Niemand Leeft daar ooit aan gedacht, inuar dut daarvoor ook geen gevaar j bestaat wordt betvezen door het feit, dat zeer vele der tegenwoordige docen ten hun zoogenaamden vrijen tijd nog besteden aan het geven van privaat onderwijs, sommige zelfs in eeuc bewonderenswaardige mate! Ik voor mij heb daartegen geen bezwaar, maar ik releveer het slechts om aan te toonen dat men met de 24 uren 's weeks nog verre af is van overwerken en af tobben. Maar hoe dit zij, de gemeente, die de docenten aanstelt en betaalt, heeft recht van die ambtenaren arbeid naar loon te verlangenen of die arbeid nu ten nutte komt van gymnasium en hoogere burgerschool alleen of van die inrichtingen in combinatie met het lager onderwijs, i9 in mijne oogen tamelijk hetzelfde en moet zulks voor een goed gezind ambtenaar eveneens zijn. Ik ondersteun dus op al deze gronden het voorstel van den heer Buys van ganscher harte. De Voorzitter. Ik heb met genoegen van den vorigen spreker ge hoorddat hij in de gecombineerde Commissie naar overtuiging gestemd, maar alleen .gestaan heeft. Een bewijs genoeg dat bij haar ook nimmer van eeue voorwaarde sprake was. Zijne voorname vraag is, dat als er toch bepaald was, dat de leeraren alleen onderwijs zouden geven in de hoogste klasse voor meisjes op de school van juffrouw Renssenwat het er dan toe doet of men hun onderwijs ook elders zou inroepen. Het komt mij voordat dit er veel toe doetwant er werd alleen bedoeld eene be paalde school; het voorstel van den heer Buys, om hun onderwijs ook voor het lager onderwijs in te roependat gaat te ver. Tegen zulk een voorstel moet ik mij bepaald verklaren. liet bedreigt ons hooger en mid delbaar onderwijs. De heer Van Heükelom. Ik hoor zoo breed uitweiden over de schade die het hooger en middelbaar" onderwijs zouden ondervinden van de voorge stelde combinatie. Ik zou toch wel eens willen vernemen waarin die schade kan bestaan. Hoe kunnen het hooger en middelbaar onderwijs schade lijden van het geven van eenige uren les op inrichtingen van lager onderwijs? Dat blijft mij een raadsel! De heer Goudsmit. Ik zal daarop alleen antwoordendat het lager en middelbaar onderwijs in aard en karakter geheel verschillen. Maar bovendien, bij de benoeming van de docenten aan onze middelbare scholen zijn volstrekt geen uren vastgesteld. Wij hebben alzoo het recht deze te bepalen en bun zoo noodig meerdere uren op te leggen. Maar het is iets geheel anders hen te verplichten lessen te geven op andere scholen niet met liet gymnasium of hoogere burgerschool homogeen. Wij kunnen hen niet noodzaken te springen van de-hoogere burgerschool of van het gym nasium naar de vormschool of eenige andere inrichting voor lager onderwijs. De heer Bijleveld. Ik wensch niet, mijnheer de Voorzitter, de zaak die ons bezig houdt in liet breede te bespreken dit is reeds door andere leden gedaanik wil niet in herhalingen komenmaar acht mij toch, als lid van de vereenigde Commissie, ter motiveering van mijne uit te brengen stem, verplicht lot de verklaring, dat ik van het eerste oogenblik af, dat de quaestie in de vereenigde Commissie ter sprake kwam, mij tegen eene vermenging, als men in deze zaak op liet oog beeft, verklaard heb; ik wenschte en wenseb nog geheele afscheiding. Reeds te veel is m. i. ge combineerd. Die vereenigingendie in deze vergadering wel eens minder wenscbelijke gemengde huwelijken zijn genoemd, hebben ook naar mijn oordeel een groote schaduwzijde. Ik zal stemmen tegen elke combinatie. De lieer Cock. Daar ik als Curator van het gymnasium ook zitting heb in de gemengde Commissie, wensch ik hier te verklaren, dat ik ook tot de minderheid der Commissie heb behoord op dezelfde gronden als de heer Bijleveld. Derhalve komen mij reeds de 3 urendie de leeraren op de sehool van juffrouw Renssen moeten doorbrengente veel voor. In be ginsel ben ik tegen alle vermenging van de verschillende takken van onder wijs en ik ben uaarbij gedachtig aan een gezegde van ons geacht lidden heer Buys, waarop de vorige spreker reeds heeft gezinspeeld, dat het ge mengd huwelivR tusschen het gymnasium en de hoogere burgerschool niet tot de geluklage behoort. En nu zou men nog meer heterogene bestand- deelen