De heer Bijleveld. Op de begrooting betrekkelijk de fondsen der gast en leprooshuizen, nommer 46 a, vind ik voor renten van kapitalen uitgetrok ken ƒ1160, - terwijl hier het bedrag der reuten wordt geraamd op ƒ1000. Van waar dat verschil? De Voorzitter. Ik wilde juist daaromtrent een voorstel doen. De heer Bijleveld. Ik wenschte slechts te weten den oorsprong van dat meerdere. De Voorzitter. Het ligt in de meerdere opbrengst. De verkoop is meer. De heer Bijleveld. Er wordt hier gesproken van rente van kapitaal; het is mij niet duidelijk van waar die hoogere rente. De heer De Fremery. Die ƒ1000 rente is eenvoudig eene raming van inkomst van het overgedragen kapitaal. Na die raming is nog het overge bleven terrein aan het rijk verkocht voor ƒ3200. Op dien grond is door de Commissie van Financiën te recht voorgesteld dit artikel met 160 te verhoogenvoor de meerdere rente die nu zal verkregen worden. De heer Bijleveld. Ik dank u zeer voor die inlichting. De post wordt goedgekeurd. No. 25. Opbrengst van grasverpachtingen ƒ472. De heer Bijleveld. Moet niet een gedeelte der opbrengst van het gras gewas worden overgebracht naar nommer 46a? Een deel toch van het land, waarvan het gras wordt verpacht, behoorde aan de gast- en leprooshuizen. De Voorzitter. Die opbrengst is toch altijd op deze begrooting ge bracht. De heer Bijleveld. Het is toch eene opbrengst, die behoort tot de administratie der vereenigde gast- en leprooshuizenvoor een gedeelte althans. De heer Stoffels. Een gedeelte der opbrengst van het grasgewas komt aan de gemeente, een ander gedeelte aan de bedoelde administratie. De heer De Fremery. Wij hebben gemeend de pacht van het grasge was niet te moeten splitsen, omdat de geheele opbrengst steeds in de gemeente kas is gestort. Ook is op dit oogenblik niet bekend wat van die opbrengst komt aan de stad en wat aan de administratie van de gasthuizen. Eene splitsing op dit moment is dus zeer moeielijk. De heer Bijleveld. Het is toch zoo doende een geamalgameerde toestand. De Raad heeft besloten dat er eene splitsing zou plaats hebbenmet dat besluit komt die gemengde toestand niet overeen. Al geldt het ook een gering cijfer, toch is eene splitsing, voor zooveel doenlijk, noodig. Het blijft eene raming, het geeft dus geen overwegend bezwaar dat de juiste cijfers op dit oogenblik niet kunnen worden opgegeven. De Voorzitter. Wij zouden het approximatief kunnen opgeven. De heer Bijleveld. Zooals gezegd ishet blijft eene ramingmaar dan wordt ten minste aan het beginsel vastgehouden. De Voorzitter. Dan zou het voorstel zijn om hier 75 en op n°. 46a ƒ300 uit te trekken. Het zou alzoo strekken om den post te verminderen met ƒ300. Met de omschreven verandering wordt de post goedgekeurd. No. 26 wordt aldus goedgekeurd: Pacht van de jacht en visscherij ƒ806.50. No. 27. Ontvangsten, resultaat van een afzonderlijk beheer a. gasfabriek ƒ34000; b. gemeente-apotheek ƒ650. De heer Dercksen. Het gebeurt niet dikwijls dat een raadslid tegen posten in ontvang stemt. Toch moet ik het hier doen. Die post bevat nog altijd winsten der gasfabriek. Ik verzoek dus hoofdelijke stemming over dit artikel en zalop de gronden meermalen door mij ontwikkelder tegen stemmen. De heer Bijleveld. Burgemeester en Wethouders hebben voorgesteld de hier onder letter b uitgetrokken som van ƒ650 af te voeren en over te brengen onder volgnommer 46a. Ik geloof dat de post hier moet behou den blijven omdat zij betrelt opbrengst van de apotheek als stedelijke instelling. De Voorzitter. De som van de gasfabriek "is door de Commissie van Financiën voorgesteld tot een bedrag van ƒ20000. De heer De Fremery. Ik zal tegen de raming van de Commissie geen bezwaar maken, daar de mogelijkheid bestaat, dat de gasfabriek die winst zal afwerpenhet tegendeel althans kan niet bewezen worden. Maar toch wensch ik op te merkendat die raming