denking tegen het voorstel. Ik weet niet of de heer Eigeman of eenig toder lid der vergadering gemachtigd is door de Gemeente-commissie zoo- danig voorstel te doen en zoodanige bepaling ten behoeve der kérk aan te bevelen. Wij leggen hierdooj toch een ser vituut op de kerk. Wij alieneeren de klok, maar onder voorwaarde dat de kerk genoodzaakt zal zijn de klok te onderhouden. Dat is dus een servituut dat wij op de kerk leggen en daaromtrent kan noch de heer Eigeman, noch iemand anders, beschikken. Ik zou daarom gaarne vernemen of de Gemeente-commissie bereid is dat ser vituut op zich te nemen. De Voorzitter. Dat is zeer gemakkelijk uit te maken. Wij bieden het voorstel de Gemeente-commissie aan, die dan beslissen kan of zij het al of niet wil aannemen.' De heer Cook. De bedoeling van ons voorstel is natuurlijk geen andere, dan dat men aan de Gemeente-Commissie het aanbod zal doen om in dien geest een contract te sluiten. Zoo de Gemeente-commissie het niet wil aan nemen dan is de zaak uit. Het zal nog de vraag zijn of zij het zal willen aannemenmaar ik heb geen dier heeren gesproken en ben nog veel minder gemachtigden ik geloof evenmin de heer Eigemanom daarover te beslis sen. Mijn persoonlijk gevoelen is dat wij blij zullen mogen zijn als zij het aannemen. De heer Goudsmit, Ik zie in den vorm meer dan één bezwaar. Het voorstel van den heer Eigeman wordt alsnu voorgelezen. Het luidt aldus: »om aan de Gemeente-commissie aan te bieden de klok en huizing met eene toelage van 800, dienende tot herstelling van die huizing, welke reeds vroeger noodig geoordeeld werd, onder verplichting om beide te blij ven onderhouden en niet af te breken zonder toestemming van den Raad." De heer Cock. Ik zou wel in overweging willen geven om achter: «niet af te breken," te voegen»of te vervreemden" zonder toestemming van den Gemeenteraad. De heer Eigeman. Ik geloof niet dat dit noodig is, omdat in het voor stel wordt gesproken van«te onderhouden." De heer Cock. Bepaalde noodzakelijkheid bestaat er wel is waar niet voor, maar het kan toeh geen kwaad, daar men bij het maken van con tracten nooit te duidelijk kan zijn. Het voorstel van den heer Eigeman, alsnu in omvraag gebracht, wordt aangenomen met 14 tegen 5 stemmen. Tegen stemden: de heeren Krantz, Buys, Van OuterenGoudsmit en Bijleveld. y. Voordracht betrekkelijk de opzegging van een gedeelte der schuldvor deringen ten laste van de voormalige hoofdkerken. (Zie Handd. 32 en 35, n°. 126 en 126*.) Wordt met algemeene stemmen aangenomen. VI. Voordracht tot verhooging van den prijs van het gas. (Zie Handd. 33 en 38, n°. 129 en 129*.) De heer De Fremery. Mijnheer de Voorzitter! Ik heb met genoegen gezien uit het rapport van de Commissie van Financiëndat zijvoor zoo veel het beginsel aangaat, het eens is met Burgemeester en Wethouders. Na de beslissing in het vorige jaar genomen, om de gasprijzen zoodanig te bepalendat eene vrij aanzienlijke bate als winst op de begrooting kan worden gebracht, geloof ik dat de Commissie van Financiën terecht met ons erkent dat verhoogde prijzen van de grondstoffen ook aanleiding geven mag om den gasprijs hooger te stellen, en dat het billijk en plichtmatig is als het cijfer van de winst afneemt, den prijs van het gas in gelijke mate te verhoogen. Reeds dadelijk na de aanbesteding van de kolen was het mijals Commissaris van de gasfabriekduidelijk dat het op de begrooting van dit jaar uitgetrokken cijfer van f 49500 niet meer zou bereikt worden. Ik meende evenwel eenigen lijd te moeten laten verloopenvoor de quaestie aan de orde te brengen, om dan op beteren grond en met cijfers te kunnen constateeren dat deze meening juist is. Ik heb dus na 7 maanden een staat laten opmaken van de werkelijke opbrengst over 1873, vergeleken met de opbrengst over gelijk tijdsbestek van het vorige jaar, en daarbij aange nomen dat dezelfde verhouding zou blijven bestaan over de 5 laatste maan den van dit jaar, en dan is het resultaat van deze becijfering dat de winst over dit jaar niet meer zal bedragen dan f 34000, in plaats van ƒ49500, op de begrooting van dit jaar uitgetrokken. Het was dus plichtmatig, vooral