HAHDSL1N6EH VAN IIS GHEIHTERAAII TAB LEIDEN.
Zitting van Donderdag 22 Januari 18Ï4,
kweekerij. Q
7
geopend te 2 uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler.
Tegenwoordig de heeren Bijleveld, Verster, Veefkind Du Bieu, Van
Heukelom, Van OuterenKrantz. Stoffels, De Fremery, HarteveltJuta
Suringar, LezwijnVan Hettinga Tromp, Le Poole, Eigeman, Buys, Lock,
Dercksen en Van den Brandeler.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 8
Januari 11. worden gelezen. l t
De heer Le Poole. Ik heb geene aanmerking op de notulenmaar ik
wensohte naar aanleiding van dezen eene mededeeling en eene vraag te
doen vóór de behandeling der aan de orde gestelde onderwerpen.
De notulen hierop goedgekeurd zijnde, verleent de Voorzitter het woord
aan den heer Le Poole.
De heer Le Poole. Ik kan met genoegen mededeelen dat aan net De-
sluit van de vorige raadsvergadering, om de heeren Liernur en De Bruyn
Kops te vragen welke uitbreiding aan het bestaande buizennet, met behoud
der thans werkende machine, zou kunnen gegeven worden, in zoo ver
reeds voldaan is dat de opziener bij de labricage-werken Van Brussel de
ligging van de privaten in de huizen op de Garenmarkt en Zijdgracht reeds
heelt opgenomenom alzoo aan bovengenoemde firma gegevens voor hunne
inlichtingen aan de hand te doen. Wat nu de vraag betreft, die ik wenscbte
te doen, die staat in nauw verband met dit onderwerp. Het betrelt net
ruimen en onderhouden der riolen onder de openbare straten. Beeds in de
maand Juli van het vorige jaar is door de Commissie van Fabricage deze
zaak aan de orde gesteld naar aanleiding van een verzoekschrift van be
woners en eigenaars van huizen, in en bij de Narmstraat. In de maand
Augustus daaraanvolgende is daarop door Burgemeester en Wethouders voor
gesteld voorloopig eene som van ƒ1650 uit te geven voor voorloopige
kosten en door den Baad besloten om die som voor de verbetering van
den gebrekkigen toestand toe te staan alleen voor 1873, en de beslissing
omtrent het onderhoud van de riolen op gemeentegrond aan te houden tot
bij de begrooting. Bij die gelegenheid is echter de zaak nog niet beslist,
daar over de som van ƒ5000, die toen even als in Juli werd aangevraagd,
niet zou beschikt worden voordat de Baad verdere inlichtingen ontvangen
had. Die inlichtingen betroffen den onderhoudsplicht van de eigenaars der
op de bedoelde riolen uitloozende privatenen de mogelijkheid van het al
of niet aanbesteden van dat werk. Ik zou dus willen weten, hoe het met
dat onderzoek van beide punten staat.
De Voorzitter. Dat onderzoek is van grooten omvang geweest, tiet
is, zoo als de heeren bekend is, opgedragen aan den stads-advocaat, die
daartoe in staat werd gesteld door stukken, die in het archief zijn opge
spoord. Wij hebben hoop, dat dat onderzoek weldra tot een voldoend
resultaat zal leiden. De zaak is niet zoo eenvoudig, als men zich aanvan
kelijk bad voorgesteld.
De heer Le Poole. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter, voor die mede
deeling; maar ik ben slechts half bevredigd, daar alleen omtrent het on
derzoek van den stads-advocaat door u inlichting werd gegeven. Steeds
gaat men echter voort met het onderhoud in eigen beheer, hoewel er om
trent al of niet aanbesteding nog niets is beslist en er wat erger is
geene som op de begrooting is uitgetrokken om met het onderhoud van de
straks genoemde riolen te kunnen voortgaan.
De heer Stoffels. Van den dag af, dat de Baad heeft toegestaan eene
som van ƒ1650 voor de toepassing tot het reinigen der straatriolen en later
nog eens ƒ400, is met kracht met de zaak voortgegaan. Op verschillende
plaatsen te gelijk gingen er klachten op over den toestand dier riolen in de stad.
