lastingschuldigen een aanzienlijk bedrag moet worden opgebracht tot onder houd van buiten het grondgebied der gemeente gelegen wegenvaarten en padenkan noch apn zopdanige afwliafii/ig, noeli aan eene opheffing van dö tollen iff het algemeen zelfs niet werden gedacht, althans njef, zonder eene billijke tegemoetkoming yan wege het Rijk of de provincie. liet algemeen uwe vergadering te dienen van bericht en raad hebben wij het noodig geacht de Commissie van Financiën te moeten uitnoodigen tot het houden van eono ponfere-ntip eti die eonjmissie heeft rbh daartoe wel willend berijd ^rklaar.4, eveppepf al.« zij rpedj vroeger genegen is bevonden over de herziening der toltarieven met ons college officieus in overleg te treden. Van daar dat thans een gemeenschappelijk rapport wordt aangeboden. Er deden gich al dadelijk drie vragen ter overweging voor, 1°. zal het contract van verpachting loopende tot uit. December 1874, overeenkomstig het verzoek van den pachter worden ontbonden? 2°, zal schadevergoeding worden verleend en, zoo ja, tot welk bedrag? 3°, zal de watertol op grond van de uitspraak van den kantonrechter, worden opgeheven De eerste vraag meenen wij ontkennend te moeten beantwoordenhoofd zakelijk op grond dat wij hieronder u ter vaststelling aanbieden een gewij zigd en belangrijk verlaagd en vereenvoudigd tarief. Zoodra dit na aanne ming door Z. M. den koning zal zijn goedgekeurdmoet hqt bestaande contract met den pachter uit den aard der zaak vervallen. Wij zouden u derhalve wenschen voor te stellen op dit gedeelte van het verzoek afwijzend tg beschikken en de overeenkomst tot de inwerkingtreding van het gewij zigd tarief te handhaven, ook in verbapd met het hierna te vermelden voor stel betrekkelijk de uitkeering van eene schadevergoedingterwijl de pachter thans zijne rechten op de verschuldigde tolgelden voorzeker met de meeste gestrengheid zal handhaven. Bovendien zoude thans bij eene plotselinge ontbinding van het loopend contract bezwaarlijk in den dienst behoorlijk kunnen worden voorzien. Eene heffing der tolgelden bij wijze van gaarde- ring zoude tot niet onbelangrijke uitgayen aanleiding geven. De tweede vraag is, althans wat het bedrag der te verleenen schadever goeding betreft, niet gemakkelijk voor oplossing vatbaar. Stricto jure kan de pachter zeker op geene schadevergoeding aanspraak maken. Ontvangt hij niet hetgeen volgens het tarief is verschuldigddan zoude kunnen worden beweerd: hij heeft het aan zich zelf te wijten, hij heeft eenvoudig den tolboom zoo op den weg als in de vaart te sluiten en dien niet te openen alvorens de tol is betaald. Doch de moeielijkheden waarmede hij steeds heeft te kampen gehad en waarvan boven sprake was, vermeerderd door de niet-vervolging yan de door zijn toedoen opgemaakte processen-verbaal en het daarop gevolgd ontslag van rechtsvervolging zijn van dien aard dat wij eene geheele afwijzing van het verzoek bepaald onbillijk zouden achten. Ook wordt door den pachter beweerd dat bij den aanvang van zijn contract de tol in een verwarden toestand werd aanvaard een gevolg van sedert jaren ingeslopen misbruiken; aan de eene zijde namelijk eene heffing in sommige opzichten buiten het tarief, aan de andere zijde een oogluikend laten passeeren, zoodat, althans naar zijn oordeel, zijne positie al ln den aanvang bepaald ongunstig mocht worden genoemd. Nog moet het tarief zelve als een voorname oorzaak van het verzet der gebruikers van weg en vaart worden aangemerkt. Het is toch in alle opzichten een ganschelijk verouderd tarief. Niet alleen dat het, gelijk boven wérd aangemerkt, bovenmatig is opgevoerd, maar het bevat bepalin gen die bezwaarlijk voor uitvoering vatbaar zijn. Wij hebben daarbij vooral het oog op de voorgeschreven heffing voor de personen in de vaartuigen zich bevindende, eene bepaling trouwens waaromtrent ook het college van Gedeputeerde Staten zijne afkeuring heeft uitgesproken. Ten einde het aan tal personen te kunnen constateerenmoet de tolheffer zich op het vaartuig begevenhetgeen hem niet alleen aan velerlei ongeriefelijkheden en zelfs gevaar bloot stelt, maar ook dikwijls ondoenlijk is, aangezien de schippers niet altijd met hunne vaartuigen aanlegen. Eindelijk wijzen wij in de laatste en voornaamste plaats op de bedreigingen met feitelijk geweld waaraan de pachter, onvermogend zich te verdedigen, blijkens de door hem afgelegde verklaringen, telkens bloot stond. Dat er alzoo