De heer Cock. Ik zou toch ook het eerst in stemming willen hebben
gebracht de vraag, of er al of niet privaat-lessen zullen mogen gegeven
worden.
De Voorzitter. Ja, maar de orthopaedie blijft er buiten. Ik stel dan
nu voor te bepalendat de onderwijzer geen privaatles zal mogen geven.
Dat voorstel wordt aangenomen met 13 tegen 10 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Verster, Veefkind, DereksenVan Wensen,
Wttewaall, Seelig, Van Hettinga Tromp, Du Rieu, Cock en Bijleveld.
De heer Dercksen. Gij zegt, mijnheer de Voorzitter, dat hem niet
verboden is bet geven van orthopaedische lessen. Maar het is de vraag,
of het, om dezelfde reden, waarom het gewoon privaat-onderwijs hem ver
boden wordt, nu ook geen zaak is het orthopaedisch onderricht te verbieden.
De Voorzitter. Daarop is nog wel eenige controle mogelijk.
De heer Goudsmit. Ik had het zoo begrependat het verbod was ge
geven, met uitsluiting echter van de orthopaedische lessen, die wèl met
goedvinden van Burgemeester en Wethouders zouden mogen worden gegeven.
Voorzitter. De opvatting van den heer Goudsmit is volkomen juist.
Ik zal thans in stemming brengen het voorstel van Burgemeester en Wet
houders om het tractement van den onderwijzer te bepalen op 1400.
De heer Lezwijn. Ik blijf bij mijn voorstel om het tractement te bepa
len op f 1600.
Het voorstel van den heer Lezwijn wordt verworpen met 18 tegen 5
stemmen.
Voor stemden: de heeren Verster, Stoffels, HarteveltLezwijn en
Goudsmit.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om de jaarwedde te bepa
len op ƒ1400, wordt aangenomen met 16 tegen 7 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Verster, Dereksen, Wttewaall, Hartevelt, Du
Rieu, Cock en Bijleveld.
De Voorzitter. Mag ik vragen, of de heeren nu goed kunnen vinden
de/1000 huur uit te trekken voor het lokaal? Dan wordt de post met
ƒ1750 verhoogd.
Dienovereenkomstig wordt besloten, en wordt mitsdien de post alzoo goed
gekeurd, met inbegrip der overige gedeelten van het voorstel.
No. 114. Kosten voor de middelbare scholen ƒ16650.
De Voorzitter. Nu komt hier in aanmerking het adres van den cus
tos, dat aan de heeren bekend is. Wij hebben eene verhooging van ƒ50
voorgesteld.
Het nommer, met die verhooging, in stemming gebracht, wordt aange
nomen met 13 tegen 10 stemmen.
Tegen stemdende heeren Verster, Dereksen, Van OuterenLezwijn,
Buys, Driessen, Du Rieu, Cock, Bijleveld en Goudsmit.
No. 115. Jaarwedden der hoofd- en hulponderwijzers en onderwijzeres-
sénmitsgaders toelagen ten behoeve van kweekelingen ƒ67160.
De Voorzitter. Hier zal nu in discussie moeten komen het voorstel
van Burgemeester en Wethouders tot verhooging der jaarwedden.
De heer Cock. Ik ben vrij wel gewoon bij de behandeling van dit
hoofdstuk weinig te spreken. Wat ik daarover te zeggen heb, pleeg ik bij
de algemeene beschouwingen in het midden te brengen. Dezen keer moet ik
eene uitzondering maken. Ik wensch de aandacht te vestigen op eene mis
sive van onzen geachten en ijverigen districts-schoolopziener, voorkomende
op blad 47 der gedrukte handelingen van den gemeenteraad, en wel meer
bijzonder op de daarbij behoorende Bijlage onder letter c. In die Bijlage
komen eenige cijfers voor, die mij minder volledig toeschijnen en, nam ik
nu het woord niet, men zoude mij kunnen verwijten, dat ik in die cijfers
berust en ze stilzwijgend goedgekeurd had. De steller van het stuk geeft
ons in cijfers een overzicht van de inkomsten en uitgaven van twee onzer
scholen, van die van den heer Japikse en van die van juffrouw Rens-
senen tracht op grond daarvan te betoogendat de eerste een batig saldo
oplevert van p.m. 800 en de andere een nadeelig saldo van p.m. 1000.
Ware zijne berekening juist, dan zoude ik bijna ongelijk hebben gehad,
toen ik in deze vergadering bij herhaling te kennen gaf, dat ook op het
onderwijs der kinderen van meergegoeden door de stad geld moet worden
bijgelegd. Over het algemeen houd ik wel van cijfers en redeneringen
daarop steunende; cijfers zijn argumenten, die voor geene tweeledige opvat
ting vatbaar zijn; zij zijn dus afdoende, doch altijd onder eene voorwaarde:
deze namelijk, dat zij volledig zijn. Dit laatste betwijfel ik hier. Te ver
geefs immers zoek ik in deze Bijlage onder anderen naar een post in uit
gaaf voor onderhoud voor schoollocalen en meubelen. Het eenige van dien
aard vermeld, is één post aldaar voorkomende onder den naam //schoon
houden enz.", ten bedrage van 80 voor de jongensschool en van ƒ160
voor de meisjesschool. Eerst meende ik, dat het door mij gezochte ver
scholen lag achter dat woordje //enz.". Bij nader inzien echter begreep ik,
dat dit niet kon; het zoude veel te weinig zijn voor zulke uitgestrekte en
waarlijk prachtige gebouwen met al het daarbij behoorend schóól-ameublement.