bij efcander willen brengen. Nu zou men nog bij die twee banden een derden |f;and willen voegen. Hiervan zie ik groote raoeielijkheden bij de toepassing voor het ondeiwijs, en vooral bij de benoemingen, zoo als dit laatst bij die voor de gymnastiek reeds gebleken is. Ik heb vroeger tegen alle vermenging van dienst gestemd en zal dit dan ook nu blijven doen. De heer Verstek. Met hetgeen door de heeren Cock en Bijleveld is aangevoerd, kan ik mij volkomen vereenigen; ook ik ben tegen elke ver menging van het onderwijs, en zal daarom mijne stem aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet kunnen geven. De heer Van Heukelom. Ik hoor, mijnheer de Voorzitter, dat de beide voorgaande sprekers tegen het voorstel zullen stemmenomdat zij reeds de vereeniging bet gemengde huwelijk tusschen gymnasium en hoogere burgerschool afkeuren en er dus tegen zijn om nog .weder een band aan te knoopen met het lager onderwijs. Ook ik deel gedeeltelijk die gevoelens, in zooverre ik niet de minste sympathie gevoel voor dat gemengde huwelijk en niets vuriger verlang dan eene volkomen scheiding van gymnasium en hoogere burgerschoolde belangen van beiden zouden er door gebaat wor den. Maar ik zou die heeren willen vragen ot zij geneigd zijn daartoe de noodige maatregelen te nemen door voor elk dier instellingen (gymnasium hoogere burgerschool, vormschool enz.) afzonderlijke stellen docenten aan te stellenindien zij daartoe bereid zijnzullen zij mij misschien aan hunne zijde zien staandoch ik heb reden te betwijfelen of zij zoo ver zouden willen gaan en in dien stancl van zaken moeten wij de disponibele krachten ten meesten nutte gebruiken en daartoe biedt de aanneming van het voorstel, met inachtneming van de meest mogelijke billijkheid gedaan, ons de gele genheid. De heer Dercksen. Ik ondersteun bet amendement van den heer Buys niet omdat ik meen dat de voorwaarde, waarvan dat geacht medelid gewag maakte, inderdaad is gesteld, maar omdat ik wel gewenscht had dat zij in der tijd gesteld ware. Als ik er aan gedacht had, dan had ik getracht die aan het raadsbesluit, waarbij het getal leeraren werd uitgebreid, te verbin den. Het is echter nog tijd om dat verzuim goed te maken. Daarom zal ik mij nu met het roorstel van den heer Buys vereenigen. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Het voorstel van den heer Buys, in omvraag gebrachtwordt aangenomen met 15 tegen 8 stemmen. Tegen steraden: de heeren Stoffels, Krantz, Cook, Verster, Bijleveld, GoudsmitSuringar en de Voorzitter. II. Benoeming van een Jeeraar voor de Engelsche taal en letterkunde en van een leeraar voor de Hoogduitsche taal en letterkunde aan voormelde instellingen. (Zie Handd. 3, n°. 10.) De heer Veefkisd. Zou het niet beter zijn om, vóór wij tot eene be noeming overgaan de belanghebbenden nader in te lichten omtrent de ge stelde voorwaarden, dan kunnen wij vooraf weten of zij zich daaraan al of niet willen onderwerpen? De Voorzitter. Ik acht dit overbodig en geloof bet beter is dade lijk tot de benoeming over te gaan. De heer Veefkind. Ik wensch alleen den Raad voor een mogelijk échec te behosden en stel daarom voor de benoemingen aan te houden tot dat eerst den belanghebbenden kennis is gegeven van liet zooeven genomen besluit. Dat voorstel wordt voldoende ondersteund. In omvraag gebracht wordt dat voorstel verworpen met la tegen 8 stemmen. Voor stemden: de heeren Hartevelt, Van Wensen, Van Outeren, Van Heukelom, CoekVeefkind, Verster en Buys. De Voorzitter. Ik verzoek alsnu de heeren Juta, Wttewaall en Goud smit met mij het stembureau uit te maken. Tot de stemming overgegaan zijnde wordt benoemd: voor het Engelsch B. C. Brennanvan 's Gravenhagemet 22 stemmen; 1 briefje was in blanco; voor het Duitsch J. Leopold, van Gorinehem, met 22 steramenI briefje was in blanco. De Voorzitter. Thans stel ik voor dat aan Burgemeester en Wethou ders machtiging zal worden verleend om tijdelijk te voorzien in de vacature van een leeraar in de Fransehe taal. Het getal sollicitantendat zich daartoe bad aangemeld, was te gering, om daaruit eene voordracht te doen. Er behoort derhalve eene tijdelijke voorziening plaats te vinden, waartoe mach tiging wordt gevraagd. Die machtiging wordt verleend. III. Benoeming van een hulponderwijzer in de gymnastiek. (Zie Handd. 