wel degelijk termen bestaan om eenige schadevergoeding te verleenendaarvan zijn wij ten volle overtuigdte meer nu de pachter zich steeds bij het gemeentebestuur van zeer gunstige zijde heeft doen kennen. Het gevraagd bedrag van f 2000 achten wij evenwel te hoog; mocht inderdaad zoodanig bedrag door hem zijn verbeurddan kan men gevoegelijk aannemen dat dit verlies althans gedeeltelijk aan hem zelve moet worden geweten, als een gevolg van eene niet genoegzaam strenge toepassing van liet regle ment. Het is uit den aard der zaak ondoenlijk met juistheid te bepalen welk bedrag hem in billijkheid zoude toekomen, doch ook ten gevolge van een onderhoud met den belanghebbendeis het ons voorgekomen dat eene schadevergoeding van ƒ300, voor elk jaar der pacht een aanvang genomen hebbende met het jaar 1870 en alzoo uitmakende een bedrag van ƒ1200, voldoende kan worden geacht. Ook is door hem mede in rekening gebracht niet-betaling voor den tol op den weg en daartegen had hij toch door het gesloten houden van den boom althans gemakkelijker kunnen wakendan tegen ontduiking van den door de vaartuigen versehuldigden tol. De derde vraag of de watertol op grond van de uitspraak van den kanton rechter zal worden opgehevenvermeenen wij zonder eenigen twijfel ontken nend te moeten beantwoorden. Reeds boven werd opgemerkt dat deze uitspraak, geheel gegrond op de bestaande ter zake betrekkelijke bepalingen van geenerlei invloed kan zijn op de tolheffing zelve, als zijnde daardoor alleen geconstateerd dat ontduiking of weigering van betaling van tolgeld op de vaarten niet strafbaar is, en het recht tot tolheffing daarbij volkomen intact blijft. Intusscben heeft de hier bedoelde uitspraak wederom aan getoond dat eene aanvulling van het koninklijk besluit van 1850 dringend noodig is en wel in dien zin dat art. 4 van het kon. besluit van 1833 ook op watertollen toepasselijk worde verklaardten einde de inning dier tol gelden te vergemakkelijken en wij zullen dan ook aan het slot van deze voordracht de vrijheid némen u maatregelen te voorstellen, ten einde zoo mogelijk in dit bezwaar te voorzien. Door het college van gedeputeerde staten is overigens, blijkens de met het gemeentebestuur gevoerde correspondentieop eene afschaffing van den watertol aangedrongen op grond dat het onbillijk wordt geacht dat op dit gedeelte van de Haarlemsche trekvaart voor een vaartuig en een vlot tol verschuldigd is terwijl dit op geen enkel ander gedeelte der vaart wordt gevorderd. Wan neer men echter bedenkt, dat de Haarlemmer trekvaart indertijd op kosten der gemeente is gegraven; dat de rekening dier vaart jaarlijks een nadeelig saldo oplevert en dat de voorname opbrengst van de tolheffing aldaar voort vloeit uit- het gebruik van de vaart, zoodat bij gemis van die inkomsten de geheele tol zoude moeten vervallenwil men de kosten van inning eeniger- raate goedmaken dan zal uwe vergadering met ons van oordeel zijndat er geen termen bestaanom dezerzijds aan het verlangen van de Gedepu teerde Staten in dit opzicht te voldoen. Zoolang telken jare door onze be De finantieele toestand der gemeente vordert alzoo gebiedend dat met de tolheffing worde voortgegaan tot tijde en wijle en wij hoopen binnen een niet te ver verwijderd tijdstip de onnatuurlijke toestand zal zijn opgehe ven, waarin onze gemeente ten aanzien van de buiten haar grondgebied ge legen en niet te min aan hare zorgen toevertrouwde wegen en werken sedert eeuwen verkeert. Inmiddels vereischen, gelijk reeds boven werd gezegd, de beide in den aan vang dezes vermelde tarieven Haarlemmertrèkvaart en Zijlweg drin-, gend herziening, ln de hieronder medegedeelde concept-tarieven worden de onderscheidene heffingen aanmerkelijk verlaagd en in overeenstemming ge bracht met andere bestaande tarieven o. a. met die van het Leiderdorpsche hek, waarvan door het gewestelijk bestuur geene verandering is noodig geacht.' Ten aanzien van het concept-tarief van den Rijnsburgerviiet zij opgemerkt dat daarin niet is opgenomen de bestaande bepaling, dat de bouwlieden welke op de marktdagen den tol passeeren slechts de helft van het ver schuldigde zullen betalen. De belangrijke verlaging van het tarief levert meer dan voldoenden grond op voor deze weglating, terwijl bovendien de inning daardoor al weder wordt vereenvoudigd. Wat betreft het cóncept-tarief voor den Zijlweg is evenals in het bestaande tarief opgenomen eene vrijstelling ten aanzien van