zicliwat de kosten van een verbeterd tonnenstelsel betreft op een verkeerd standpunt plaatst, acht ik het van belang UEA. het bovenstaande mede te deeleu. Ik heb de eer mij inet verschuldigden eerbied te noemen van U Edelachtbare Heeren Uw WEA. dienstw. dienaar, M. Sijmons, Civiel-ingenieur. N®. ai*. Leiden, 17 December 1878. Aan den Baad der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigde hoogachting te kennen de ondergeteekenden Dat «ij met groot leedwezen gelezen hebben het voorstel tot invoering van het zoogenaamde tonnenstelsel in de huizen door hen bewoond. Dat zij j daargelaten de rechtskwestie, groot bezwaar hebben tegen het wegnemen van het bestaande riool en de vervanging daarvan door tonnen. Dat de bezwaren die zij hebben betreffen eensdeels de vele ongeriefelijk- heden en onaangenaamheden, noodwendig verbonden aan het dagelijks of bijna dagelijks verwisselen der tonnen, en anderdeels het groote nadeel voor de gezondheid wanneer de tonnen en hare behandeling niet beantwoordeu aan de eischen die men aan een goed tonnenstelsel doen moet, als zijnde: ondoordringbaarheid- der tonnen (metaal), bijzondere inrichting daarvan om het ontwijken van gassen te belettengeregelde ontsmetting van den inhoud, het desinfecteeren van tonnen afkomstig uit besmette huizen enz. enz. Alle welke zaken zoo kostbaar zijn dat men ze gerust voor onuitvoerbaar houdeu kan. Dat zij des te meer bezwaar tegen dat stelsel hebben, omdat zij tot heden toe van het bestaande riool nog nimmer last van verstopping of onaangename reuk gehad hebben. Dat zij dan ook verwachten dat de Baad, zoo lang hij vermeent nog geen stelsel te kunnen invoeren dat aan alle redelijke eischen voldoetverre verkiezen zal het tegenwoordig riool voorloopig te laten bestaan dan onze buurt en onze Academiestad te begiftigen met een stelsel dat overal bestreden en in vele steden van het buitenland zelfs met opoffering van groote sommen gelds verlaten wordt. Hetwelk doende enz. enz., Dr. J. C. Kist, J. Van dek Lelie, Wed. M. Van Schie, Wed. W. H. Van Bree, A. Gladine, J. Van Dijk, F. ÜANiëLS D. Wijnbeek, J. Weytenburg, A. Slok, B. Verhoeven, W.B. Fisser, P. Van der Most van Spijk, P. J. Van Unen,P. Van Wijk, F. Frank, H. M. Biksiot, H. M. De Graaf, J. Van der Plas, J. L. F. Beens J. M. Bandoe J. J. CümpfersJ. H. Schül- ling, J, B. Petri, A. Van der Linden, J. H. Jedeloo, J. F. E. Willemsom, J. D. F. Werner, J. Dd Oroix, J. Leugeiung, J. W. Schwenck, C. A. Franchimon, J. Van der Drift, J. P. Cattel, D. Lens, O. W. H. Goddijn, C. Mizée, H. E. Van der Meer, M. Lokkers, P. De Jong, H. Van der Klaauw, A. M. De Does, Wed. A. H. Spoorman, D. Hoek, G. Vilders, J. Smit, W. Plasmeijer, J. H. Smit, Jac. Goddijn, P. J. Oost veen, J. M. Gobos, P. J. De Does, M. Sieval, J. Düyndam, J. Karstens, J. B. Van der Net, L. H. F. Willemsen. N° 818. St. Michiels Gestel, 23 December 1873. Aan de stedelijke regering van Leiden. Naar aanleiding van hetgeen ik daar zooeven in de Courant lees, dat het oordeel van den Inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht in de provincie Zuidholland u kenbaar gemaakt, is: #dat het Liernurstelsel boven het zoogenaamde tonnenstelsel verre de voorkeur verdient" ben ik zoo vrij u het navolgende mede te deelen. Het oordeel van deze autoriteit is voorzeker hoofdzakelijk gegrond en niet ten onrechte op het bezwaar van het verleenen (bijna dagelijks) van toegang in de huizen aan vreemde werklieden, welke, op grond van de door hen te verrichten werkzaamheden al lichtelijk beschuldigd kunnen worden van een onaangename lucht in huis te brengendoor zoodanig beschuldiging of vrees (ten rechte of ten onrechte) kan een slechte indruk en zelfs tegenwerking ontstaan, die moeielijk te overwinnen zijn, hoe nuttig ook voor het algemeen eene reforme van de tegenwoordige verderflijke handeling met de faecaliën ook moge zijn; eene verandering ten deze welke thans door elk