hebben, b. v.in die van de Lijsbeth steeg; maar beter is bet stellig, zoo als door Burgemeester en Wethouders is voorgesteld te handelen. Ik geloof, dat men dus moet volharden bij het verlangen om beerputten aan te leg gen, welke geregeld geledigd worden, en moet verbieden, bij het bouwen van nieuwe woningenhet doen wegvloeien der faecale stoffen in de stads grachten. De hrer Buys. Ik zal mij niet uitlaten over de quaestie of de beerputten waterdicht zijn, want daartoe ben ik niet bevoegd; maar ik wensch terug te komen op betgeen door de adressanten wordt verlangd. Ik waardeer zeer de goede bedoelingen van de Commissie van Fabricage en ben het geheel met haar eens dat als wij hier, door aan den afstand van grond voorwaarden te verbinden, werkelijk verbeteringen kunnen invoeren, wij die voorwaarden ook stellen moeten. Maar geldt het hier wel eene verbetering? Ik twijfel er sterk aan. Wanneer de riolen van 300 of 400 huizen in het vestwater uitloozenwat doet het dan af, dat die uitloozing voor 10 of 12 huizen wordt afgesloten? Het water blijft even onrein en naast dit onreine water krijgt men nu nog de onreinheid, welke het bestaan van beerputten met zich brengt. Ik ben zeer voor de tweede voorwaarde, welke de eigenaars verplicht om, wanneer immer in deze buurt het Liernurstelsel wordt toegepast, zeiven de kosten te betalen welke in bunne huizen uit die toepassing zullen voortvloeien; maar verder zou ik niet willen gaan. Ik zie niet in, waarom aan de adressanten een last zou moeten worden opgelegd, welke voor de gemeente geen enkel voordeel kan opleveren. De beer Stoffels. In bet rapport der Commissie van Fabricage is ook gezegd, dat, als het Liernur-stelsel kon worden toegepast, dit zeer zeker het meest wenschelijk ware. Maar aangezien dat nog zeef verre af is, is het toch voorshands wenschelijk nu eens een begifl te maken met het uitloozen te doen ophouden. En of men door het bewaren dier vloeistoffen in de Dolhuisgracht aan de bewoners eenen grooten dienst zou doenmeen ik te mogen betwijfelen. De heer Van Wensen. Mag ik daarbij opmerken dat de Commissie van Fabricage voor het vervolg wenschte als principe vastgesteld te zien dat, waar nieuwe huizen gebouwd worden, zooveel mogelijk die maatregelen zullen worden toegepast die kunnen bijdragen £ot de openbare gezondheid. In den Haag betreurt men zeer niet op gelijke wijze van dat beginsel te zijn uitgegaan, zooals onlangs oris nog door den directeur van bet compost- en reinigingsstelsel aldaar wierd medegedeeld. De heer Buys. Als het voorgestelde werkelijk eene verbetering was, zou ik er Volkomen mede instemmen maar juist dat betwist ik; zoolang men de bewoners van de Oude Vest niet kan verplichten te doen wat men bier aan de adressanten wil opleggenhebben wij van die opgelegde verplichting voor de openbare gezondheid geen enkel voordeel te wachten. De heer Van Heukelom. Ik gelool, dat de Commissie van Fabricage zicb volkomen illusiën maakt, wanneer zij meent, dat die beerputter) geheel aan het doel zullen beantwoorden. Naar ik vrees moet men verwach ten dat die cementbakken wel deugdelijk vochten zullen doorlatenniet omdat die bakken lek zouden zijn, maar omdat er volgens eene zeer bekende natuurwet verplaatsing van vloeistoffen door de poreuse wanden heen van binnen naar buiten en van buiten naar binnen zal plaats vinden en langs dien weg zal de grond toch eindelijk doortrokken worden. De heer Krantz, Ik ondersteun bet verzoek door de Bouwvereeniging gedaan, op de gronden reeds door andere leden aangevoerd. Ik geloof ook niet dat er spoedig een rioolstelsel beter als bet bestaande zal ingevoerd worden. Doordien er aanvoer en afvoer van water in deze gemeente bestaat, kan bet water in de grachten voldoende helder gehouden worden. De zorgen daaraan in de laatste jaren vooral in de zomermaanden, besteedhebben het bewijs geleverd. De Voorzitter. Men beweert dat het niet wenschelijk is dergelijke voorwaarden te stellenzoolang nog niet is uitgemaakt welk stelsel van rioleering in deze gemeente zal worden aangenomen. Maar, Mijne Heeren, wil men inderdaad daarop wachten en bij aanbouw van nieuwe buurten steeds de faecaliën langs de tiude riolen laten heenvloeien, dan zal de ellendige toestand, waarover men zoo terecht klaagt, nog jaren lang blijven beslaan. Burgemeester en Wethouders willen bij elke gelegenheid die zich aanbiedt den