G. Pe Bruyn Kops, Secretaris.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 81. Leiden, 16 Maart 1874.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de afwijzende
adviezen van Burgemeester en Wethouders betrekkelijk de adressen van den
schipper De Munck, om vrijstelling van de betaling van gabelgeld aan de
Delftsche trekvaart en van den heer Van Oordt, ter bekoming in eigendom
van grond buiten de voormalige Wittepoort.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 88. Leiden2 April 1874.
Ten aanzien van het adres van den heer H. Veefkind Hz. ter bekoming
in gebruik van grond in het voormalig Huigstraatje nabij de Langegracht,
nemen wij de vrijheid te verwijzen naar het hierbij overgelegd rapport der
Commissie van Fabricage, waarbij de zaak, ook in verband met de vroegere
beschikkingen waarbij aan de heeren H. Veefkind en Zoon gemeentegrond
in gebruik is gegevengenoegzaam wordt toegelicht.
Wij vinden alzoo geen bezwaar u in overweging te geven om overeen
komstig het advies der Commissie te besluiten, met uitzondering evenwel
wat de voorgestelde recognitie betreft. De Commissie wenscht namelijk den
grond uit te geven tegen denzelfden prijs als geschied is krachtens de
beslissing van 8 November 1804 en de recognitie bepaald te zien op
ƒ7.45 'sjaars, alzoo op ƒ0.06 per centiare. Vermits evenwel in den laat-
sten tijd bij den afstand van grond eene verkoopwaarde van ƒ5 per centi
are is aangenomen, zal, onzes inziens, ook in het onderwerpelijk geval die
maatstaf moeten worden gevolgd en de jaarlijksche recognitie behooren te
worden bepaald op ƒ24.50 voor de gevaaagde 123 centiaren.
Mocht uwe vergadering zich hiermede kunnen vereenigen dan zoude de
koopprijs van den thans aangevraagden grond moeten worden vastgesteld
op ƒ615 en van de krachtens beschikking van 8 November 1804 in gebruik
gegeven grondgroot 240 centiaren met het oog op de destijds vastgestelde
recognitie van ƒ14.56, op ƒ363.75.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Kaad der gemeente Leiden.
De ondergeteekende Hendrik Veefkind Hz. alhier richt met verschuldigden
eerbied tot den Baad der gemeente Leiden het verzoek dat hem in gebruik
worde afgestaan een gedeelte groot 1 are 23 centiaren van het op bijgaand
plan en extract-kadaster aangewezen erf, bij het kadaster bekend als Sectie
B, n°. 657, uitmakende een deel van den grond van het voormalig Huig
straatje en zulks op gelijke voorwaarden als waaropbij raadsbesluit dd.
20 Augustus 1868, een deel van den vestwal aan de firma H. Veefkind en
Zoon is afgestaan
Leiden, 18 Maart 1874. H. Veefkind.
Leiden, 25 Maart 1874.
Bij beschikking van 20 Februari 1823 is aan H. Veefkind toegestaan
het Huigstraatje, op de Langegracht bij de Oostdwersgrachtbij het ka
daster bekend onder Sectie B, n°. 657 ter grootte van 168 centiaren,
gedurende den avond en nacht, ter beveiliging zijner eigendommen af te
sluiten met een hek, op de diepte van 21 voeten van de Langegracht,
mits dit op zijne kosten te stellen en onderhouden, de wijdte der deur
niet minder dan 4 voeten en deze gedurende den dag geopend zij."
Naar aanleiding van een ingekomen request van H. Veefkind Hz. waarbij
het gebruik van dat afgesloten gedeelte worde gevraagd op gelijken voet
als hem bij raadsbesluit van 20 Augustus 1868 een deel van den Vestwal
aan de overzijde van de Binnenvestgracht ten gebruike is afgestaanheeft
eene plaatselijke opneming plaats gehad, waarbij gebleken is, dat het be
doelde afgesloten gedeelte van het Huigstraatje is getrokken bij den tuin
van zijn woonhuis, waaraan bereids verbonden was een gedeelte van de straat
langs de oostzijde van de Oostdwersgracht dat aan 11. Veefkind en Zoon,
precario en tot kennelijk wederopzeggen is afgestaan, bij beschikking van 8
November 1804, om tot tuin te Worden aangelegd.
De Commissie van Fabricage heeft tegen de inwilliging van 's requestrants
verzoek geen bezwaar, mits dan ook voor den nieuwen afstand dezelfde be
palingen worden toegepast als tot heden gelden, ten aanzien van deD ge-
annexeerden grond der Oostdwersgracht, waarmede het met den tusschen-
liggenden tuin nu reeds één geheel uitmaakt en niet daarvan worde afge
weken door de toepassing van het raadsbesluit van 20 Augustus 1868.
De Commissie heeft derhalve de eer voor te stellendat aan Hendrik
Veefkind Hendrikszoon precario en tot kennelijk wederopzeggen toe in
gebruik worde afgestaan
een noordelijk gedeelte groot 123 centiaren van het perceel bij het
kadaster bekend onder Sectie B n°. 657 onder de volgende voorwaarden als
1°. dat dit gedeelte van het Huigstraatje wordt afgescheiden door een
bekwamen muur, met vergunning daarin zoo noodig een deurkozijn te
plaatsen
2°. dat het overig gedeelte van het Huigstraatje blijft behooren tot de
openbare straat;
6°. dat voor het gebruik van den grond, in gelijke verhouding als bij
raadsbesluit van 8 November 1804 voor 240 centiaren een recognitie van
ƒ14.55 'sjaars wordt betaald, de recognitie van 123 centiaren wordt be
paald op ƒ7.45 'sjaars.
4°. dat de eigendom van de gronden tot tuin aangelegd en in het geheel
363 centiaren groot, kan worden verkregen tegen een koopprijs, gelijk
staande met het 25 malig bedrag der beide recognitiën of ƒ550.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Fabricage, enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DBaBBE.