wijzers of onderwijzeressen der tweede klasse 20 hulponderwijzers ot hulp
onderwijzeressen en 24 kweekelingenzoodat het personeel vermeerderd zal
moeten worden met 1 onderwijzer of onderwijzeres der eerste en 5 der
tweede klasse8 hulponderwijzers of onderwijzeressen en 6 kweekelingen.
De kosten van deze vermeerdering de jaarwedde op het minimum be
rekend bedragen voor 1 onderwijzer der eerste klasse 700
5 onderwijzers der tweede klasse a ƒ600 3000
8 hulponderwijzers a ƒ450 3600
6 kweekelingen a ƒ80480
f 7780
In de plaats van den hoofdonderwijzer der tusschenschool, wiens jaarwedde
is vastgesteld op 1200, moeten verder worden aangesteld een hoofdonder
wijzer op eene jaarwedde van ƒ1500, en eene hoofdonderwijzeres op eene
jaarwedde van ƒ1300, hetgeen een verschil maakt van 1600, vermeerderd
met 300 wegens vergoeding voor huishuur.
Voor sehoolbehoeftenvuur en licht en schoonhouden van het lokaal kan
eene meerdere uitgave van 500 worden geraamd, terwijl eindelijk in reke
ning moet worden gebracht het teeken- en gymnastiek-onderwijs. Thans
wordt aan elk der beide scholen der 2de klasse in beide vakken 6 uren
's weeks onderwijs gegeven, en moet dit onderwijs op de tusschenschool vol
gens de verordening door het hulppersoneel worden verstrekt. Het ligt in
den aard der zaak dat aan de tegenwoordige onderwijzers niet kan worden
opgedragen 12 uren per week meer les te geven dan thans zoodat daarin op
andere wijze zoude moeten worden voorzien, waarvoor eene uitgave van 1200
moet worden in rekening gebracht. Eindelijk zullen de toelagen voor het
geven van onderwijs in een der vakken genoemd onder letter h en l van
art. 1 der wet moeten worden vermeerderdwaarvoor 400 kan worden
uitgetrokken.
De vermeerdering bedraagt alzoo:
hoofdonderwijzer1600
toelage woning300
hulppersoneel 7780
toelagen acten400
sehoolbehoeften500
teeken- en gymnastiekonderwijs1200
Totaal 11780
Wij brengen hierbij niet in rekening de kosten voor het bouwen van een
of twee nieuwe schoollokalen, onderstellende dat bij aanneming van het
voorstel der schoolautoriteitcnde beide scholen gevestigd zullen worden in
het Nosocomium.
Niet uit het oog mag evenwel worden verloren, dat ook, in geval het
plan tot oprichting van eene tusschenschool mocht worden gehandhaafd,
eene uitbreiding van het hulppersoneelmet het oog op de vermeerdering
der leerlingen en de daardoor noodig geworden splitsing van klassen drin
gend wordt gevorderd. In de vergadering van 19 Maart jl. werd dan ook
reeds besloten dat het aantal hulponderwijzers op de jongensschool der 2de
klasse met één op eene jaarwedde van 450 zou worden vermeerderd.
Vermoedelijk zullen bovendien nog benoodigd zijn hoogstens 3 onderwijzers
of onderwijzeressen der tweede klasse a 600 f 1800
en 6 hulponderwijzers of hulponderwijzeressen a 450 2700
Te zamen 4500,
vermeerderd met 200 voor toelagen wegens actenmaakt ƒ4700. Dit
bedrag in mindering gebracht op de bovenvermelde som van ƒ11780 geeft
eene meerdere uitgave aan de oprichting van 2 nieuwe scholen verbonden
van ƒ7080 per jaar, waarvan moet worden afgetrokken een bedrag van ƒ450 voor
den krachtens bovenaangehaald raadsbesluit van 19 Maart 11. aan te stellen
hulponderwijzer, zoodat het verschil dan wordt ƒ6630.
