HANDELINGEN TAN DEN TAN LEIDEN. Killing van Donderdag 5 Februari 18?4, (jeojiend le 2 uien. Voorzitter: (ie heer Burgemeester Dr. YV. C. Van den Brand,der. Tegenwoordig de heeren EigeraanBuys, Van Hettinga Tromp, Seelig, Suringar JutaldarteveltLezwijn Stoffels, YVttewaallVan YVensen, Krantz, Van OuterenVan HeukeloraDercksen Cock, Du llieu, Veefkind Ver ster, Bijleveld, Goudsmit, De Fremery en Van den Brandeler. De heer Le Poole gat kennis verhinderd te zijn da vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 22 Januari II. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter legt over: Dispositiën van de Gedep. Staten, dd. 19/23 Jan., 20/23 Jan., 27/30 Jan., n°s. 167, 163, 227 218; houdende goedkeuring van de raadsbe- sluiten tot wijziging van de verordening regelende de jaarwedden van het onderwijzend personeel; het 3° suppletoir kohier plaatselijke directe belas ting 1873; tot at- en overschrijving op de begrooting, dienst 1873, van 259.3Is, kosten der gemeente apotheekbelooning van den apotheker en zijne bedienden, enz.; tot verhooging dier begrooting in ontvangst en uit gaaf met 145, reiskosten van militieplicliiigentot voldoening uit de onvoorziene uitgaven van 117.25, kosten van het aanleggen en bijhouden van de dubbelen der leggers en plans van het kadaster; tot verkoop van inschrijving op het grootboek tot een nominaal bedrag van 123.000 en tot afstand in gebruik aan het llijk van een gedeelte der stadskweekerij. Deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Proces-verbaal van opname der boeken en kas van den gemeente ontvanger. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 2°. Verzoek van M. Loeber, om voor het huis op den Apothekcrsdijk eene stoep met palen te mogen doen leggen. 3s. Verzoek van A. Visser, hulponderwijzeres in de handwerken aan de scholen n®. 2 voor on- en minvermogenden, om ontslag uit hare betrekking. 4e. Verzoek van C. Stolp Gz.om ontslag als hulponderwijzer aan de jongensschool der 1ste klasse. 5®. Verzoek van J. C. Klikec, om twee stoepen met palen te leggen voor zijne woning aan de Boomraarkt. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten al deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders. 6°. Verzoek van P. Van llhijn, om het grasgewas te mogen pachten aan het Rijnsburgerbolwerk. 7®. Adres van G. Tibboel, ter bekoming in eigendom van het Bonhuis op de Korte Langegracht. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën. 8°. Voordracht tot onderhandsche verhuring van de beide huizen op de Aalmarkt, afkomstig van de voormalige Adm. der Vereenigde Gast- en Leprooshuizen. Overeenkomstig de voordraclit wordt besloten deze te stellen in handen van de Commissie van Financiën. Aan de orde is: I. Voorstel der plaatselijke Schoolcommissie, betrekkelijk de benoeming van leeraren aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. (Zie Handd. 7, n°. 23.) De heer Buys. Ik neem de vrijheid, als amendement op het voorstel van Burgemeester en Wethouders, in overweging te geven om bij de benoeming van de leeraren hier bedoeld te bepalen, dat de uren die zij niet behoeven te besteden voor het onderwijs aan het gymnasium en de hoogerc burgerschool beschikbaar zullen blijven ten behoeve, hetzij van de vormschool, hetzij van de scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs, met dien verstande even wel, dat zij aan alle inrichtingen van onderwijs te zamen niet meer dan 24 uren 's weeks werkzaam zullen zijn. Ik wensch slechts een enkel woord te zeggen tot toelichting van dat amendement; een enkel woord, want ik spreek over deze zaak liefst zoo min mogelijk. Ik wil toch niet ontveinzen, dat de wijze waarop deze aangelegenheid zoowel door Burgemeester en Wet houders als door de gecombineerde Commissie behaudeld is, bij mij-groote ergernis heeft opgewekt. Laat ik mij bepalen tot eene eenvoudige mededee- ling van feiten. Toen in het laatste najaar het voorstel werd gedaan tot het aanstellen van drie nieuwe leeraren voor de moderne talenverwekte dit voorstel in deze vergadering grooten