5, n#. 19.) De heer Hartevelt. Alvorens tot de benoeming worde overgegaan, meen ik te moeten vragen hoe het nu gaan zal met het onderwijs aan particulie ren. Ik geef toe, dat als men den hoofdonderwijzer niet vergunt onderwijs aan particulieren te geven, men dit dan ook moeielijk aan de hulponder wijzers kan veroorloven. Maar ik meen toch te moeten vragen boe het nu gaan zal met de kinderen van die ingezetenen, die van de gemeente scholen geen gebruik maken. Het zal aan den te benoemen hulponderwijzer niet toegestaan zijn bijzonder onderwijs te geven. Moeten dan de kinderen van ouders, die van de gemeentescholen geen gebruik maken, van het onderricht in de gymnastiek verstoken blijven? De Voorzitter. Het is een gevolg van een besluit door den Raad go- nomen. Wat aan den hoofdonderwijzer niet is toegestaan, kan evenmin aan den hulponderwijzer worden vergund. Mocht het blijken dat er be hoefte aan particulier onderwijs in de gymnastiek ontstaat,-dan zal zich wel iemand opdoen, om in die behoefte te voorzien, maar in allen gevalle moeten dan de particuliere krachten werken. Dat is buiten de bemoeiing jan den gemeenteraad. De heer Hartevelt. Ik geef het toedat het bepaald is voor den hoofdonderwijzer. Maar daaruit volgt nog geenszins perse dat het van toepassing is op den hulponderwijzer. De Voorzitter. Als uwe meening opging, dan zou de hulponderwijzer in eene betere positie geraken dan de hoofdonderwijzer. Ik geloof, dat als men ex analogia redeneert, het wel niet anders kan, dan dat men den hulponderwijzer ook belet onderwijs aan particulieren te geven. De beer Bijleveld. Wanneer iemand zich in deze gemeente zou willen belasten met het particulier onderwijs, zouden er dan nog uren genoeg over blijven om in de lokalen der gemeente lessen te geven en van de toestellen die zich daar bevinden gebruik te maken De Voorzitter. Ik geloof, dat er genoeg tijd zou overblijven om in dat geval in de lokalen der gemeente lessen te geven. De beer Lezwijn. De lessen voor de leerlingen der gemeentescholen vor deren 31 uren voormiddags, behalve een paar avondlessen. Er blijven onge veer 12 uren beschikbaar voor privaatlessen. De beer Bijleveld. Daaruit zou volgen, dat een voldoend aantalmaar vooral nachtelijke, uren zouden overblijven. De Voorzitter. Wij kunnen niet anders doen dan voor het openbaar onderwijs zorg dragen. Meent mendat er* behoelte bestaat aan meerder en ander onderwijs in de gymnastiek dan moeten de particuliere krachten daarin zelve maar weten te voorzien. De lieer Bijleveld. Ik meen nu toch te moeten herinneren dat door u zelf, mijnheer de Voorzitter, bij een vorige bespreking der zaak is te ken nen gegeven, dat het mogelijk zou zijn, dat het particulier onderwijs in de lokalen der gemeenteinstellingen zou kunnen worden gegeven. De Voorzitter. Ik blijf bet gevoelen volhouden, dat de gemeente instelling bij ons de voorkeur en den voorrang hebben moet. Blijkt bet dut er nog uren voor bet particulier onderwijs open zijn dan kan van do lokalen en de toestellen gebruik worden gemaakt, wanneer men daartoe de aanvrage doet. Ik knn nimmer iets anders gezegd of bedoeld hebben. Hierop wordt tot de stemming overgegaan. Tot hulponderwijzer in de gymnastiek wordt benoemd II. C. Oflenberg met 15 stemmen; J. G. Martin verkrijgt 6 en C. W. II. Stom 2 stemmen. IV. Benoeming van vijf leden in de commissie tot voorbereiding der viering van bet driehonderdjarig bestaan der boogeschool. (Zie Handd. 7, n#. 24.) De Voorzitter. Ik geef in overweging deze leden acbtervolgens een voor een te benoemen. Daartoe wordt besloten. Eerste lid, eerste stemming: de heer Van Heukelom 6, Van Outeren 3, Cock 3, Stoffels 3, Krantz 2 stemmen, Hartevelt, Buys, Du Rieu Goudsmit, Van Wensen ieder 1 stem; blanco 1. De heer Van Heukelom. Ik ben zeer vereerd door de zes stemmen die op mij zijn uitgebracht; maar ten einde noodeloos oponthoud te voorkomen, moet ik verklaren, dat ik in geen geval eene eventueele benoeming op mij zou kunnen -nemen. Als men lid van deze commissie is, dan moet men

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 3