Men moet dien toestand gezien hebben om er een juist oordeel over te heb
ben. De meeste riolen zitten geheel vol; en in sommige straten is het zelts
zoo gesteld, dat de rijtuigen gevaar liepen er door te vallen. Voor eene
aanbesteding was dat werk niet vatbaar. Ik hoop, dat met de zaak zoo
spoedig mogelijk zal kunnen worden voortgegaan, want de toestand is
allertreurigst.
De Voorzitter. Op dit oogenblik heeft er nog geene aanbesteding
plaats; maar wij hebben een post op de begrooting voor onderhoud van
straten en riolen. Die post is daarvoor beschikbaar.
De heer Stoffels. Ik herhaal, de zaak is niet voor aanbesteding
vatbaar.
De Voorzitter deelt mede: T
Dispositie van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland dd. 5/9 Januari
1874 n°. 10/1, ten geleide van het door Z. M. den Koning goedgekeurd
raadsbesluit tot heffing van gelden voor de bezichtiging van het museum van
schilderijen en oudheden in de Lakenhal.
Deze wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over: .li
1°. Adres van M. Muller, om ontslag als hulponderwijzer aan de school
n°. 1 voor onvermogenden.
2°. Adres van G. N. Langezaal, om een stoep te leggen met palen voor
het huis, Oude Vest n°. 122.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in
handen van Burgemeester en Wethouders.
3°. Adres van J. Scheltema, ter bekoming in eigendom van het Bonhuis
op de Korte Langegracht.
4°. Adres van Dr. H. W. Waalewijn, leeraar in de natuurlijke historie
aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs, om
verhooging van jaarwedde.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in
handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van linancien.
5°. Missive van de Plaatselijke Schoolcommissie, houdende verzoek om den
te benoemen leeraars aan de instellingen voor hooger en middelbaar onder
wijs op te dragen het onderwijs aan de vormschool.
Wordt besloten, overeenkomstig de voordracht", deze te behandelen bij
n°. 1 en 2 der aan de orde gestelde onderwerpen.
1874.
6°. Voordracht tot benoeming van een hulponderwijzer in de gymnastiek.
7°. Voordracht van Burgemeester en Wethouders en de Commissie van
Financiën, tot herziening van eenige toltarieven en het verleenen van scha
devergoeding aan den pachter van het Blauwe hek aan den Bijnsburgervliet.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze ter inzage van de ledèn
in de leeskamer neder te leggen.
De Voorzitter. Ik moet eindelijk nog aan de vergadering mededeelen,
dat dezer dagen ontdekt is, dat door den onder-kassier der Bank van Lee
ning, Verbrugge, ten nadeele dier bank verduistering van gelden is ge
pleegd; dat die beambte daarop onmiddellijk in zijne betrekking is geschorst
en de zaak daarop dadelijk is gesteld in handen der justitie. Ten gevolge
daarvan is de schuldige gearresteerd.
Deze mededeeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
Op verlangen van den Voorzitter wordt hierop de openbare vergadering
voor eenigen tijd gesloten en worden de werkzaamheden voortgezet in eene
zitting met gesloten deuren.
De vergadering heropend zijnde, is aan de orde:
I. Benoeming van een leeraar voor de Engelsche taal en letterkunde en
van een leeraar voor de Hoogduitscbe taal en letterkunde aan de gemeente
instellingen voor hooger en middelbaar onderwas.
(Zie Handd. 3, n°. 10.) ï-w»
De Voorzitter. Naar aanleiding der missive van de Plaatselijke School
commissie die zoo even is ingekomenalsmede naar aanleiding van een
brief, bij Burgemeester en Wethouders ingekomen, van den directeur der
vormschool, betrekkelijk de reorganisatie door hem voorgesteld, geef ik in
overweging met deze benoemingen niet voort te gaan, maar eerstgenoemde
missive inmiddels te stellen in handen der Commissie voor het middelbaar
onderwijs en van Curatoren van het gymnasium.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
II. Benoeming van een leeraar voor de Fransche taal en letterkunde
aan gezegde instellingen.
(Zie Handd. 3, n°. 11.)
De heeren Hartevelt, Juta en Van Hettinga Tromp worden door den
Voorzitter uitgenoodigd met hem het bureau van stemopneming uit te inaken.
