cijfers. Die opbrengst bedroeg in bet jaar 1869 p. m. ƒ29000, waarbij echter dient gevoegd te worden het rijkssubsidie a ƒ7000, dus te zamen p. ra. ƒ36000. Yoor het jaar 1874 wordt de opbrengst geraamd op p. ra. ƒ41000, naderhand verhoogd-tot p. ra. ƒ43000, waarbij dan nog komtde bovengemelde ƒ7000, dus te zamen p. ra. ƒ50000. De opbrengst is dus 14000 meer, hetgeen echter niet verhindert, dat het nadeelig saldo op dit hoofdstuk, groot in 1869 p. m. 59000, in het jaar 1874 tot p. m. 83000 zal klimmen en dus met ƒ24000 zal toenemen. Ik geef deze cijfers^ alleen om ze te constateerenik maak er geene gevolgtrekkingen uit op, die ieder voor zich zeiven kan maken. Ik eindig met të verklarendat al het door mij aangevoerde de afkeurende stem, die ik over deze begroo ting zal uitbrengen, in mijne oogen volkomen rechtvaardigt. Dé heer Boys. Slechts ééiie vraag, mijnheer de Voorzitter, en wel over een onderwerp in de afdeelingen bij de algemeene beschouwingen ter sprake gebracht. Toen in het begin van het jaar onderhandeld werd over den afstand van de Buïne aan het rijk, hebben eenige ledenwaaronder ook ik, gewenscht, dat men die gelegenheid zou aangrijpen om te trachten van de regeering eenige toezeggingen te erlangen omtrent de uitbreiding, van de gemeente. Aan dien wensch werd geen gevolg gegeven; maar toch door het dagelij ksch bestuur verzekerd, dat het die zaak van de uitbreiding dade lijk ernstig zou ter harte nemen. Ik zou dus willen vragenof Burgemeester en Wethouders reeds stappen hebben gedaan in die richting, en zoo ja, welke resultaten tot nog toe verkregen zijn. De vraag, of er werkelijk behoefte bestaat aan uitbreiding der gemeentekandunkt mijniet wel langer worden betwijfeld nu de deskundigen bij uitnemendheidarchitecten en werkbazenin een onlangs bij deze vergadering "ingekomen adresde behoefte aan terrein voor bouwgrond duidelijk hebben uitgesproken. Dè Voorzitter. Ik kan mededeelen, dat bij gelegenheid, dat de Buïne aan het rijk is afgestaandie aangelegenheid bij den minister van binnen- landsche zaken is ter sprake gebracht en een gunstig onthaal heeft gevonden. Later heb ik ze met het hoofd van het gewestelijk bestuur besproken. In overleg met den stads-architect wordt thans door mij een ontwerp gereed gemaakt, dat eerlang aan het oordeel van het Dagelijksch Bestuur zal onderworpen worden. De heer Boys. Ik dank u zeer, mijnheer de Voorzitter, voor de ge- gevene inlichting. De algemeene beraadslagingen hierop gesloten zijnde, wordt in de eerste plaats overgegaan tot de behandeling der VITGATEIV. Hoofdstuk I. Huishoudelijk bestuur. Afdeeling I. Bezoldigingschrijjloonenpresentiegelden en reis- en ver blijfkosten te genieten door de personen in liet dagelijksch bestuur der gemeente werkzaam. Nos. 4750 worden aldus goedgekeurd: Jaarwedde van den Burgemeester ƒ3600; Idem van de Wethouders ƒ3000; Idem van den Secretaris 3000; Idem van den Ontvanger ƒ3000. No. 51. Jaarwedden van de bouwkundigen en van de opzichters der ge bouwen, der wegen en dergelijke 5725. De heer Cock. Ik wensch bier de reden op te gevenwaarom ik tegen dezen post zal stemmen. Die reden is gelegen in de voorgestelde verhoo ging van het traotement van den gemeente-architect. Ik heb daartegen twee overwegende bezwaren. Het eerste is ditdat ik mij tot nu toe steeds heb verzet tegen elke verhooging van tractement van gemeente-ambtenaren met uitzondering der tracteraenten die .minder dan ƒ400 bedragen, zoodat ik, wat dezen ambtenaar betreft, geene uitzondering mag maken. Niet dat ik eene algemeene verhooging van alle tractementen niet hoogst wenschelijk, ja bijna noodzakelijk, zoude achten. Verre van daar; maar met het oog op den vermeerderden druk der belastingen, die daaruit noodzakelijk moet voortvloeien, heb ik er mij steeds, doch met leedwezen, tegen verzet. In het gegeven geval heb ik echter nog een tweede bezwaar. Zoo ver ik zien kanis er in de voorgestelde begrooting geen zweem te vinden van een vast stelsel van algemeene verhooging van alle gemeente-tractementen zonder uit zondering. Daartoe kan immers niet gebracht worden de verhooging van de bezoldiging der ambtenaren ter secretarie. Deze is van geheel anderen aard; zij is het uitvloeisel van den reeds lang geleden uitgedrukten wensch dezer vergadering, om het aantal dier ambtenaren