N°. 303. Leiden, 4 December 1873. Onder overlegging vaii het adres van W. Hoogenstraaten om een overdek» ten overloop te maken in de Kerksteeg en het daaromtrent ingewonnen bericht van de Commissie van Fabricagegeven wij uwe vergadering in overweging de gevraagde vergunning te verleenen onder de door de Commissie voorge stelden voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz. Leiden, 21 November 1873. Aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigde hoogachting te kennen, de ondergeteekende W. Hoogenstraaten wonende aan de Steenschuur op den hoek van de Kerk steeg te Leidendat hij van zijne woning naar zijne in aanbouw zijnde fabriek staande -aan de andere zijde van genoemde steeg wenschte te maken een overdekten overloop. Hiervoor uwe toestemming behoevendeneemt hij de vrijheid zich tot UEdel Achtbaren te wenden met beleefd verzoek zoo hiertegen geene overwegende bezwaren zijn dat hem dit worde toegestaan.. 't Wrelk doende, W. Hoogenstraaten. Leiden, 3 December 1873. Bij het hiernevensgevoegd request van W. Hoogenstraaten wordt gevraagd de vereischte vergunning tot het maken van een overdekten overloopom zijn woonhuis op het Steenschuur en uitkomende in de Kerksteeg te verbin den met zijne in aanbouw zijnde fabriek in genoemde steeg. De Commissie van Fabricage heeft daartegen geen bezwaaromdat die steeg slechts eene breedte heeft van 2j meter en de onderkant van den overloop bijna vier meters boven de straat zal bereiken, zoodat het gebruik van die steeg voor den openbaren dienst daardoor geen hinder lijden zal. Zij stelt derhalve voor het verleenen der gevraagde vergunningom onder toezicht van den gemeente-architecttot wederopzeggens toe, de perceelen bij het kadaster bekend onder Sectie D, n°. 542 544 te verbinden door een overdekten overloopboog vier meter boven den grond van die steeg waardoor de passage niet kan verhinderd worden, breed 2£, lang 4 en hoog ruim 2 meters, behoorlijk overdekt en stevig gebouwd, met verplichting om alles in behoorlijken staat te onderhouden en tegen betaling van een recht van één gulden 'sjaars ten behoeve der gemeente, bij behoorlijke acte als erfdienstbaarheid op de genoemde kadastrale perceelen te leggen en in de registers over te schrijvenriadat het daartoe te nemen raadsbesluit de goed keuring van HH. Gedeputeerde Staten zal hebben verkregen. Aan H. H. Burgemeester De Commissie van Fabricageenz. en Wethouders. N°. 304. Leiden, 8 December 1873. Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leggen een aan ons College gericht adres van A. A. Niemeijer om vóór zijn huis in deKloksteeg, Wijk 4, n°. 12, op gemeentegrond een hardsteenen stoep te leggen, tegen de inwilliging waarvan noch bij de Commissie van Fabri cage noch bij ons bezwaar bestaat. Mitsdien stellen wij krachtens art. 212 van de onlangs vastgestelde Alge- meene Politieverordening voor de gevraagde vergunning te verleenenmits het leggen van de stoep geschiede volgens de rooiing door rooimeesters aan te wijzen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Abraham Anthonie Niemeijer, kleedermaker wonende te Leidendat requestrantmet inachtneming en overeenkomstig de daaromtrent bestaande bepalingen en voorschriften eene hardsteenen stoep wenscht te doen leggen vóór zijne woning te dezer stede in de Kloksteeg, Wijk 4, n°. 663, nieuw n°. 12; dat evenwel, alvorens daartoe over te gaanuwe toestemming wordt vereischt. Beden waarom hij zich tot UEd. Achtbaren wendt met het verzoek hem vergunning te verleenen de bedoelde stoep voor zijne gemelde woning te doen leggen. 'tWelk is doende, Leiden, 21 November 1873. UEd. Achtb. dw. dienaar, A. A. Niemeijer. 306. Leiden, 4 December 1873. Ingevolge de opheffing van de Administratie der Vereenigde Gast- en Leprooshuizen is het beheer over de Gemeente-Apotheek hetwelk werd uit geoefend door gecommitteerden tot gezegde administratie, opgedragen aan ons college en zijn de inkomsten en uitgaven met de Gemeente-Apotheek in verband staande op de gemeente-begrooting gebracht, terwijl bij de over dracht van het beheer tevens is gewezen op de wenschelijkheid dat eene speciale commissie bestaande uit deskundigen, voor deze instelling zoude worden benoemd. Naar het ons voorkomt zal deze commissie moeten bestaan uit een geneeskundigeeen scheikundige en een apotheker en voorloopig zijn wij er in geslaagd personen te vinden die zich welwillend bereid hebben verklaard om eventueel deze taak op zich te nemen. Be doelde personen zijn dr. W. M. S. Junius, geneesheer, dr. D. De Loos, directeur der hoogere burgerschool en de heer C. Franckenapotheker alhier. Wij geven uwe vergadering alzoo in overweging om tot de benoeming van drie commissarissen der Gemeente-Apotheek over te gaanten einde onder het oppertoezicht van het Dagelijksch Bestuur het beheer té voeren over gezegde instelling. Wanneer dit voorstel uwe goedkeuring mocht wegdra gen dan zal na overleg met de bovenbedoelde commissie eerlang een reglement houdende regeling van de Gemeente-Apotheek ter vaststelling worden aangeboden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N*. 303. Leiden, 5 December 1873. Door het College van Gedeputeerde Staten is ons bij hun besluit van 17 November jl.(Provinciaal Blad n°. 114) toegezonden een extract uit de staten, aanwijzende de aandeelen van de gemeente dezer provincie in het beloop der kwade posten enz. wegens de grondbelasting, dienst 1870, en de personeele belasting, dienst 1870/71 waaruit blijkt dat het aandeel dezer gemeente wat de grondbelasting betreft bedraagt 168.77j en wat de perso neele belasting aangaat 4238.08^, te zamen uitmakende de som van ƒ4401.86. Vermits op den betrekkelijken post der begrooting, hoofdstuk X, art. 10, volgn. 155, slechts een bedrag van 2800 in verband met de uitgaven over het jaar 1871 is uitgetrokken, zal in het ontbrekende door af- en over schrijving moeten worden voorzien. Wij stellen uwe vergadering derhalve voor van den post voor onvoorziene uitgaven een bedrag van f 1601.86 af te schrijven, waartoe de vereischte staat hiernevens wordt aangeboden. Onder verwijzing naar ons rapport van 25 November 1872, waarbij eene verhooging van dit artikel op de begroo ting van het vorig jaar werd voorgesteldwelke verhooging werd toegestaan bij raadsbesluit van 28 November d. o. v.brengen wij bij deze in herinne ring dat de vermeerdering van het aandeel in de kwade posten een gevolg is van de wijziging in de wetten op de personeele belasting bij de Wet van 9 April 1869 (Stbl. n°. 59), betrekking hebbende op de ontheffing wegens verhuizing. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 303* en 303*. Leiden, 9 December.1873. De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de beide door Burgemeester en Wethouders overgelegde staten van af- en overschrij ving op de begrooting, dient 1873, strekkende tot verhooging van de postenJaarwedden der onderwijzers op de middelbare scholen en uitkeering aan het rijk van het aandeel in de kwade posten wegens de directe belas- tingeu. Zij heeft mitsdien de eer tot de vaststelling van die staten te adviseeren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 4