Met 19 stemmen wordt benoemd L. M. Gouay; zijnde 1 briefje, in blanco
gelaten.
III. Voordracht tot afstand aan het Bijk van een gedeelte der stads-
(Zie Handd. 55, n°. 209, 56, nV209*, van 1873, en 3, n 8.)
De Voorzitter. De Commissie van Financiën blijft persisteeren bij naar
gevoelen om niet gunstig op de voordracht te beschikkenen ontraadt dus
den voorgestelden afstand. Burgemeester en Wethouders hebben gemeend,
dat de afstand daarom wenschelijk is, omdat hij is in het belang van het
behoud van een gedeelte van het garnizoen.
De heer Stoffels. Ik heb inderdaad met leedwezen gezien het oordeel
van de Commissie van Financiën betreffende den afstand van een deel der
kweekerij aan het Bijk, waaruit blijkt, dat zij in het voorstel van de Com
missie van Fabricage niet wensebt te treden. De zaak is toch werkelijk
voor de gemeente van veel belang. Ik moet daarbij ook herinneren, dat
in vroeger jaren door de gemeente aan het Bijk de kazernen zijn in gebruik
gegeven vrij, zonder het bedingen van eenige recognitie. Want men begreep
ook destijds, dat het in het belang van Leiden was een goed garnizoen te
hebben. Het garnizoen heeft behoefte aan dien grond om daarop een stal
voor van ziekte verdachte paarden te bouwen en de daartoe aangewezen
grond heeft voor de gemeente niet zooveel waarde als het overig gedeelte.
Wordt die behoefte niet vervulddan kan men wel zeggen jamen moet
dan maar naar een anderen grond omzien; maar het is werkelijk in het
belang der gemeente om dien stal op dien grond te doen bouwen. Nu zou
die grond welwat het bouwen van huizen betreftkunnen gebruikt worden,
doch dat terrein is daar wel het minst geschikte deel van dien grond ter
bebouwing. Wij hebbën pas in het belang der gemeente een stuk grond
voor de kazerne afgestaan, daar dit noodig was voor meerdere manschappen.
Het Bijk heeft pas aanbesteed het maken van een groote infirmerie. Moeten
wij nu niet dezen grond afstaan om van ziekte verdachte paarden te kunnen
De heer Du Bieü. Het komt mij voor, dat er op het achtergedeelte
van het terrein, dat reeds afgestaan is, plaats genoeg is om dien stal te
bouwen. Men heeft dat gedeelte ingericht voor een tuintje en als daar de
stal wierd neergezet, bleef de grond van de kweekerij in zijn geheel.
De heer Van Heukelom. Ik appuyeer zeer het denkbeeld van den heer
Du Bieu. Het Bijk heeft een gedeelte onzer stallen afgebroken laat het
op die plek den verlangden stal bouwen!
De Voorzitter. Is het gedeelte van den gronddoor den heer Du Bieu
bedoeld, het terrein, waarop de manege staat?
De beer Du Bieu. Neen, mijnbeer de Voorzitter.
De heer Krantz. Het komt mij niet wenschelijk voor om den stal voor
zieke paardendie daar zou worden gebouwdte laten grenzen aan andere
gebouwen. Ik vereenig mij met het advies van Burgemeester en Wethou
ders en der Commissie van Fabricage om den gevraagden grond aan het
Bijk af te staannaar mijne meening is dat gedeelte voor particuliere wonin
gen minder geschikt. Ik zou het eenigszins onbillijk achten om bet verzoek
der regeering af te wijzen, om reden thans alle uitgaven voor militaire gebou
wen voor hare rekening zijn, terwijl die in vorige jaren uit de gemeentekas
werden voldaan. Indien het verlangde terrein niet grensde aan het thans in
gebruik zijnde, zouden de redenen tot weigering, door de Commissie van
Financiën aangegeven, van meer gewicht zijn.
De Voorzitter. Wat het bezwaar van den heer Krantz betreft, ik heb
den kommandant gevraagd, of het wel wenschelijk ware, dat die stal zoo
dicht nabij die der cavalerie-stallen kwam; en hij heeft daarop geantwoord,
dat die stal alleen zou dienen tot berging van paardenwaaromtrent twijtel