te verminderen en dan de aldus vrijgevallen tractementen over de overblij venden te verdeelen, met andere woordenminder ambtenaren maar dan ook meer werk en meer tractement voor elk hunner. Nu er van het invoeren van een stelsel van algemeene verhooging van alle tractementen bij deze begrooting hoege naamd geen sprake is, zoude ik vreezen, dat men in de verhooging van het tractement van dezen ambtenaar alleen, zonder ook alle andere ambte, naren in hunne bezoldiging te verhoogenniet te onrecht eene soort van distinctie zag. Daartoe wil ik niet geacht worden te hebben medegewerkt. Tot het verleenen van zulk een soort van distinctie vind ik in het gegeven geval, en ook met het oog ^>p den bedoelden ambtenaar, juist zooveel aan leiding niet. De heer Stoffels. Toen de architect vóór tien jaren was aangesteld op een tractement van 2500, was dat met het oog op den werkkring, die hem werd opgedragen, voldoende. Maar sedert zijn zijne werkzaamheden wel met een derde toegenomen. In de laatste jaren zijn hem zelfs werkzaamhe den opgelegd waaromtrent wij ons vroeger niet konden voorstellen dat hij daar mede zou belast worden. De Commissie van Financiën heeft terecht gezegd, dat de tijden zijn veranderd. Als men nu de behoeften van toen met die van nu vergelijkt, dan springt het onderscheid al zeer sterk in het oog. En dan meen ikdat de voorgestelde verhooging van jaarwedde alleszins is gerechtvaardigd. Ik jpreek maar alleen van den arbeiddie door den architect wordt verricht, en die alleen maakt, dat de verhooging volkomen billijk is te achten. De heer Du Eieu. Hoe wenschelijk het ook zijdat tractementen van dezen en van andere ambtenaren worden verhoogdzal ik echter aan dezen post mijne stem niet kunnen geven. Ik zie althans bezwaar om in dit jaar over te gaan tot verhooging van het tractement van den architect, en zal ook tegen al de verhoogingen der ambtenaren moeten stemmen. De heer Verster. Ik vereenig mij geheel mei hetgéea door den heer Cock is in het midden gebracht; en ik blijf dit doen ook na gehoord te hebben hetgeen door den heer Stoffels is geantwoord1, omdat, de door laatst genoemden spreker aangevoerde argumenten de bezwaren van den. heer Cockdie ook de mijne zijn, niet wegnemen-,, De heer Stoffels. Ik heb geene andere gronden bijgebracht dan die door de Commissie van Fabricage zijn aangevoerd; eene Commissie, die den belangrijken werkkring van den heer Schaap van nabij gadeslaat en dien ook^ nauwkeurig en door en door kent. Indien ik dien werkkring in al de détails zou omschrijven, zou er, ik ben er zeker van, geen twijfel overblijven, of er bestonden voor de gevraagde verhooging overvloedige gronden. De heer Buys. Ik zal gaarne medewerken tot verhooging van het tracte ment van den architecteven als ik vroeger tot verhooging van andere be zoldigingen in deze gemeente medewerkte, Wat mij daarbij leidtraakt niet de vermeerdering van werkzaamhedenmaar enkel de overweging dat de! waarde van het geld verminderd en de prijs van alle levensbehoeften aan merkelijk gestegen is. Willen wij onze ambtenaren, tien of vijftien jaren geleden aangesteld, laten behouden wat hun vroeger werd toegezegd, dan moeten wij het toen gestelde bedrag verhoogen. Ik acht dje verhooging een zedelijk gebod even goed voor openbare besturen als voor fabrikanten en werkbazen, en om dat gebod te kunnen naleven, zal ik zelfs tegen geen verhooging van belastingen opzien. Maar ik heb een ander geheel tegen overgesteld bezwaar. Ik wenschte namelijk den post met 100 te verhoogen. Met eenige verrassing heb ik toch geziendat Burgemeester en Wethouders geen gevolg hebben gegeven aan den welwillenden wenk der afdeelingen om. namelijk de som van ƒ100, elders voor toezicht op het Eiernurstelsel uit getrokken hierheen over te brengen en ze te voegen bij het tractement van den opzichter, met dat toezicht belast. Ik zeg welwillenden wenkwant hij moest dienen om eene onregelmatigheid te herstellen, ten vorigenjare door het Dagelijksch Bestuur gepleegd. Immers bij de vorige begrooting was voorgesteld het tractement van den hier bedoelden opzichter van ƒ900 op ƒ1000 te brengen. Dit voorstel, door velen verdedigd, werd echter door anderen bestreden en door de meerderheid afgekeurd. Het tractement zou dus blijven ƒ900; en toch reeds op het oogenblik dat dit