Hoezeer nu ook het door de schoolautoriteiten voorgesteld plan uit een paeda-
gogisch oogpunt aanbevelenswaardig moge wezen zijn wij evenwel huiverig tot
een maatregel te adviseeren welke eene zoodanige vermeerdering van uitgaven
tengevolge moet hebben, en wij blijven de oprichting van eene tusschenschool
wenschelijk achten, niettegenstaande het aantal leerlingen, hetwelk die school
zal bezoeken, sedert het besluit tot hare oprichting werd genomen, met
een 50 a 60-tal is vermeerderd. Bovendien gelooven wij niet dat in
de eerste jaren een noemenswaardige aanwas is te verwachtennu geene
opheffing van bijzondere scholen meer kan worden te gemoet gezien, en
zal, naar het ons voorkomt, de taak voor éénen hoofdonderwijzer niet te
zwaar worden wanneer deze door een voldoend hulppersoneel wordt bijge
staan. Mocht zulks evenwel later blijken inderdaad het geval te zijn, dan
zoude aan dat bezwaar kunnen worden te gekomen door een diergelijk be
sluit als onlangs genomen is ten aanzien van de meisjesschool der 1ste
klasse, met name door aan een der onderwijzers het toezicht op te dra
gen over den gang van het onderwijs op eene of meerdere klassen. In
allen gevalle zijn de uitgaven aan de stichting van twee nieuwe scholen zoo
aanzienlijkdat de financieele krachten der gemeente niet toelaten aan het
plan uitvoering te gevenzoodat wij vermeenen u de aanneming van het
voorstel te moeten ontraden.
Overigens kunnen wij medcdeelen dat in do gegeven omstandigheden ons
voorstel om de jongensschool op dc Aalmarkt te vergrooteunu het blijkt
dat deze naar het lokaal op de Breêstraat kan worden verplaatst, als ver
vallen moet worden beschouwd, waardoor eene uitgave van ƒ12000 kan
worden bespaard. De school van mejuffrouw Jesse telt thans 297 en die
van den heer Van Wijk 330 leerlingen. Wanneer de leerlingen van 6
tot 9 jaren deze scholen zullen hebben verlatendan zal de eerstge
noemde school bevatten 170 en de laatstgenoemde 200 leerlingen en zullen
alzoo de lokalen öp de Aalmarkt en op het Pieterskerkhof respectievelijk
voor deze scholen voldoende ruimte opleveren. Mocht dan verder ons plan
om de achterlokalen van het Nosocomium tot tusschenschool in te richten
door uwe vergadering worden goedgekeurddan zal de geheele reorganisatie
van dit gedeelte van het onderwijs zonder eenige verbouwing of aanbouw,
en bovendien zoude de minste vertraging kunnen plaats hebben.
Nu verder is gebleken dat meerdere lokalen voor de tusschenschool
zullen moeten worden ingericht en ten einde zooveel mogelijk aan de be
zwaren van de schoolautoriteiten tegen het Nosocomium wat het licht betreft
te gemoet te komcu waarin, gelijk boven werd medegedeeld door de plaatsing
van twee lichtramen kan worden voorzien, zal de op de begrooting uitge
trokken som van 2000 met 1000 moeten worden verhoogd, zullende
alzoo voor een bedrag van ƒ3000 aan alle redelijke eischen kunnen worden
voldaan.
Wij stellen u alsnu voor om te besluiten:
1°. dat de tusschenschool zal worden opgericht in de beneden- en boven
lokalen van het achtergedeelte van het voormalig Nosocomium op de
Oude Vest;
2°. dat de jongensschool der 1ste klasse wordt geplaatst in het school
lokaal op de Breestraat en de meisjesschool der 2de klasse in het school
lokaal op de Aalmarkt;
3°. tot vaststelling van den hiernevens overgelegden suppletoiren staat,
strekkende tot verhooging der begrooting voor dit jaar met 1000, in uit
gaaf van Hoofdstuk VII, art. 14, volgn. 126, Kosten van aan-en verbouw
van schoollokalen en in ontvangst van Hoofdstuk V, art. 4, volgn. 44,
Verkoop van Inschrijvingen op het Grootboek, onder bepaling dat gedurende
25 jaren 1/25 gedeelte telken jare in de gemeentekas zal worden terugge
bracht hetzij door aankoop van Inschrijving, hetzij door aflossing van schuld;
4°. aan ons College op te dragen na overleg met den Schoolopziener en
de Plaatselij ke Schoolcommissie een nader voorstel te doen tot vermeerdering,
zooveel noodig van het hulppersoneel aan de scholen bedoeld onder litt. c
van Art. 2 der Verordening van 25 April 1872, bepalende het getal der
openbare lagere scholen enz.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 21 Maart 1874.
In gevolge uw verzoek heb ik de geschiktheid der bedoelde lokalen in
het voormalig Nosocomium voor de inrichting der tusschenschool onderzocht
en heb de eer u daaromtrent het volgende te berichten:
De lokalen AB en C ontvangen licht uit kleine hooge ramenA daar
enboven uit drie vensters op die speelplaats uitziende. Dat licht is in B
geheel onvoldoende, in C gebrekkig, in A nauwelijks toereikende. Ik heb
mij hiervan zelf meer dan eens overtuigden van mej. Tiemeyerdie nu
een jaar lang in deze lokalen met hare bewaarschool is gevestigd, heb ik
berichten ontvangen daarmede geheel overeenstemmende. In de donkere
winterdagen zijn althans de lokalen B en C voor eene school onbruikbaar
en eveneens in den zomerdaar dan het licht der bovenramen geheel onder
schept wordt door de hooge boomen in den tuin van den heer Groeneveld.