op geen enkelen grond steunt terwijl Commissarissen de boeken hebben geraadpleegd en hunne begrooting steunt op de cijfers daarin vermeld. Ik zal echter in hun voorstel berusten. De post wordt hierop in stemming gebracht en met 22 stemmen tegen 1, die van den heer Dercksengoedgekeurd. Nos. 28 en 29 worden aldus goedgekeurdBaggeren in de wateren de gemeente toekomende ƒ1200; Ontvangsten bij de Commissie van Fabri cage 200. Het hoofdstuk in zijn geheel wordt aangenomen met 22 stemmen tegen I, die van den heer Dercksen. Hoofdstek IV. Ontvangsten van verschillenden aard en toeval lige BATEN. No. 30. Tienden, cijnsen en erfpachten 1525. De Voorzitter. Ik stel voor ook dezen post met 75 te verminderen en dat bedrag over te brengen op nommer 46 a. Met die wijziging wordt het nommer goedgekeurd. Nos. 3140 worden aldus goedgekeurd: Pacht of opbrengst der bank van leening Nihil; Pacht of opbrengst van den haardasch, vuilnis-, bagger- en dergelijke mestspeciën ƒ4377; Boeten van politie, nationale militie enz. 250; Boeten wegens overtredingen in zake van plaatselijke belastingen f 25Teruggave van het Kijk wegens bij voorschot verstrekte reisgelden aan militieplichtigen ƒ10; Teruggave van verpleging en transportkosten van krankzinnigen en kinderen van gevangenen, bedoeld bij art. 26 der wet van 28 Juni 1854 ƒ10; Bijdrage van het llijk in de kosten van het mid delbaar onderwijs ƒ7000; Andere ontvangsten, niet tot de vorenstaande be- hoorende ƒ500; Teruggave van zegelgelden voor quitantiën der plaatselijke belastingen ƒ260; Opbrengst van faecale stoffen, stelsel Lienuur 1500. Het hoofdstuk wordt met algemeene stemmen aangenomen. Hoofdstuk Y. Buitengewone ontvangsten. Nos. 4143 worden aldus goedgekeurd: Opbrengst van den verkoop van gemeente-eigendommen, van boomen, enz. ƒ150; Aflossing op hypotheken en obligatiën 1000; Afkoop van grondrenten, tienden enz. 10. No. 44. Verkoop van inschrijvingen op het grootboek der nat, werk. schuld 2j pCt. ƒ26425. De Voorzitter. Ik stel voor dezen post met 8425 te verminderen. Door de Commissie van Financiën is voorgesteld dat het kapitaal in 25 jaren in de gemeentekas zal worden teruggebracht, namelijk de f 5000, ƒ2000 en ƒ11000. Burgemeester en Wethouders wenschten wel dat men op het vroeger beslotene daaromtrent terugkwam, omdat het hier niet be treft kapitaalverlies, maar slechts verwisseling van kapitaal. Ik geloof, dat de gevoelens over en weder over dit punt genoegzaam zijn ontwikkeld, en zal het voorstel van de Commissie van Financiën in stemming brengen.. De heer De Fremery. Ik zal mijne bezwaren tegen het voorstel der Commissie van Financiën niet breedvoerig herhalen maar verklaren dat Burgemeester en Wethouders, niet minder dan de Commissie, wederkeerig aan hun gevoelen vasthouden. Zij zegt: <?de schoolgebouwen moeten ook bij het meest zorgvuldig onderhoud na een zeker aantal jaren te niet gaan", doch het bewijs is en kan ook niet geleverd worden, het tegendeel blijkt uit tal van gebouwen die ontelbare jaren bestaan; ik wil alleen op de Latijnsche school wijzen die voor eeuwen is gebouwden wordt zij niet gesloopt, nog eene gelijke toekomst heeft. Zoo een gebouwd eigendom ook bij zorgvuldig onderhoud na 25 jaren moest te niet gaanwie zou immer kooper willen zijn van eene dergelijke bezitting. Ook de bewering dat een kapitaal tot aanbouw verbruikt geene renten afwerpt, is naar mijne overtuiging onjuist; de gemeente voorziet nu als eigenares in hare behoefte aan een gebouw, zonder huur verschuldigd te zijn; in plaats van derenten worden dus voordeelen verkregen van niet mindere waarde. Was de stelling vroeger opgeworpen en overgenomen juistzeker zouden wij ons niet verheugen in de scholen die nu zoo krachtig bijdragen om den bloei dezer gemeente te bevorderendoch genoeg, de Raad beslisse nu. De heer Buys. Het zal niet noodig zijn nog eens in