Ik zag dan ook uit de officieele memorie van toelichting tot onze begrooting,
dat aldaar op bl. 52 uitdrukkelijk voor het schoonhouden der lokalen eene
geheel op zich zelve staande som wordt uitgetrokken van duizend gulden.
Dat is nu wel wat meer dan tachtig gulden per school, maar wellicht heeft
de geachte steller der Bijlage er in zijne gedachten ook de drie bewaarscho
lenja misschien zelfs het gymnasium en de hoogere burgerschool, bijge
voegd, zoodat hij tot een aantal van dertien a veertien scholen kwam. In
dat geval althans kon hij tot eene kleine tachtig gulden per school komen.
Maar hoe nu te verklaren de som van ƒ160 voor de meisjesschool? Ook
daar heb ik bij gissing iets op gevonden. Op dezelfde bladzijde namelijk
der memorie van toelichting wordt ook nog vermeld'eene som van ƒ900
voor kachels, gastoestellen enz. Dit zoude volgens dezelfde berekening on
geveer ƒ70 per school geven, welke gevoegd bij de 80 van schoonmaken
al vrij dicht komen bij de gemelde som van ƒ160, ofschoon het dan voor
mij nog steeds onverklaarbaar blijft, waarom er ten behoeve der jongens
niets voor kachels uit dezen post wordt getrokken. Ik ben wel genoodzaakt
geweest die twee posten van ƒ80 en ƒ160 eenigszins breedvoering te onder
zoeken en te ontledenten einde de zekerheid te verkrijgendat er onder
het woordje /-enz." der Bijlage geen onderhoud hoegenaamd begrepen was;
natuurlijk buiten het uitdrukkelijk vermelde «schoonhouden." Die zekerheid
kan men trouwens volledig verkrijgenwanneer men de memorie van toelich
ting onzer begrooting inziet en let op de hoegrootheid der aldaar voor onder
houd vermelde sommen. Op de bovengenoemde bladz. 52 van dat stuk lézen
wijeerstens dat het gewoon onderhoud der vier scholen voor meer uitge
breid lager onderwijs aangenomen is voor eene som van ƒ700 'sjaars,
derhalve gemiddeld ƒ175 voor elke school; ten tweede dat er vier scholen
zullen geverfd wordenwaartoe de twee hier bedoelde scholen behooren
van welk werk de kosten geraamd worden Op ƒ675, dus gemiddeld p. m.
ƒ170 per school; eindelijk dat er in twee scholen, waarvan de ééne die
van den heer Japikse is, nieuwe vloeren zullen gelegd worden ten bedrage
van eene som van ƒ1500, dus 750 gemiddeld voor die school. Trekt
men dit te zamendan moet, voor elke der twee in de Bijlage vermelde
scholen, bij de uitgaven nog gevoegd worden p. m. ƒ340, terwijl ten be
hoeve der jongensschool nog bovendien p. m. ƒ760 moet in rekening ge
bracht worden. Het gevolg is, dat de jongensschool, in stede van een
batig saldo van p. m. ƒ800, een nadeelig saldo van p. m. ƒ300 afwerpt,
en dat het nadeelig saldo der meisjesschool van p. m. 1000 klimt tot p. ra.
