N°i ÏO. Leiden, 12 Januari 1874. Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leggen de stukken van sollicitanten naar de leeraarsbetrekkingeu in de Fransche Engel- sche en Hoogduitsche talen aan de gemeente-instellingen voor booger en middelbaar onderwijs albiervergezeld van de daaromtrent ingewonnen adviezen van de vereenigde Commissie van toezicht op gezegde instellingen en van den Inspecteur van het [middelbaar onderwijs te 's Gravenhage. Blijkens alle deze stukken, welke in de leeskamer ter inzage van de leden zijn neder- gelegdworden door de commissie] aanbevolen voor het Engelsch de heer Bi C. Brennan van 's Gravenhage en voor het Duitsch de heer J. Leopold •van jGorinehem, [terwijl zij voorstelt] vooralsnog niet over te gaan tot de vervuiling van de twee leeraarsbetrekkingen in het Franscbmaar daarin lijdelijk te voorzien, waarvoor de noodige voorbereidende maatregelen door haar worden genomen. De Inspecteur daarentegen geeft in zijn bovenaan gehaald advies, waarin de onderscheidene sollicitanten worden besproken, ten'slotte in overweging met de vervulling der drie-nieuwe leeraarsbetrek kingen te wachten tot den aanvang van den cursus 1874/75 en zulks o. n. met liet oog op de in Mei te houden examina. Met de Commissie zijn wij evenwel van oordeel dat zoodanig uitstel niet geraden kan worden geacht op grond van de wenschelijkheid eener spoedige vervulling dezer betrekkingen en de gunstige getuigenissen aangaande de bovengenoemde heeren afgelegd. Overigens kunnen wij ons met de aanbeveling der Commissie vercenigen en stellen u alzoo voor tot de benoeming van twee leeraren een voor bet Engelsch en een voor het Duitsch elk op eene jaarwedde van f 1600 over te gaan. Wij hebben tevens in overweging genomen de vraag of het, met betoog op het plan tot uitbreiding der lessen aan de Vormschool, ook raadzaam zoude wezenom bij de benoeming te bepalendat aan de benoemden de verplichting kan worden opgelegd om ook aan andere inrichtingen van openbaar onderwijs werkzaam te zijn. Vermits het ons evenwel is gebleken dat er bij de bovengenoemde Commissie tegen zoodanig besluit gewichtige bedenkingen bestaan, hebben wij gemeend thans geen daartoe strekkend voorstel aan uwe vergadering te moeten aanbieden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. jjo. ii. Leiden, 12 Januari 1874. De vereenigde commissie van toezicht op de gemeente-instellingen van hooger- en middelbaar onderwijs alhier beeft ons ten aanzien van de sol licitanten naar de twee vaceerende betrekkingen voor de Fransche taal en letterkunde aan gezegde instellingen bericht, dat zij slechts één dier solli citanten kan aanbevelen, met name den heer L. M. Gouay uit Maarasen en heelt daarbij in overweging gegeven voorloopig slechts tot eene tijdelijke aanstelling voor een half jaar over te gaan, terwijl, naar haar oordeel, wat aangaat de vervulling der andere vacature, de uitslag der acten- examens in de maand Juni e. k. behoort te worden afgewacht. l)e heer Inspecteur van het middelbaar onderwijs te 's Gravenhage heelt zich met dit voorstel in allen deele kunnen vereenigen enonder referte aan de met de stukken der sollicitanten overgelegde berichten, nemen wij alzoo de vrijheid uwe vergadering in overweging te geven in bovenstaanden zin te beslniten en alzoo tot eene tijdelijke benoeming voor een half jaar, ingaande 1 Februari e. k., over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 13. Leiden, 12 Januari 1874. Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens ter vaststelling over te leggen een concept-raadsbesluit, strekkende om uit den post Onvoorziene uitgaven der begrooting, dienst 1873, te voldoen een bedrag van f 117.25 wegens kosten van het aanleggen en bijhouden van de dubbelen der ieggers en plans van het kadaster, en zulks ingevolge eene opmerking van de gede puteerde staten gemaakt bij de vaststelling der gemeente-rekening over 1872. Tot dusverre namelijk werden deze werkzaamheden beschouwd als te strekken voor het dienstjaar volgende op dat, waarin zij hoofdzakelijk waren verricht en werden mitsdien de kostenna indiening der declaratiein de rekening over eerstbedoeld dienstjaar opgenomen. De gedeputeerde staten hebben thans, ten einde deze handelwijze in het vervolg te doen ophouden, in overweging gegeven, de kosten voor de werkzaamheden ter zake in 1872 verlicht en de nog te doene uitgaven voor die werkzaamheden in 1873 beide te zijner tijd in de rekening van 1873 op te nemen en alzoo de uitgaven voor eerstbedoelde werkzaamheden te voldoen uit den post voor Onvoorziene uitgaven der begrooting voor 1873. De uitgaven over 1878 zullen alsdan Worden voldaan op hoofdstuk I, afd. II, art. 9volgn. 67 der begrooting voor dat jaar. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBB.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 2