tegenstanden waarlijk niet op losse gronden, getuige het feit dat de Inspecteur van bet middelbaar onderwijs met dien tegenstand instemde. De Commissie voor het middelbaar onder wijs verzuimde niets om de goedkeuring op haar voorstel te verkrijgen, en onder de middelen, welke daarvoor moesten dienen, behoorde ook dit, dat men aanwees hoe de nieuwe leerarenvoor ïoover hun dienst aan de hoogere burgerschool en het gymnasium niet gevorderd werdook aan de school van juffrouw Renssen werkzaam zouden kunnen zijn. Hoezeer men aan dat plan hechtte blijkt daaruit, dat een lid der Commissie, Prof. ltijke, tevens lid der plaatselijke Schoolcommissiebij laatstgenoemde met warmte voor dat plan kwam strijden en verlangde dat deze het bij Burgemeester en Wethou ders ondersteunen zoude. De plaatselijke Schoolcommissie liet zich vinden en dus werd de brug gelegddie noodig was om tot de aanneming van het voorstel te geraken. Burgemeester en Wethouders maken op hunne beurt van die brug gebruik en schrijven in den brief, waarbij zij den Raad de benoeming van drie nieuwe leeraren voorstelleno. a. het volgende «Aan elk der te benoemen leeraren zoude verder naar haar oordeel eene jaarwedde van 1600 moeten worden toegekend, terwijl eindelijk de uren, welke deze leeraren, na aftrek voor hunne lessen aan de burgerschool en het 1874. gymnasium beschikbaar mochten hebben zouden kunnen worden aangewend voor het geven van onderwijs aan de hoogere klassen van de meisjesschool der 1ste klasse."' Het voorstel werd niet dan na grooten strijd aangenomen met eene kleine meerderheid en natuurlijk aangenomen met al de gevolgen en voorwaarden in de missive van Burgemeester en Wethouders vervat, en dus in de eerste plaats deze: dat de docenten beschikbaar blijven voor het lager onderwijs, voor zoover hunne hoofdwerkzaamheid dit zal toelaten. Het is dan ook voor mij eene ernstige grief tegen Burgemeester en Wethouders dat zij geen uitvoering hebben gegeven aan het besluit van den Raad in den zin waarin het genomeu werd. Zij hadden de sollicitanten moeten wijzen op de gestelde voorwaardenwelke hen onder sommige gevallen verplichtte tot dienst bij het meer uitgebreid lager onderwijs; maar zij verzwegen die voorwaarde geheel. Nu eindelijk de voordracht ter tafel komt, en daaruit blijkt dat men aan de oorspronkelijke voorwaarde niet meer denkt, acht do plaatselijke Schoolcommissie zich verplicht tusschen beide te komen, om te verzoeken, dat geheel in den geest van het oorspronkelijk besluitde nieuwe aan te stellen leeraren ook dienstbaar mogen worden gemaakt aan het onder wijs op de vormschool. Ik behoef niet te wijzen op het groote belang van dat verzoek. Wij hebben in den laatsten tijd veel gedaan voor het onder wijs, en de verheffing van den onderwijzersstand trachten te bevorderen door met milde hand de tractementen te verhoogen. Maar nog veel meer dan op geld komt het er op aan het peil van intellectueele ontwikkeling bij den onderwijzersstand te verhoogenen daartoe bestaat een uitnemend mid del, als wij op onze vormschool do gelegenheid openstellen om ook de moderne talen aan te leeren. Gebeurt dit niet, dan blijlt de horizont van de kweekelingen dier vormschool tot het ambt van hulponderwijzer beperkt. De gecombineerde Commissie van toezicht voor de hoogere en middelbare scholen heelt er intusschen anders over gedacht en in de missive, welke thais voor ons ligt, de inwilliging van het verzoek der plaatselijke School commissie met aandrang ontraden. Ik zal van die missive niet veel zeggen, omdat er zoo weinig in staat. Wanneer het spreekwoord «spijkers op laag water zoeken" nog niet ware uitgevonden, zou eene missive a|s deze de uitvinding volkomen motiveeren. De Commissie verklaart aanvankelijk te volharden bij haar oorspronkelijk gevoelen, dat de beschikbare tijd van de aan te stollen leeraren zou kunnen worden aangewend voor het onderwijs in de hoogere klassen van de school onder leiding van jufvrouw Renssen; maar zij acht het bedenkelijk te bepalen dat de beschikbare uren ook kunnen dienen voor de