het breede op te halen wat de Commissie van Financiën in vroeger jaren ter ondersteuning van haar gevoelen heeft aangevoerd. Ik wil nu alleen nog dit zeggenin antwoord op hetgeen de geachte wethouder van Financiën heeft in het midden gebrachtdat het niet de vraag is of scholen en dergelijke gebou wen kapitaal zijn, niemand die daaraan twijfelt, maar of zij behooren tot de kapitalenwelke materieele rente afwerpen. Wat de bewering betreft dat door ons stelsel aan de gemeente een ondragelijke last wordt opgelegd, moet ik toch herinneren, dat wanneer Leiden, als de meeste andere gemeen ten voor het bouwen van scholen kapitaal moest opnemenhet volgens de wet verplicht zou zijn de middelen aan te wijzen om het geleende kapitaal terug te brengen. Wat de Commissie wil is dus de zeer normale toestand. De heer Cock. Ik ben vroeger niet ingenomen geweest met dat besluit. Maar nu het eenmaal bestaat en reeds verscheiden malen is toegepast, zou ik het zeer inconsequent vinden er weer van af te wijken. Ik moet alleen even antwoorden op het gezegde door den heer De Fremery, dat, indien vroeger een zoodanig besluit genomen was, men niet op dergelijke schoone en ruime schoollokalen had kunnen wijzen als wij nu bezitten. Dat geachte lid schijnt te vergeten dat de scholen van dien tijdvoor verre het grootste ge deelte niet uit de opbrengst van verkocht kupitaal, maar uit de aanzienlijke batige saldo's zijn gebouwd, die toenmaals ten gevolge van de bestaande accijnsen jaarlijks voorkwamen. Dit herinner ik mij dat onder anderen bepaald het geval is geweest met de hoogere burgerschool. Wat eindelijk den duur der schoollokalen betreft, kan ik tegenover de Latijnsche school stellen de eerste school van juffrouw Renssen op de Breêstraat. Niettegen staande herhaalde verbouwingen heeft dat lokaal als school niet langer dan acht jaren kunnen duren. Toen is het verkocht zonder de aanzienlijke ge maakte onkosten weer op te brengen. De Voorzitter. Die school is niet afgekeurdomdat zij niet goed was, maar omdat zij te klein was. De heer Seelig. Ik zal tegen de voordracht stemmenals de bepaling van 25 jaren blijft. Over het principe is veel voor en veel tegen te zeggen; daarover zou nog dagen lang kunnen gesproken worden. Maar als men al dat beginsel aanneemt, dan komt mij de bepaalde termijn wel wat te kort voor. Als die dan op vijftig jaren gesteld wierdzou ik er geen be zwaar tegen hebben. De heer Buys. Laat de heer Seelig dan van zijn recht van amendement gebruik maken en vijftig jaar voorstellen. Maar als men het eenmaal eens is over het beginselmoet men niet om een verschil van toepassing dat beginsel weer over boord werpen. De heer Seelig. Ik zal zeer gaarne, als het ondersteund wordt, er een voorstel van maken. De heer Hartevelt. Gaat het denkbeeld of het voorstel van den heer Seelig op, dan zal er maar even 2 pCt. 'sjaars van het uitgeschoten kapi taal terugkomen. Wordt in 25 jaren het kapitaal teruggegeven, dan is dit toch nog maar even 4 pCt. 'sjaars. Wij handelen mijns inziens voor zichtig door den termijn niet langer te stellen. Wie verzekert ons, dat er na 25 jaren niet weder een geheel nieuwe school zijn moet, om welke redenen dan ook? Het voorstel van den heer Seelig wordt voldoende ondersteund. De Voorzitter. Ik geloof, dat wij zoo doende niet op een zuiver stand punt staan. Ik zou in ieder geval in overweging geven om zich eerst te verklaren over het beginsel en daarna over den termijn van vijftig jaren. Ik wensch in de eerste plaats in rondvraag te brengenof het kapitaal terug zal komenten einde dan nader over den termijn te spreken. De lieer Bijleveld. Kan daarover wel gestemd worden, althans door hen die mochten zijn van het gevoelen van den heer Seelig, die tegen het voorstel is, tenzij de termijn worde gesteld op vijftig jaar?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 16