En dit is m. i. niet te verbeteren. Al vergroot men de ramende boomen
en de hooge tuinmuur blijven het licht benemen, terwijl men van geene
andere zijde meer licht kan aanbrengen. Van waar vooral in locaaal B eeuig
licht zou kunnen vallen op de borden onder de hooge ramen geplaatst, is
raadselachtig.
Omtrent lokaal D geldt dit niet; daar is licht genoeg, en ook vond ik
er thans niet meer die onaangename lucht, die er tot voor een paar maan
den steeds merkbaar was. Doch in al de lokalen heeft men, bij eenigszins
sterken wind, veel last van tocht, welke zelfs door vernieuwing van ramen
en verbetering van sluiting der deuren bezwaarlijk schijnt te kunnen worden
weggenomen.
Ziedaar mijne bevindingen wat de lokalen zelve betreft. Nu kwam de
vraag, hoe de leerlingen in deze lokalen zouden te plaatsen zijn. Ik heb
daarover geconfereerd met mej. Jesse en den heer Van Wijk en inlichtin
gen gekregendie ik zelf niet verwachtte. De drie laagste klassen van de
twee scholen 2de kl. tellen thans 260 leerlingen. De 4 lokalen in het
Nosocomium kunnen slechts 220 leerlingen bevatten. Men zou lokaal D
misschien kunnen vergrooten met het vertrek voor den hoofdonderwijzer be
stemd, en zoo voor 24 leerlingen plaats winnen. Om de mogelijkheid eener
klassenverdeeling te verkrijgenzou de muur tusschen lokaal B en C moeten
wegvallen. Doch ook dan nog zou men geeu voldoende ruimte hebben.
Want de maat van 75 a 80 decim. voor eiken leerling in het rapport
van den heer gemeente-architect als regel aangegeven, is te laag, zooals
de ondervinding geleerd heeft, en door Gedep. Staten wordt als minimum
voor scholen met subsidie gebouwd 85 decim. voorgeschreven. Ook de
hoogte 4.15 M. is nog 0.35 M. beneden het minimam van Gedep. Staten.
Het argument in genoemd rapport bijgebracht, dat op de jongensschool
lste kl. voor eiken leerling tegenwoordig slechts 78 decim. ruimte is,
met eene hoogte van 4.35 M.bewijst alleen dat dit lokaal voor het aantal
leerlingen te klein is geworden.
Uit het bovenstaande zal u reeds voldoende gebleken zijn, dat ik deze
lokalen voor eene school onbruikbaar acht, daar zij niet voldoen aan de
twee eerste vereischten ruimte en licht. Ook omtrent de bovenlokalen is
mijne meening ongunstig, hoewel daar het licht beter is en nog kan ver
beterd worden. Doch daartegenover staat de hooge trap, die voor de jonge
kinderen, voor welke deze school bestemd i3, een groot bezwaar zal ople
veren, terwijl ook hier, zoover ik heb kunnen nagaan, geen voldoende
ruimte is.
Mijne vroegere meening, dat het lokaal der jongensschool lste kl. groot
genoeg zou zijn voor de tusschenschool en dat het dus raadzaam was, deze
aldaar te vestigen en eene nieuwe jongensschool lste kl. te bouwen, isnu
het getal leerlingen tot 260 is gestegen, niet langer te verdedigen.
Overigens zijn ondertusschen bij mij tegen de stichting cener tusschen
school gewichtige bedenkingen gerezendie ik de eer zal hebben u bij af
zonderlijk missive mede te deelen.
Aan Heercn Burgemeester en Wet- De Schoolopziener in het 3de
houders der gemeente Leiden. district van Zuid-Holland
M. J. De Goeje.
Leiden, 23 Maart 1874.
In mijne missive van 5 Juni 1871, n". 808, vestigde ik uwe aandacht
op het onhoudbare van den toestand der twee scholen 2e kl. en stelde u
verschillende oplossingen voor, van welke ik meende u de stichting eener
voorbereidende school te moeten aanbevelen. Het doel, dat ik met de
stichting dier school beoogde, was u bekend. Zij zou op de minst kostbare
wijze in de toen bestaande behoefte voorzien. Doch 'twas een tijdelijke
maatregel. Mocht het getal leerlingen blijven klimmen, dan zou later eene
vierde school gesticht worden en men twee meisjes- en twee jongensscholen
hebbentenzij de ondervinding mocht geleerd hebbendat betvstelsel eener