vormschool. Ik vraag al dadelijk: wat heeft de vereenigde Commissie daarmede te maken? Het is niet hare taak, maar de taak van den Raad, om, voorgelicht door de plaatselijke Schoolcommissie, te bepalen aan welko lagere scholen men de hulp der docenten het meest noodig heelt. Is een maal aangenomen dat de vrije uren aan deze of gene onzer lagere scholen ten goede zullen komen dan heelt de gemengde Commissie in deze gede- fungeerd. En waarom wil zij nu niet dat de vrije uren aan de vormschool ten goede komen? Om twee redenen: 1°. het onderwijs aan die inrichting wordt 's avonds gegeven, en de avonduren bchooren de leeraren vrij te houden. Maar wat beteekent dit? Is dit nu eene overweging, welke bij zulk eene gewichtige quaestie op den voorgrond moet worden gesteld? Is het ten slotte niet eene vrij onverschillige zaak of de docenten hunne morgen- dan wel hunne avonduren vrij houden? 2®. omdat de school van juffrouw Renssen zich nauw aansluit aan het onderwijs op de hoogere bur gerschool. Zou men niet zeggen, dat de leeraren aan de hoogere burger school geroepen worden de diepste diepten van hunne wetenschap te onder wijzen? Wat hebben zij althans van üuitsch en Engelsch in de laagste klassen te onderwijzen? De allereerste beginselen aan jongens, die van deze talen nog niets weten. Denkt men dan dat de kweekelingen aan de vorm school minder dan niets weten? Ik herhaal, wij staan hier voor een be sluit van den Raad en dat brengt mede dat de uren die beschikbaar zijn, aangewend kunnen worden ten nutte der lagere scholen. Welke uren zijn beschikbaar? De gemengde Commissie zegt twee, maar daarna nog eens eene bijzondere inspanning wagende, komt zij tot drie, hoogstens drie. Ver gun mij hare berekening na te gaan. Ik beroep mij uitsluiten J op oflicieele cijfers, cijfers, welke de directeur der hoogere burgerschool nog dezen morgen de goedheid had te bevestigen, in eene opgave, welke hij mij op mijn verzoek mededeelde. Eer er sprake was van parallel-klassen en dus ook van eene verhooging van tractementgawen de leeraren lesin het Duitsch 26, in het Engelsch eerst 26 en later 23 en in het Fransch 25 uren. Men kan dus 24 uren 's weeks als normaal cijfer aannemen. En inderdaad wanneer de docenten 4 uren daags onderwijs gevendan zal niemand zeggen dat hun taak al te drukkend is. Met twee docenten komen er dus 48 uren beschikbaar. Hoevelc uren heeft men nu voor het gymnasium en de hoogere burgerschool noodig? Let men op de parallel-klasse die er reeds is en op de nieuwe die dadelijk zal volgen, dan is het antwoord: voor het Duitsch 33, voor het Fransch 31 en voor het Engelsch 30 uren. Het surplus ver schilt alzoo van 15 tot 18 uren. Vergt men nu niet meer dan drie uren voor de lagere school, dan zullen de leeraren te zamen mair 34 of 36 uren les geven, of elk gemiddeld 18, dat wil zeggen, zes uren minder dan zij vroeger, ook voor ƒ1600, ten behoeve van het onderwijs besteedden. Ik weet, die cijfers zijn voor verandering vatbaar; er kunnen meer parallel klassen komen en men kan een der docenten nog met eene andere taak belasten, maar in elk geval zal er vrij wat meer overblijven, dan de com missie opgeeft. Oiri al deze redenen, mijnheer de Voorzitter, meen ik dat de Raad moet volharden bij het eenmaal genomen besluit. Het is voor ons nog meer dan eene paedagogische quaestieeene quaestie van moraliteit die hier in het spel is. De Raad moet zorgen dat hij heer en meester blij ?e over alle commission, uit zijn gezag voortgevloeid, en dus ook over die, welke voor de belangen van het onderwijs waken. De Voorzitter. Het verwondert mij zeer dat de handeling der gecom bineerde Uommissie den geachten spreker stof tot ergernis gegeven heeft. Ik zou gaarne, voor zoo veel in mij i', deze trachten weg te nemen en ge loof dat mij zulks niet moeilijk zal vallen. De geachte spreker gewaagde van voorwaarden aan het raadsbesluit verbonden. Ik weet daar niets van. Er is alleen gesproken van de mogelijkheid om eenige uren beschikbaar te 11

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 1