toestand trachten te verbeteren. Zij stellen u dan ook daarom voor cement-beerputten zonder overstorting. De Commissie van Fabricage stelt hetzelfde voor, maar met overstorting in het riool van de Lijsbethsteeg. Dit nu verlangen Burgemeester en Wethouders niet; want hoe zal dan de toe stand worden? De schadelijke bestanddeelen der faecaliën zullen uitvloeien in bet bedoelde riool, dat misschien reeds twee honderd jaren oud is, en daar in den ganscben omtrek den grond infecteeren, alvorens zij de Oude Vest zullen bereikt hebben. Verlangt men dus beerputten met uitstorting in riolen, welnu, men legge voor die buurt dan een nieuw riool aan, dat zich in de Oude Vest uitstort. Het voorstel van Burgemeester en Wet houders strekt om beerputten te maken die van tijd tot tijd geledigd moeten worden. Alles hangt dus hier af van het aanleggen en voorzien dier putten en in hoeverre de bedoelde cementputten waterdicht kunnen zijn. Dat de bestaande riolen den grond hebben bedorven en nog steeds bedervenhieraan zal wel niemand twijfelen. Laten wij dus dien toestand nog niet erger maken dan bij reeds is. De heer Van Outer en. De heer Le Poole zal liet beter weten dan ik het mij herinner, dat, toen ook door bem grond ter bebouwing aan den Vestwal was aangevraagd de wijze van rioleering voor de te bouwen huizen i9 besproken. Ik meen vrij zeker dat destijds aan bedoelden afstand de voorwaarde werd verbonden dat geene riolen in de wateren der gemeente zouden uitmonden en dat bepaald is voorgeschreven dat in de verzameling der faecaliën door een beerput zou worden voorzien. Voor mij zijn er geene redenen nu anders te bepalen. De heer Le Poole. Hetgeen de heer Vao Outeren aanvoert, is volkomen waaren ik zou ook daarom wenschen dat men ten deze van een vast be ginsel uitging. Waarom zou men den één uitdrukkelijk opleggen het plaatsen van een beerput, en den Bnder niet? Daarom geloof ik, dat de Commissie van Fabricage terecht in haar rapport van de Bouwvereeniging heeft gevor derd bet maken van beerputten in de tuinen of achterplaatsen met uitstorting der vloeibare stoffen in een riool van de Lijsbethsteeg of in dat van de Dol- buisgracht. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders wilden meer. Plet komt hun voor, dat door een beerput met overstorting het kwaad nog niet is weggenomen. Want wat blijft er dan gemeenlijk over? Wat bijna alle quinte9senz verloren heeftterwijl de schadelijke bestanddeelen in casu in de zeer oude riolen uitstorten. Het is daarom aan Burgemeester en Wethouders wensche lijk voorgekomen nog verder te gaan en geene overstorting toe te laten, maar te vorderen, dat de beerputten van tijd tot tijd worden geledigd. Daar door zijn de nadeelen weggenomen, die aan het overstorten zijti verbonden. De heer Veefkind. Dan spijt bet mij dat Burgemeester en WTethouder» in dit geval nog niet een stap verder zijn gegaan, door eenvoudig te bepnlen dat geene faecaliën in de stadsriolen of stadsgrachten mogen uitloopen, zonder daaraan verder eenig voorschrift te verbinden. Het is toch uit de discussie gebleken dat wij niet eens met zekerheid weten of ons voorschrift wel deugt. Mij dunkt dat de zaak dan even goed aan de Bouwvereeniging kon worden overgelaten. Wat zou er tegen zijn wanneer b. v. die Vereeniging besloot eens eene proef te nemen met het tonnenstelseldat zich ook op kleine schaal zeer goed laat toepassen en waartoe de ligging dier woningenallen van tuinen voorzienhaar zeer geschikt maakt? De beer Stoffels. Als de Bouwvereeniging maar in de verle had aangegeven, dat zij het tonnenstelsel wilde, dat ware iets anders. Maar zij wilde juist het omgekeerde; zij verlangt riolen. De heer Veefkind. Ik herhaal dat ik voor mij er niets geen bezwaar in zou zien om overigens de Leidsche Bouwvereeniging geheel vrij te laten. De Voorzitter. Als het voorstel van Burgemeester en Wethouders aangenomen wordt en de Bouwvereeniging zou bet tonnenstelsel willen aan wenden dan zal niets haar beletten zich tot uwe vergadering te wenden met het verzoek op die buurt dat stelsel te mogen toepassen. Verlangt nog iemand over deze zaak bet woord, of wen9cbt ook eender leden daaromtrent een voorstel te doen? De heer Buys. Ik wensch eenvoudig de eerste voorwaarde weg te laten. De beer Dercksf.n. Ik moet mijne bevreemding te kennen geven, dat in het rapport van de Commissie van Fabricage in den aanhef