besluit genomen werd, genoot de opzichter ƒ1000 door zijne toelage van ƒ100," wegens het toezicht op de werking van het Liernurstelsel. De Baad wist echter van dit alles niets eft het Dagelijksch Bestuur evenmin; want ik denk er niet aan te beweren dat het bestuur ons opzettelijk eene valsche voorstelling van zaken heeft gegeven. De geachte voorzitter van de Commissie van Fabri cage kende zelf den toestand niet; maar dit bewijst dan ook hoe allerellen digst dat stelsel van toelage is. Het is eene verkeerde gedachte voor ver schillende werkzaamheden den ambtenaren behalve hunne vaste wedde nog afzonderlijke toelagen te verstrekken. Vereischt het lot der ambtenaren in vervolg van tijd verbetering, men verhooge dan het vaste tractement, maar men wete althans wat men doet en hoe ver men werkelijk gaat. Trouwens waarom toelagen? Het toezicht op het Liernurstelsel zal toch wel natuurlijk behooren tot de taak van een opzichter en deel uitmaken van de diensten, welke hij volgens zijne instructie verplicht is de gemeente te bewijzen. De verdediging door Burgemeester en Wethouders aangevoerd, dat men alleen door die toelage uit te trekken juist kan weten wat het Liernurstelsel in zijne toepassing kost, gaat daarenboven niet op. Wilde men dat stelsel huldigen dan moesten op de begrooting in het geheel geen tractementen uitgetrokken maar die sommen verdeeld worden over al de takken van administratie, waaraan die ambtenaren hunne zorgen wijden. Eene loutere onmogelijkheid inderdaad. Dit zijn deredenen, mijnheer de Voorzitter, waarom de Commissie van Financiën voorstelt, vooreerst om de ƒ100, voorkomende als toelage op den post van het Liernurstelsel, hier over te brengen en ze te voegen bij het tractement van een der opzichtersen ten andere om door den Baad te doen besluitendat soortgelijke verhooging van vaste tractementen door toelagen buiten zijn medeweten niet behoort plaats te hebben. De heer Stoffels. Men vraagt: Wat is de reden, dat die 100 zijn ge bracht op de kosten van het Liernurstelsel en niet op het gewoon tracte ment van dien opzichter? In antwoord daarop is dienende dat wij toch moesten wetenof die man voor die zaak de noodige geschiktheid hadom er mede te kunnen omgaan. Het geval kon zich hebben voorgedaandat hij niet aan de verwachting had beantwoord. Als wij nu een vast tractement van 1000 bepalen, en die opzichter niet aan de verwachting beantwoordt, dan was toch het tractement te hoog uitgetrokkenen dan ware ongemerkt dat tractement van dien opzichter verbeterdterwijl wij konden wenschen dat een ander met die zaak belast wierd. Daarom komt het ons beter voor, dat voor dat speciale toezicht ƒ100 afzonderlijk als belooning door ons is toegekend. Maar de zaak komt ons niet gewichtig genoeg voor om daarop bijzonder aan te dringenen als de Commissie van Financiën wenscht, dat deze post met ƒ100 worde verhoogd, zullen wij er ons niet tegen verzettenen dan wordt die 100 van de kosten voor het Liernur stelsel teruggenomen en overgebracht op die van tractementen. De heer Van Outëren. Ik ben genoodzaakt te stemmen tégen de trac- tementsverhooging van den architectomdat ik mij geheel vereenig met het betoog van den heer Cock, althans met het eerste gedeelte daarvan. Als wij tot verhooging van tractementen zullen overgaanmoeten wij niet begin nen met die ambtenarenwelke eene der hoogste bezoldigingen genieten maar met hen, die het minst bezoldigd zijn. Indien de architect dan met zoo vele en misschien te vele werkzaamheden is belast, zou ik een deel daarvan liever zien opgedragen aan een onder-architect, hetgeen reeds inde sectien is ter sprake gebracht. De heer Bijleyeld. Ik vereenig mij met hetgeen door den heer Van Outeren is gezegd. Kortheidshalve zal ik niet in herhaling treden en alleen verklarendat ik tegen de verhooging zal stemmen. De heer De Fremery. De heer Buys heeft zoo even gesproken van het stelsel, dat hij afkeurde, om voor speciale werkzaamheden aan de ambte naren wier tractement door den Baad is vastgesteld nog toelagen t'C ver strekken. Ik geloof niet, dat de toelage verstrekt aan den eersten opziener voor dienstenbewezen bij de toepassing en het in werking brengen van het Liernurstelsel, recht geeft om te spreken van een stelsel, dat algemeene

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 2