1300. Tot dusverre over de onderhouds-kosten. Maar er is meer. Onder
anderen komt het mij voor, dat de onkosten voor schoolbehoeften en prij
zen in de besproken Bijlage wel wat laag geraamd worden, namelijk op
slechts ƒ800 ten behoeve der school van den beer Japikse, en ten behoeve
der school van juffrouw Renssen op slechts ƒ700, na attrek der ƒ500, die
volgens raadsbesluit uitsluitend bestemd zijn voor aankoop van instrumenten
ten dienste van het natuurkundig onderwijs. Het totaal, dat ten behoeve
van alle scholen van lager onderwijs voor deze behoeften is uitgetrokken,
bedraagt op onze begrooting ƒ6200. Trekt men daarvan af de genoemde
vijfhonderd gulden, benevens nog een klein postje, dan blijft er een kleine
ƒ5700 over, dat is of 630 of ƒ700 gemiddeld per school, al naarmate
men op negen of wel op acht scholen rekent. Nu komt mij ƒ700, voor
de jonge-dames-scbool althanswel wat laag geraamd voor. Tegenover het
geringer aantal leerlingenwelke deze school bezoekenin vergelijking met
het aantal bezoekers der scholen voor on- en minvermogendenstaat de
veel duurder prijs der schoolbehoeften en prijzen, die uit den aard der
zaak op scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs noodig zijn. Men
denke er slechts aan, dat b. v. op die jongedames-school een bijzonder uitgebreid
lager onderwijs wordt gegeven en er niet alleen de grondenmaar ook de
geschiedenis der literatuur, van FranschEngelsch en Duitsch onderwezen
worden. Daarvoor zijn betrekkelijk dure boeken noodig; en dan zoude ik
de handwerken nog vergeten, die op eene dergelijke school natuurlijk nog
al kostbaar zijn. Al deze voorwerpen moeten volgens de schoolwet aan de
leerlingen door de stad voor niet uitgereikt worden. Het zou mij verwon
deren zoo dat alles niet wat meer kostteen ik geloof dat de hoofdonder
wijzers van onze vier scholen voor on- en minvermogenden zeer blij zullen
zijn, indien van het uitgetrokken totaal, voor elk hunner scholen de ƒ630
of 700 overblijven, die hun volgens mijne berekening toekomen. In de
door mij besprokene Bijlage heeft men verder ook verzuimd onder de uit
gaven op te nemen het achtste of negende gedeelte in de onkosten van het
vormend onderwijs. Bij mijne berekeningen heb ik dat altijd gedaan en
ik geloof, volkomen te recht, dewijl dat onderwijs strekt ten nutte en ten
behoeve van alle scholen van lager onderwijs hier ter stede. Men zal het
immers niet ingevoerd hebben louter om het genoegen te smaken eene nor
maal-school te bezitten. Daargelaten de omstandigheid, dat wij hier te onzer
beschikking hadden een persoon bij uitnemendheid geschikt om aan het
hoofd van dat onderwijs te staan, heeft men in der tijd te recht inge-
ziendat eene normaalschool het dubbel voordeel aanbrengt van ons in
de gelegenheid te stellen op goedkooper wijze dan anders en tevens
beter onderwezen kweekelingen en hulponderwijzers te erlangen. De
uitgaven daarvoor bedragen minstens f 2500, dus p. m. 300 voor elke
school. Ten slotte is nog door onzen geachten districts-schoolopzienerom
van de gymnastiek nu maar eens te zwijgenverzuimd in rekening te bren
gen een gedeelte van de som van 1440, in de memorie van toelichting
vermeld ten behoeve van het onderwijs in het teekenen. Maar ik roer dit
punt niet dan met aarzeling aan en wijs er alleen op, en dat wel om twee
redenenten eerste omdat ik geen verordening op het onderwijs voor mij
heb liggen en dus niet zeker weet, of er op de bedoelde twee scholen wel on
derwijs in het teekenen gegeven wordt, ofschoon het tegendeel mij zeer zou
verwonderen, en ten tweede omdat ik, althans wat de jongensschool betreft,
niet zeker kan zeggen, dat het niet in rekening is gebracht, dewijl ik in
de besproken Bijlage, bij de optelling der tractementen aan die school ge
noten behalve de daar gemelde vijftig gulden, nog een vijftig gulden over-
krijg, die ik niet weet te huis te brengen. En hiermede eindig ik. Ik
herhaal, dat ik veel van cijfers houd, mits die cijfers ook volledig alle
ontvangsten en uitgaven vermelden. Dit kan ik tot mijn leedwezen van de
bedoelde niet zeggen. Intusschen kan ook ik mij in mijne cijfers vergist
hebben; maar veel zal het niet zijn. Ik had natuurlijk niet tot mijne be
schikking al de gegevens, die den districts schoolopziener ten dienste ston
den. Men boude in het oog, dat de gedrukte stukkeiv, die wij ontvangen,
slechts in zeer weinig gevallen ons in staat stellen de totalen over de ver
schillende scholen te splitsen. Daarom geef ik slechts gemiddelden. Doch
dit staat althans vast, dat de steller der Bijlage schijnt verzuimd te hebben
de onderhouds-kosten in rekening te brengen.
De heer Dercksen. Ik moet zeggen dat ik met bijzondere sympathie
gevolgd heb de cijfers door den heer Cock medegedeeld. Toch ontbreekt
daaraan iets dat ik er gaarne wenschte bij te voegen. Men heeft namelijk
ook nog vergeten de rente van het kapitaal tot oprichting der gebouwen
die ongeveer ieder ƒ20000 hebben gekost, en dan nog bovendien de ver
mindering der waarde dier gebouwen niet in rekening gebracht. Deze beide
gegevens zullen ook wel in aanmerking moeten worden genomen.
De heer Buvs. Eene enkele opmerking, naar aanleiding van het belang
rijk schrijven van den schoolopziener. Het doet mij wezenlijk leed dat
ikalthans voor dit jaarniet kan medewerken tot verdere verhooging van
de tractementen der meeste onderwijzershoe gaarne ik hun anders zelfs