wordt voor opgezet, dat de grond bereids aan de Bouwvereeniging afgestaan is, terwijl uit het slot schijnt te blijken dat een voorstel daartoe strekkende wordt gedaan. De Voorzitter. In beginsel is zeer zeker reeds het besluit genomen tot dien afstandal is liet besluit zelf dan ook nog niet bepaald geformu leerd geweest en ter goedkeuring opgezonden aan Gedeputeerde Staten. De beer Dercksen. Ik heb toen tegen gestemd, en ik zal ook nu tegen moeten stemmen. Dus als nu besloten wordt bet verzoek niet toe te staan, vervalt het raadsbesluit van 20 November 1873. Voor mij blijft de zaak natuurlijk nu zoo ais toen. Ik bad tegen den kosteloozen afstand van grond en heb dit nog. De Voorzitter. Het is nog niet bepaald aangenomen. De heer Goudsmit. Tk heb eene kleine bedenking. Ik heb de gemeen tewet niet voor mijmaar ik meendat er geen afstand mag plaats hebben, dan nadat verklaard is dat de grond niet meer ter openbaren dienst bestemd is. Deze verklaring dient dus vooraf te gaan. Bij de voordracht echter Ï9 de orde omgekeerd. De Voorzitter. Dat geschiedt bier sioiul et seniel. De heer Goudsmit. Dat is juist wat niet goed is. De heer Buys zal zich misschien de letterlijke bewoordingen van art. 230 der gemeentewet herinneren. De Voorzitter. Ik zal dan met die wijzigingdat voorafga de verkla ring dat de grond niet mper ten openbaren dienst bestemd is, den afstand van den grond in rondvraag brengen. Het voorstel daartoe wordt aangenomen met 21 stemmen tegen 1, die van den heer Dercksen. De Voorzitter. Nu komt in aanmerking de eerste voorwaarde, welke de beer Buys had voorgesteld weg te laten. Heelt de heer Buys daartoe niet een amendement voorgesteld P De beer Buys. Ik zal eenvoudig tegen stemmen. De beer Seelig. Ik geloof, dat tegen die geheele weglating, zonder meer, bedenking zou bestaan; want als onder de voorwaarden van bebou wing nergens iets gesproken wordt van rioleering, en men zegt: bouw vol gens de aanwijzing der Commissie van Fabricage dan ligt daarin opgeslo ten dat er tocb beerputten zullen worden aangelegdzoodat dan het doel van den heer Buys niet wordt bereikt. Als het bouwen moet geschieden volgens aanwijzing van de Commissie van Fabricage, is de Zaak aan deze overgelatenen zij zou daarbij uit den aard der zaak onder de bepaulde eischen stellen de door haar voorgestelde beerputtenalthans indien de Baad niet positief anders beslist. De beer Le Pooie. Alhoewel ik voor het leggen van beerputten ben als beginsel, ben ik het toch met den beer Seelig niet eens, wanneer die ge achte spreker meent dat menals de eerste voorwaarde van het rapport van Burgemeester en Wethouders niet mocht worden aangenomen, toch bij de Commissie van Fabricage zal moeten te berde komenwant ik moet hem wijzen op art. 208 der algemeene policie-verordenrngluidende: Al wie in zijn huis tot het maken van riolen«keldersputten, waterbakken of der gelijke werken den grond laat opgravên moet daarbij de bevelen volgen hem door rooimeesters in liet algemeen belang of in dat der belendende ge bouwen gegeven behoudens beroep op Burgemeester en Wethouders." Uit dit artikel blijkt dus dat bij het aanleggen van riolen en particuliere huizen bet niet de Commissie van Fabricage is die de controle uitoefent, maar de rooimeestersen dat er van hunne beslissing beroep open staat op Burge meester en Wethouders. De beer Gotjdsmit. Ik zou den beer Buys willen in overweging geven om ook voor te stellen de weglating der woorden«overeenkomstig de in gediende plannen, met inachtneming van de door of van wege de Commissie van Fabricage aan te geven wijzigingen." Dan heeft men niet te maken met de Commissie van Fabricageen blijft de bepaling van de algemeene politie-verordening in haar geheel. De heer Buys. Ik vrees volstrekt niet dat als de Raad de voorwaarde schrapt, welke den aanleg beveelt van beerputten, de Commissie van Fabri cage toch die voorwaarde zou kunnen opleggen. Haar vrijheid reikt niet zoo ver, dat zij de besluiten van den Raad zou kunnen ter zijde stellen. De heer Goudsmit. Neen, dat is het geval niet; maar de bedoeling van den beer Seelig is eene andere en daarom wilde ik de woordendoor mij aangehaald weglaten. De Voorzitter. Ik heb daartegen bedenking; want de aanwijzing door de Commissie van Fabricage geldt niet alleen de riolen, maar den gcheelèn bouw.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 5