bestuur, ja! door een ieder die het algemeen welzijn ter harte gaat, gewenscht wordt. Ook als een bezwaar doch van minderen aard kan beschouwd worden de gewoonte om het overtollige water in de privaten te werpen. Derhalve moet eene uitvinding die het middel aan de hand geeft om deze bezwaren te overwinnen, als zeer belangrijk beschouwd worden. Dit middel vermeen ik nu, na mijn schrijven aan u dd. 11 dezer, ten gevolge eener conferentie met belangstellende besturen gevonden te hebben want, bij het door mij nu uitgevonden toestel dat ik voortreffelijk privaat noem, vervalt de toegang in de huizen van vreemde werklieden vereenigende daarbij de vereischte eigenschappen als: gemakkelijke sluiting, gemakkelijk vervoer, gemakkelijk schoonmaken, gemakkelijk stellen, bovendien zeer eenvoudig en door het klein formaat overal te plaatsen en betrekkelijk zeer laag van prijs. Dientengevolge heb ik de prijzen mijner toestellen bepaald als volgt: Verbeterde Delftsche ton voor minderen stand en etadsgebouwen 10 Voortreffelijk privaat voor algemeen gebruik, geheel compleet 17 Verbeterde Inodore voor den rijken stand16 Beukelooze porceleinen urinoirs16 Beukelooze kamer-reservoir//16 Bij de verbeterde Inodores bestaat het bovenbedoelde bezwaar als 't ware niet, daar de ruiming der reservoir slechts p. m. ora de maand behoeft te geschieden en dit niet meer last veroorzaakt dan in het huis brengen van wijn, bier of' andere huishoudelijke zaken. Met de meeste achting heb ik de eer mij te noemen UEd. Achtb. Dw. Dienaar H. Berail Jz. N°. 219. Leiden, 10 December 1878. De verordening van 4 Mei 1872 (Gemeentebl. n®. 9) was gebaseerd op de onderstelling, dat de vacante plaatsen grootendeels door hen, die hier als kweekelingen opgeleid zijnzouden bezet wordenvoor een klein deel door- onderwijzers van elders, met eene kleine verhooging van het minimum voor inwoning. Toen deze verordening ontworpen werd, was het niette voorzieo, dat er eerlang zulk een gebrek aan hulppersoneel in ons land zou ontstaan, als tegenwoordig het geval is. De feitelijke toestand is dientengevolge deze geworden, dat nauwelijks de helft der vacante plaatsen door Leidsche kwee kelingen worden ingenomen op het minimum der jaarwedde, terwijl voor de andere helft van elders zich slechts geschikte sollicitanten aanmelden als men het minimum zeer aanzienlijk verhoogtja zelfs tot het maximum opvoert. Er ontstaat aldus een verschil in bezoldiging tusschen hulponder wijzers en onderwijzers van gelijke dienstjaren, dat ontvredenbeid wekt, en waarvan ook in Uwe vergadering de onbillijkheid reeds is uitgesproken. Daar nu de verordening niet meer in overeenstemming is met den werke- lijken toestand en eene verandering van dien toestand in de eerste jaren niet te voorzien isheb ik de eer U voor te stellendo verordening zoo te wijzigen, dat er weder overeenstemming verkregen wordt, en wel door ver hooging van het minimum. Er is nog eene reden waarom eene wijziging der verordening mij wen- schelijk voorkomt. Bij de behandeling der laatste gemeentebegreoting heeft de Baad beslist tegen de meening, dat de verhoogingen bedoeld bij alin. 5 van art. 2 jaarlijks zouden worden toegekendennaar het schijnthet ge voelen omhelsd, dat deze slechts om het andere jaar zouden verleend worden. Ik acht het noodig, dat dit alsnu ook in de verordening aldus worde be paald. Anders toch zou de belofte van tractementsverhooging geheel in het onbepaalde liggen en de vervulling telkens verschoven kunnen worden, wat gewis niet de bedoeling van den Baad is, daar zulk eene belofte elke aanmoedigende strekking zou missen. Behalve de verhooging der minima, stel ik U voor, ook het maximum der wedde van de hulponderwijzers en hulponderwijzeressen te verhoogen daar de ondervinding geleerd heeft, dat zelfs op het tegenwoordige maximum soms geen sollicitanten van elders zich nanmelden. De bedoelde wijzigingen in art. 2 der verordening zijn