HANDELINGEN VAN IIS GEMEENTERAAD VIN LEIDEN.
57
INGEKOMEN STEKKEN,
(er inzage van de leden nedcrgclegd.
N°. 214. 's Gravenhage, 14 December 1873.
Met veel belangstelling heb ik kennis genomen van het rapport der Com
missie van Fabricage betrekkelijk de riolering binnen uwe gemeente, mij
op mijn verzoek met uwen brief van 6 November n°. 838 toegezonden.
Naar aanleiding daarvan veroorloof ik mij enkele opmerkingen onder de
aandacht van UEA. te brengen.
Een goed tonnenstelsel kan, mijns inziens, uit het oogpunt der gezond
heid theoretisch op eene lijn gesteld worden met het pneumatische stelsel.
Maar ik leg hier zeer bepaalden nadruk op het woord goed. En een goed
tonnenstelsel vordert zóóvele kosten van exploitatie, dat de cenige reden,
waarom het boven het pneumatisch stelsel zou kunnen verkozen worden
mindere kostbaarheid daardoor vervalt.
Alleen bij dagelijksche verwisseling der tonnen kunnen beide stelsels
hygiënisch gelijk gesteld worden. Reeds bij verwisseling om den anderen
dag staat hef tonnenstelsel bij het andere achter.
Men vergele ook niet dat daarbij om de andere week de verwisseling op
een Zondag valt en men derhalve of het werkvolk ook Zondags moet laten
dienst doen en de ingezetenen ook dien dag met de wegruiming moet lastig
vallenóf de tonnen drie dagen moet laten staan en dus niet om den an
deren dag verwisselt.
Sommigen achten verwisseling twee malen 's weeks voldoende. Dan blij
ven derhalve de faecale stoffen afwisselend drie en vier dagen in de woningen.
In Delft is (rapport blz. 24) «eene verwisseling van twee malen 's weeks op
enkele uitzonderingen na over het algemeen voldoende bevonden." Aan
welken maatstaf hier het «voldoende" wordt getoetst, is niet medegedeeld.
Daar «verlangen velen zelfs het slechts eens per week, terwijl zij niets on
aangenaams van dit langer staan ondervinden." De waardering van wat
aangenaam en onaangenaam is, is zeer verschillend. Er zijn lieden, die aan
reinheid weinig hechten rn voor wie onreinheid niets onaangenaams heeft.
Maar de vraagwat de volksgezondheid vordertis eene andere dan wat
deze of gene al óf niet onaangenaam vindt.
Doch ik ben te zeer overtuigd dat de Leidsche gemeenteraaddie reeds
zoo duidelijk blijken gaf van een juist inzicht in het gewicht van spoedige
en volledige wegruiming der faecale stoflenin dit opzicht niet met mij
van gevoelen zal verschillen, dan dat ik langer hierbij zou stilstaan. Het
rapport erkent dan ook (blz. 1 i) dat «uit gezondsheids oogpunt eene dage
lijksche verwisseling moet geeischt worden" en stelt «slechts bij wijze van
opoffering" anderendaagsche verwisseling voor. En wat zou voor die opofte-
ring verkregen worden? Zelfs dan nog zouden de exploitatiekosten van het
tonnenstelsel aanmerkelijk hooger zijn dan die van het pneumatische stelsel.
Dat sommigen wanneer de tonnen slechts twee malen 's weeks worden
verwisseld niets onaangenaams ondervinden, is ook zeker geen bewijs dat
er geen nadeel wordt toegebracht.
Wie het niet nadeelig acht, dat die stoffen eenige dagen in de woningen
blijven, wie meent, dat eene bevolking ongestraft leeft te midden van hare
uitwerpselenhij stake het zoeken naar de heste wijze van afvoer. Voor
hem' is het moeielijk vraagstuk, dat zoovelen bezig houdt, opgelost: hij
neme groote tonnendie weggevoerd worden wanneer zij vol zijn.
Maar op de overtuiging der schadelijkheid van het bewaren dier stoffen
in en bij woningen, op de bewustheid van het noodzakelijke van snellen
afvoer berust immers het gansche streven van dezen tijd, dat men overal
opmerkt, om die stoffen, zoo spoedig en zeker mogelijk te verwijderen en
de bevolking aan haren invloed te onttrekken
Stelde ik theoretisch een goed tonnenstelsel op eene lijn met het pneu
matische stelsel, uit een praktisch oogpunt verdient, mijns inziens, het
laatste verre de voorkeur.
De bezwaren van het tonnenstelsel zijn in het rapport zeker niet over
dreven. Het ongerief, hetwelk de bevolking daarvan ondervindt, is waarlijk
niet gering. De werklieden moetin zij het dan ook slechts om den
anderen dag de woningen binnengaantot achter in de huizen en op
de bovenverdiepingen en de tonnen met hun walgelijken inhoud bi; velen
van de trappen somtijds door vertrekkenaltijd door den gang dragen.
Het rapport wijst met een woord op hel gevaar «van uitstorting of ontglip
ping aan den schouder der dragers, zoodat de inhoud door een gedeelte
van het huis wordt verspreid." En dat gevaar is zeker niet denkbeeldig.