de eigenaars en bruikers van aan den Zijldijk gelegen landerijen. Deze vrijstelling is gegrond op eene in 1683 gesloten overeenkomst, waarbij voor den aanleg van het jaag pad gronden zijn afgestaan. Nog meenen wij bij laatstbedoelde tolheffing ter sprake te moeten bren gen de met de gemeente Alkemade gesloten overeenkomst. Bij Raadsbesluit van 19 Deeember 1867, gewijzigd bij dat van 19 Mei 1868, is aan die gemeenteter tegemoetkoming in de kosten van onderhoud van den weg en van de brug over de Ringvaart van den Haarlemmermeerpolder bij de Nieuwe Wetering, toegezegd eene vaste bijdrage van ƒ600 'sjaars en het geen jaarlijks meer dan ƒ700 wordt betaald voor de paeht der opbrengst van de tolgelden aan het Zijlhek. Vermits krachtens het bestaande pacht- contract f 900 wordt betaaldbedraagt de jaarlijksche uitkeering tot dus verre eene som van 200. Wanneer nu het tarief wordt verlaagd, dan zal de. vraag zich voordoen of de regeling der jaarlijksche uitkeering wijziging zal moeten ondergaan, wanneer namelijk de verlaging van het tarief eene vermindering van de opbrengst ten gevolge mocht hebben. Naar het ons voorkomt zal evenwel hieromtrent thans bezwaarlijk eene beslissing kunnen worden genomen en schijnen de gevolgen van de herziening van het tarief, wanneer het door uwe vergadering mocht worden vastgesteld en door de regeering worden goedgekeurdten aanzien van dit punt te moeten worden afgewacht. Intusscben moet niet uit het oog worden verloren dat de tariefs herziening geschiedt op herhaalden aandrang van de regeeringdie bovendien de bevoegdheid bezit de concessie tot tolheffing ten allen tijde in te trekken. Het vorenstaande resumeerende hebben wij de eer uwe vergadering het volgende voor te stellen Ip. de beide bierbij overgelegde coDcept-tarjeven voor de tolheffing aan den Rijpsburgorvliet en aan den Zijlweg vast te stellen, ten einde daarna door tusschenkomst van de gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan Z. M. den Koping ter goedkeuring te worden aangeboden; 2°. Burgemeester en Wethouders tc machtigen om zich namens uwe vergadering te wepden tot Z-M. den Koning, met verzoek dat het konink lijk besluit van 5 Mei 1850 (Stbl. n°. 24) in dien zin moge worde aange vuld, dat prt, 4 van het kon. besluit van 29 October 1§33 (Stbl n°. 59) ook van toepassing worde verklaard op watertollen; 3®, aan den pachter van de opbrengst der tolgelden aan den Rijnsburger- vliet uit de gemeentekas eene tegemoetkoming te verleenen van 1200 wegens door hem gedurende de jaren 1870, 1871, 1872 en 1873 geleden schade, te voldoen uit den post Hoofdstuk X, art. 9, volgn. 152, kosten van gemeenschappelijke zakenbelangen en inrichtingen of werken enz. der begrooting voor het loopend jaar; 4°. aan den pachter voornoemd te kennen te geven dat er voorshands geen termen bestaan om tot de ontbinding van het bestaande contract van verpachting over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersen?. De Commissie van Financiën. Concept. TARIEF der tolgelden poor het gebruiken van de trekvaart en den loeg tusschen Haarlem, en Leiden aan den Rijnsburgerviiette betalen aan het hek aldaar. Voor een persoon1 0ent, een paard, rund of koebeest 2 e epn schaap of varken f 1 een voertuig met twee of meer paardep bespannen 10 een voertuig met vier wielen en bespannen met een paard 7 e een voertuig met twee wielen en bespannen met een paard 5 een voertuig bespannen met een of meer ezels of honden 2 een vaartuig5 een vlot hout van elke balk lengte2 De personen welke zich op de voer- en vaartuigen bevinfjepzijn hier onder begrepen. Concept. TARIEF van het weggeld voor het gebruiken van den Zijlwegte betalen aan het hek bij de Spanjaardsbrug. Voor een persoonoentt een paardrund of koebeest2 e een schaap of varken 1 een voertuig met twee of meer paarden bespannen 10 e een voertuig met vier wielen qn bespannen met een paard 7 - een voertuig met twee wielen en bespannen met een paard 5 epn voertuig bespannen ipet een of meer ezels of honden 2 (De personen welke zich op deze voertuigen bevinden daaronder begrepen). Van de rechten in bovenstaand tarief vermeld zijn vrijgesteld zoowel voor hun persoon als voor hunne voertuigen, paarden en vee, de eigenaars en bruikers van aan den Zijldijk gelegen en daarop uitpad hebbende landerijen, alsmede hunne bediendpn. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBÉ,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 2