derhalve Al. 2. De onderwijzers én onderwijzeressen der eerste klasse genieten een. tractement van f 700900, die der tweede klasse van 600800 in het jaar. Al. 3. De hulponderwijzers en hulponderwijzeressen worden bezoldigd met ƒ450550 jaarlijks. Al. 4. Achter het woord gemeentebegrooting bij te voegen Voor eene verhooging zullen in den regel alleen in aanmerking komen zijdie minstens een jaar in functie zijn of in het vorige jaar geene ver hooging hebben ontvangen. Alvorens U dit voorstel te doenheb ik de zaak ernstig besproken met de hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressenook om te onderzoekenof onder de gegeven omstandigheden het misschien wenschelijk kon zijnU de invoering van een ander stelsel dan dat der tegenwoordige verordening in overweging te geven. Doch naar eenstemmig gevoelen zijn de voordeelen aan het tegenwoordige stelsel van verhooging verbonden zoo grootdat men het zeer ongaarne zou opgeven, terwijl de voorgedragen wijzigingen de thans bestaande moeilijkheden en grieven geheel zullen opheffen. Het is, meen ik, overbodig nader uiteen te zetten, waarom deze verhoogingen noodzake lijk zijn, wil men een bekwaam hulppersoneel behouden en voor de vacante plaatsen geschikte personen vinden. De lijsten van vacatures in de cou ranten zijn daaromtrent welsprekende getuigen. In dorpsgemeentenwaar men twee jaar geleden slechts na zeer sterken aandrang besluiten kon, de bezoldiging van 300 op f 350 te brengen, biedt men thans ƒ550. Indien door U wordt beslotende verordening aldus te wijzigen waag ik het U in bedenking te gevenreeds terstond de bezoldigingendie beneden het nieuw vastgestelde minimum'zijn, tot dat cijfer geheel of gedeeltelijk te verhoogen. Er zijn vier onderwijzers of onderwijzeressen die ƒ500 hebben, vijf hulponderwijzers of hulponderwijzeressen die ƒ300, zes die ƒ350, en dertien die 400 genieten. Indien men kan besluiten de traete- inenten der vier onderwijzers reeds nu tot ƒ600 te verhoogen, en die der overigen thans elk met ƒ50 te vermeerderen, om die bij de volgende be grooting op het minimum te brengen zou dit stellig door het geheele onder wijzend personeel met blijdschap worden begroet. De Schoolopziener in het 3de Aan den Gemeenteraad district van Zuid-Holland, van Leiden. M. J. De Goeje. N®. 280. Leiden, 24 December 1873. Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leggen een adres van W. C. Peiger, verzoekende met l Januari 1874 ontslag als hulp onderwijzer aan de openbare school n°. 2 voor minvermogendenvergezeld van het bericht van den hoofdonderwijzer. Hoezeer het ontslag niet, overeenkomstig art. 8 van de verordening van 4 Mei 1872 (Gemeenteblad n°. 13), ééne maand vóór het tijdstip waarop het zoude moeten ingaan is ingediendzien wij ermet het oog op het gunstig advies van den hoofdonderwijzer, geen bezwaar in u in overweging te geven het gevraagd ontslag met ingang van voormeld tijdstip eervol te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders,, enz. Leiden, 22 December 1873. Aan den Ed. Achtb. Baad der gemeente Leiden Wordt door den ondergeteekende benoemd hulponderwijzer te Benswoude, tegen l Januari 1874, eervol ontslag uit zijne tegenwoordige betrekking verzocht, als hulponderwijzer aan'de school n°. 2 voor minvermogenden alhier. 't Welk doende W. C. Pelger. Leiden, 24 December '1874. Ed. Achtb. Heer Ter voldoening asn uw apostille van 23 dezer, n#. 2427, heb ik de eer u te berichtendat mijnerzijds geen bezwaren bestaan tegen de inwilliging van het verzoek van den hulponderwijzer W. C. Peiger, weshalve ik den bescheiden raad geef, genoemden hulponderwijzer tegen p®. Januari 1874 eervol ontslag te geven uit zijn tegenwoordige betrekking. Den Ed. Achtb. Heer Burge- De hoofdonderwijzer der openbare meester van Leiden. school n®. 2 voor minverm., N. Brouwer. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DBABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 2