Veeleer moet men voor onvermijdelijk houden, dat dit nu en dan geschiedt.
Mij is bekend dat in Groningen in eene aanzienlijke woning zulk ten ton
is van den trap gevallen. De toestand die daardoor ontstaat laat zich den
ken hij is wel geschikt om den grootsten voorstander der tonnen daarvan
afkeerig te maken.
Al te zeer hangt men bij het tonnenstelsel af van de nauwgezetheid en
voorzichtigheid der werklieden. Hoe.moeielijk het is, deze soort van lieden
te doordringen met de overtuiging van het gewicht eenerzeer zorgvuldige uitvoe
ring der hun toevertrouwde werkzaamheden, wordt ook door de Delftsche commis
sie der gemeente-reiniging herinnerd (rapport blz. 24). En zonder zorgvuldig
heid van hunne zijde gaan de voordeelen van het stelsel voor een deel verloren.
Stelt men hiertegenover het gemakhetwelk de ingezetenen van het
pneumatische stelsel ondervindenwaarbij de reiniging geheel ongemerkt
plaats heeft en op mechanische inrichtingen berust, die niet zoo veler
handen bij de toepassing vereischendan springen de voordeelen van dit
ook in hygiënisch opzicht zoo voortreffelijk stelsel in het oog.
Het eenig bezwaar tegen algemeene toepassing schijnt dan ook te zijn,
dat het stelsel kostbaar is in aanleg. Geen ander bezwaar is er tegen aan
gevoerd in de verschillende rapporten, daaromtrent te Leiden uitgebracht, en
in de discussiën in den gemeenteraad, voor zoover die mij zijn bekend geworden.
Maar wordt dit bezwaar niet geheel opgewogen door de omstandigheid
dat het tonnenstelsel, tenzij men het toepasse op eene wijze, die met de
eischen der gezondheid niet voldoende rekening houdt, meer exploitatie
kosten vordert, en dus op den duur nog kostbaarder is?
Thans reeds worden bovendien de exploitatie-kosten voor een groot deel
door de opbrengst der stoffen gedekt, gelijk door U. E. A. den 31 Juli
aan den gemeenteraad werd medegedeeld. Dit zal derhalve wel geheel het
geval zijnnu de pachtprijs met is verhoogd.
En kan ook, mag ook aan een geldelijk bezwaar, waar het de gezondheid
der ingezetenen betreft, wel overwegend gewicht gehecht worden? Een der
1873.
leden van uwen gemeenteraad gaf daaromtrent in de zitting van 18 Sep
tember een, mijns inziens, zoo juist advies, dat ik er niets heb bij te voegen.
Met het oog op de uitnemende hygiënische voordeelen, door het pneu
matisch stelsel te verkrijgen, en met geen ander in die mate bereikbaar,
-meen ik met aandrang de algemeene toepassing daarvan te mogen aanraden.
De Inspecteur voor het geneeskundig staatstoezicht
Aan heeren Burgemeester voor de provincie Zuid-Holland
en Wethouders van Leiden. Egeling.
N". 215. Frankfort s/in, 12 December 1873.
Edël Achtbare Heeren 1
Nadat wij kennis genomen hebben van het zeer belangrijke rapport van
22 October door de Commissie van Fabricage uitgebracht, vermeenen wij het
onze plicht te zijn nog eenige ophelderingen in de zoo gewichtige vraag
van de verzameling en afvoer der faecale stoften te geven. Het geldt toch
thans eene door uwen Raad te nemen beslissingdie reeds in de naaste
toekomst op het welzijn en op den gezondheidstoestand uwer gemeente van
grooten invloed zal zijn.
Daar nu zoowel uwe Commissie van Fabricage als ook die van Financiën
zonder omwegen op hygiënische en economische gronden aan het Liernur-
stelsel boven het tonnenstelsel de voorkeur geeften het eenigste bezwaar
in bet aanlegkapitaal schijnt gelegen te zijn, ter vermijding van welker
aanschaffing men genegen schijnt te zijn zich des noods liever hoogerejaar-
lijksche exploitatie-kosten te willen getroostenzoo zij het- ons vergund oin
op de financieele zijde der vraag r.ader terug te komen.
Sedert wij de eer hadden onze missive van 24 Aug. 1872 aan U. F,. A,
te richten hebben wij op nieuw belangrijke vorderingen gemaakt en onder
vinding opgedaan in het toepassen van het stelsel op uitgebreidere staddeelen.
