HANDELHUI TAN DEN GEMEENTERAAD TAN LEIDEN. INGEKOMEN STUKKEN ter inzage van de leden liedergelcgd. Leiden, 3 Januarij 1874. De Commissie van Fabricage heelt bij haar hiernevens gevoegd rapport van 31 December jl. nadere inlichtingen verstrekt aangaande het voorstel tot afstand in gebruik aan bet Eijk van een gedeelte der Stadskweekerij benoodigd voor de plaatsing van een stal voor verdachte paarden. Wij vermeenen dat deze inlichtingen voldoende zullen zijn om thans tot eene beslissing dezer aangelegenheid over te gaan en wij vertrouwen dat nu door uwe vergadering geen bezwaar zal worden gemaakt om tot den ge- vraagden afstand te besluiten. Met den meesten nadruk blijven wij de aanneming van onze voordracht van 12 December jl. (opgenomen onder n°. 209 der gedrukte stukken) aan bevelen overtuigd dat de afstand van een zoo gering gedeelte gemeente grond meer dan voldoende wordt opgewogen door het belang, hetwelk ook de gemeente heeft bij eene behoorlijke inrichting van datgeen wat voor bet garnizoen alhier wordt vereischt. Bovendien blijft van de kweekerij een uit gestrekt terrein voor eventuëele bebouwing over, aangezien blijkens de over gelegde schetsteekening aldaar 6 burger- en 15 arbeiderswoningen kunnen worden gebouwd. De voorwaarden van 29 December 1860 zijn laatstelijk nog in extenso opgenomen in onze voordracht van 22 September jl. betrekkelijk de ver grooting van de kazerne aan de Morschpoort, onder n° 157 der «edrukte stukken. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 31 December 1873. De Commissie van Financiën heeft bij haar advies van 16 dezer, ver meend voor 's hands bezwaar te moeten maken tegen het voorstel van Bur gemeester en Wethouders dd. 12 te voren, tot'afstand aan het Eijk van een gedeelte der boomkweekerij ten einde te dienen voor eene inrichting tot afgezonderde behandeling van 'sEijks paarden van het garnizoen alhier" verdacht van besmettelijke ziekten. Zij grondt hare bezwarenbehalve op niet voldoende bekendheid met de voorwaarden waarop de afstand wordt gewenscht, ook en hoofdzakelijk op de omstandigheid, dat het vinden van geschikt bouwterrein en voor de ge meente en voor particulieren tegenwoordig zo'ó moeielijk is, dat het niet aangaat, om een deel van de beschikbare ruimte, buiten liooge noodzake lijkheid, voor andere doeleinden af te staan. Naar aanleiding daarvan geroepen, om ons advies van den loden dezer toe te lichten, hebben wij de eer daartoe het volgende te doen strekken. Toen ons de aanvraag tot afstand voor het bovenomschreven doel, van eene strook gronds der boomkweekerij, ter lengte van 50 meters, werd in handen gesteld, waren de uit den aard der zaak bij ons opkomende vragen, o. a. bestaat voor het Eijk behoefte aan eene inrichting als de ver langde; zoo ja, zou het Eijk daartoe niet met minder dan 50 meters van die strook voldoende geholpenof wel elders als te dier plaatse te helpen zijn; is geen bezwaar verbonden aan de plaatsing van eene inrichting tot afzondering van als behebt met besmettelijke ziekten verdachte paarden grenzende aan te bouwen woonhuizen, en eindelijk, welke voorwaarden moeten of kunnen voor den afstand worden gesteld? De eerstgestelde vraag moesten wij toestemmend beantwoorden. De aan wezige militaire stallen bevatten 283 paarden. Wij vermeenen met die opgave te kunnen volstaan, ten betooge der behoefte aan eene inrichting als waarvan rede is. l.ene plaatsing daarvoor aan te wijzen eldersdan op het aangewezen terrein, was ons niet mogelijk, en, ware dat ook al doenlijk geweest, stellig nergens beter gelegenals daar in de onmiddellijke nabijheid der stal len. Vijftig meters lengte scheen ons wat veel toe. Na ruggespraak daarover met den heer eerstaanwezend Ingenieur en opname van het terrein in loco, in verband met de ruimte voor de te bouwen ziekenstallen en de verdere behandeling der paarden benoodigd, bleek beperking tot eene lengte van 40 meteis mogelijk, mits, dat dan gelegenheid we**d gegeven tot demping van het langs die strook gelegen gedeelte der sloot of Binnenvestgracht" waardoor het beschikbaar te krijgen terrein verbreed, en tevens in directe gemeenschap gebracht werd met het reeds aan het Eijk afgestane gedeelte en met de bestaande stallen. Vond die demping plaats, dan diende ook gezorgd te worden voor het onderhouden der gemeenschap tusschen het water der Singelgracht en het open te blijven gedeelte der genoemde sloot. Daartoe was het voor de hand liggende middel op het einde, van de be staande stallen afgemeten der af te stane 40 meters eene sloot te graven van zes meters breedte en voor bevaring met schuiten voldoende diepte. Door die uitgraving zou niet alleen worden tegemoet gekomen in de be hoefte aan grond voor het te dempen slootgedeeltemaar ook voldoende afscheiding worden verkregen tusschen het af te stane en het voor bebou wing met woningen te bestemmen gedeelte der boomkweekerij, om eenige gegronde bedenking over te laten tegen de nabijheid der door het Eijk verlangde inrichting. Van onze zijde althans meenden wij dan elk ernstig bezwaar opgeheven; en 2ulks te meer, wijl het niet in de bedoeling lig't daar paarden te behandelen behebt met besmettelijke ziekten, maar sTechts de daarvan verdachte, en dadelijke verwijdering zal plaats vinden van de paarden, zoodra de besmettelijkheid der ziekte geconstateerd is. Op welke voorwaarden den afstand aan te raden Het antwoord on die vraag lag, dacht ons, voor de hand; nl. op dezelfde voorwaarden w'farop IS7-1. in den rcgel^ dergelijke afstand plaats vindt, en nog onlang3 die van een gedeelte der btadstimmerwerf is geschied. Bij laatstbedoelde gelegenheid vide ons advies van 19 September jl. vermeldden wij den hoofdzake- lijken inhoud der overeenkomst tusschen het Kijk en de gemeente, dd. 29 December 1S60 gesloten, betreflende den afstand aan het Eijk tot militair gebruik van aan haar behoorende gebouwen en grondenen wij vermeendenmet het oog op het recente gevalmet de verwijzing naar die overeenkomst te kunnen volstaan. De in verband daarmede bedoelde voorwaarden zijn: kostelooze afstand ten gebruike^ uitsluitend van 'sllijks militairen dienst, en wel voor de om schreven inrichting, met de bepaling dat als zij daartoe niet meer noodig, of in den^ toestand van vrede gedurende den tijd van één jaar achtereen volgend niet gebruikt is, de afgestane grond met wat daarop zal gebouwd zijn aan de gemeente moet worden teruggegeven, in den staat waarin het perceel zich op het tijdstip der teruggave zal bevinden,, zonder dat van de gemeente eenige vergoeding zal kunnen gevorderd worden wegens bebou wing, verbetering, als anderszins, hoe ook genaamd, evenmin als dat zij die zal kunnen vorderen van het Eijk wegens vermindering van waarde. Tegenover het belang dat de gemeente heeft in het behouden van een ruim garnizoen, de niet onbelangrijke uitgaven, welke het Eijk voor het garnizoen te doen heeft, cn spéciaal voor dat te Leiden doetzooals onlangs is gebleken door een begin van uitvoering te geven aan het planom bij de stad eene nieuwe militaire infirmerie te doen bouwen en daardoor voor de gemeente het vooruitzicht van het bezit van een ruim garnizoen te be stendigen; tegenover dat belang, en de betrekkelijk geriuue opoffering van haar in casu gevorderd, dacht en dunkt ons, dat wel van geen anderen dan kostcloozen afstand, op de aangehaalde voorwaarden, rede kan wezen. Verraeenende door het vorenstaande ons advies van den lOden dezer vol doende toegelicht te hebbennemen wij de vrijheid verder naar het daarin geformuleerde en door uw college overgenomen voorstel te verwijzen. Aan IT. II. Burgemeester De Commissie van Fabricageenz. en Wethouders. Leiden, 8 Januari LS74. Wij hadden de eer te ontvangen eene missive van Burgemeester en Wet houders, dd. 3 Januari 1874, geleidende een rapport van de Commissie van Fabricage, dd. 31 December 11., en beide strekkende om het vroeger gedane voorstel tot afstand van een deel der stadskweekerij aan het Eijk, nader toe te lichten en aan te dringen. Tot ons leedwezen heeft die nadere toelichting de ongunstige meening, welke wij aanvankelijk ten aanzien van bedoeld voorstel koesterden, niet kunnen wijzigen. De vraag is naar onze bescheiden meening niet deze eene vraag die wij trouwens niet in staat zijn te beoordeelen of de Staat werkelijk behoefte heeft aan bedoeld terreinmaar zij komt voor ons enkel hierop neer, of de bewuste grond zonder nadeel voor de gemeente kosteloos kan worden afgestaan. Deze vraag nu kunnen wij bij het gebrek aan bouw grond in deze gemeente en bij het weinige uitzicht dat wij hebben op eene spoedige uitbreiding van het grondgebied, niet anders dan ontkennend be antwoorden. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. Leiden, 8 Januari 1874. Onder overlegging van bet adres van de fabriekanten Van Hartrop en Zoon alhier en van bet daaromtrent ingewonnen rapport van do Commissie van babricage, geven wij uwe vergadering in overweging de beide daarin bedoelde vergunningen te verleunen onder de door de Commissie gestelde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. De ondergeteekenden Van Hartrop cn Zoon fabriekanten alhier, geven met verscbuldigden eerbied te kennen, hun verzoek om voor hunne fabriek Wijk I n°. 97 in het Galgewater een spoelvlot te mogen leggenen voor hun perceel in 't Nootdeinde Wijk I n". 16 een stoep met palen en gordingen te mogen plaatsen. Leiden, 10 December 1873. 't Welk doende, Hartrop en Zoon. Leiden, 7 Januari 1874. De Commissie tan Fabricage heeft de eer op het request der firma Van Hartrop en Zoon te berichten dat bij baar geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van het daarbij gedaan verzoek: 1° om voor de fabriek in het Galgewater te leggen een spoelvlot, breed 2.75 en lang 5.10 meter, bevestigd aan in den grond geslagen houten palen, mits onder toezicht van den Gemeente-architect, na verkregen ver gunning van het Hoogheemraadschap van Kijnland, tot wederopzeggens too en tegen betaling van het recht bepaald bij art. 3, n°. 2, van het tarief vastgesteld 5 Maart 1857; 2° om een stoep met palen en gordingen te leggen op gemeentegrond voor bet huis in bet Noordciiule Wijk I n°. 16 (straatn". 14) mits onder toezicht van rooimeesters. Aan HH. Burgemeester De Commissie vnn Fabricage, enz. en Wethouders.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 1