Wij zijn daarbij tot de overtuiging gekomen dat de pneumatische rioolering
cener geheele stad als de uwe uitstekend geschieden kan van één enkel
tapgebouw uitdesgevorderd buiten de stad gelegen cn" voorzien van alle
toestellen benoodigd voor de centrale exploitatie. Deze centrale werkplaats
wordt door middel cener lucht- en eener beerleiding met een zoogenanmd
expeditie-slation verbonden, dat zooveel doenlijk te midden der stad ge
legen en waartoe de benedenverdieping van een pakhuis of van een gewoon
klein woonhuis voldoende is. In dit gebouw bevinden zich de benedengronds
geplaatste reservoirs waarin de centraalbuizen uitmondendie van dit punt
uit alle in de stad gelegen straatreservoirs aandoen. Deze expeditie-reservoirs
dienen dus zoowel om het luchtledig in alle centraalbuizen en straatreservoirs
voort te planten, p.ls ook om tijdelijk de faecaal-massa's te ontvangen alvorens
deze naar het tapgebouw door luchtdruk geëxpedieerd worden.
Op deze wijze wordt het mogelijk om met slechts cén centraal-tapgebouw,
de centraalbuizen de minst mogelijke lengte te geven en den dienst tot een
minimum terug te brengen. Dus bezuiniging in den aanleg en bezuiniging
in den dagelljkschen dienst. Nu toch zijn één machinist met één stoker
jn het tapgebouw en één werkman voor de manupilatie der kranen in het
expeditie-station voldoende voor den dienst behalve de manschappen op de
straten. Hieruit volgt dus dat het bedrag der exploitatie-rekening op pag. 12
van het rapport der Commissie van Fabricage beduidend geringer worden zal.
Doch er is nog meer.
Uwe Commissie wijst er terecht op hoe poudrette-bereiding een onderwerp
aan de orde van den dag is, en hoe er overal naar gezocht wordt dit
probleem op te lossen. De groote steeds toenemende vraag naar mest maakt
liet onomstootelijk noodzakelijk dat de enorme hoeveelheden menschelijke
mest voor zooverre deze niet in den natten vorm in de omgeving aanwen
ding vindt, tot eenen vorm worde gebracht waarin hij even als de Guano
een belangrijk handelsartikel wordt. Twee omstandigheden voornamelijk
hebben er toe bijgedragen dat dit plan tot nu toe niet dan gebrekkig en
niet dan met groot verlies ter uitvoering kwam. Het waren 1° de groote
kosten verbonden aan de uitdamping van 90 pCt. water dat in de onver
dunde faecaliën bevat is, en 2° de geringe hoeveelheid stikstof (het meest
waarde hebbende ingredient in de faccalicn) die er gewoonlijk in de oude
uitgeloogde cn uitgespoelde faecalicn aanwezig is, waarop tot nu toe de
poudrettc bereiding werd toegepast.
Wtlnu, deze beide bezwaren worden door bet Liernurstclsel opgeheven.
Eensdeels is de warmte van den verloren stoom der stationnaire machine
benoodigd voor de ledigingen, voldoende om de uitdamping der faecaliën
in het luchtledige te bewerkstelligen, terwijl het luchtledig zelf, waarin
de verdamping geschieden moet toch reeds aanwezig is, en dus geene nieuwe
krachtsaanwending d. w. z. brandstoffen kost. Ergo kost de verdamping
zelve om zoo te zeggen niets. De bewerking geschiedt in zeer eenvoudige
toestellen, die, volgens het oordeel van deskundigen, volkomen geschikt zijn
om er het beoogde doel mede te bereiken.
Anderdeels bevatten de faecaliën op het oogenblik der bewerking nog het
volle quantum stikstof dat zij in het geheel van den producent ontvingen.
Die aanwezige stikstof wordt eerst door zwavelzuur of door eenig ander
goedkoop zuur gebonden, zoodat er tijdens de verdamping niet van verloren
gaat. Het volle quanturn stikstof in de versche faecaliën aanwezig zal dus
in de poudrette teruggevonden worden, om het even of er soms al water in
de privaten geworpen worde of niet. Dit moge wel is waar de te verdampen
watermassa vermeerderen, doch het kan natuurlijk geen invloed hebben op
de hoeveelheid stikstofnoch op de waarde van de poudrette. Dat de mine
rale zouten door de verdamping niet verloren gaan behoeft wel geen betoog.
Het Liernurstelsel maakt dus deze poudrette bereiding niet alleen zeer
gemakkelijk uitvoerbaar, maar het is tevens het eenigste stelsel, waarbij zij
financieel mogelijk is.
Rij het tonnenstelsel toch mist men al dadelijk de kostelooze warmtebron,
en het kostelooze vacuumzoodat de voor beide bcnoodigde brandstoffen
hooge extra-uitgaven zullen veroorzaken. Bovendien mist men er bij de
innige menging der vloeibare cn vaste deelen voor de poudrette-bereiding
noodzakelijk die door de pneumatische verzamelingsmethode van zelve ont
staat, doch bij de in tonnen verzamelde faecaal-massa eerst nog langs mecha-
nischen weg moet verkregen worden.
Hoe nu de door de Commissie van Fabricage geleverde exploitatie-rekening
een geheel ander aanzien zal verkrijgen door deze poudrette-bereiding mede
in rekening te trekken kan uit het navolgende blijken
De poudrette heeft eene verkoopswaarde gebaseerd op den marktprijs der
daarin bevatte nuttige mestingredientenwier hoeveelheid door eene beëedigde
72