voor mijdie belast ben met het toezicht op de financiënom aan Burge meester en Wethouders eene voordracht tot verhooging der gasprijzen te doen, welke voordracht thans in behandeling is. Nu de Commissie van Financiën het beginsel goedkeurtheb ik alleen eenige bijzonderheden, waar tegen zij bezwaar heeft, toe te lichten. Zij zegt, de cjjfers kunnen goed zijn, maar bijna absolute zekerheid, zooals behoorlijk is, bestaat daaromtrent niet. Ik heb dit ook niet beweerd en terwijl bij de raming nog 5 maanden aan den dienst ontbrekenzal ieder met mij erkennen dat absolute zekerheid omtrent de uitkomsten over dien tijd, niet te geven is. Elke raming is uit den aard der zaak onzeker", maar toch, wanneer wij de uitkomst van het vorige jaar, vermeerderd of verminderd met het verschil over de 7 eerste maanden van dit jaar, tot basis nemendan mag men veilig aannemen dat de raming, nu gemaakt, vrij wel zal uitkomen, en dat de rekening over 1873 zal aanwijzen dat men niet zoo ver heeft misgetast. Ik wil niet zeggen dat er geen verschil in de cijfers zal bestaanhet tegendeel kan zelfs worden verwacht, maar ook al wordt er meerder ontvangen, zal toch altijd, zonder verhooging van prijs, een aanzienlijk te kort ontstaan, dat later niet gemak kelijk zal kunnen gedekt worden. Om nu de Commissie van Financiën eenige meerdere inlichting te kunnen geven, heb ik dadelijk, na lezing van haar rapport, een staat doen opmaken van de werkelijke ontvangsten voor het gas in de laatste 8 maanden, en daaruit blijkt dat op die rekening over de 8 eerste maanden werkelijk is ontvangen 1953 meerder dan in het vorige jaar. Ik vind daarentegen dat de cokes in diezelfde maanden ƒ1021.53 minder hebben opgebracht dan in het vorig jaarterwijl ook de opbrengst van de teer met 213.50 is verminderd, zoodat er inderdaad, tegenover de vermeerderde ontvangst voor het gas, eene vermindering staat, wanneer wij er bij rekenen 6/m. renten van ƒ30000 verstrekt tot vergrooting van het bedrijfkapitaal. Ik geloof dat na deze becijferingwanneer de leden van 1873. den Raad konden aannemen dat die juist is, hetgeen mijne overtuiging is, er geen bezwaar kan bestaan om reeds nu het voorstel te behandelen en te beslissen of de verhooging al of niet met 1° Ootober zal ingaan. Men heeft den financieelen toestand der gemeente niet gunstig genoemd maar men moet dan ook niet uit het oog verliezen dat door een uitstel de geraamde meerdere ontvangst van ƒ2000 over de maand October verloren zal gaan. Dat is geene onbelangrijke som. Ik hoop dan ook dat de Raad zal kunnen besluiten het voorstel van Burgemeester en Wethouders nog heden in overweging te nemen. Bestaat er echter na de gegevene inlich tingen nog bezwaar tegen, dan zullen Commissarissen zeker wel gezind zijn de zaak nog nader toe te lichten. De heer Buys. Naar aanleiding van het door den geachten Wethouder van Financiën medegedeeldewensch ik eene enkele opmerking te maken. Het komt mij voor alsof die geachte spreker de bedoeling der Commissie van Financiën niet juist heeft gevat. De Commissie heeft niet gevorderd absolute zekerheid omtrent de cijfers: iets dergelijks te vorderen ten opzichte van eene raming voor een volgend jaar zou zeker dwaasheid zijnmaar de Commissie zegt b. v.gij legt geen begrooting overgij geeft ons wel eene raming van uitgaven, maar die van de inkomsten ontbreekt. Gij vat alle inkomsten in éen groote som samenzonder ons te zeggen hoe gij aan die som gekomen zijt. En toch wenschten wij gaarne te weten hoe de inkom sten verkregen wordenop hoeveel b. v. het gasverbruik wordt gerekendwat als middenprijs wordt gerekend van de teer en van de cokes. Het ver moeden is namelijk bij ons ontstaan, dat men voor 1874 de prijzen van cokes en teer even laag heeft geraamd als het vorig jaar, terwijl het toch een algemeen erkend feit is, dat de prijzen dier artikelen enorm zijn ge stegen terwijl bij de tegenwoordige duurte der brandstoffen te verwachten is dat zij nog veel hooger zullen worden. Dat wenschte onze Commissie te weten, omdat daarvan afhangt welke beslissing moet worden genomen ten aanzien van de verhooging der gasprijzen. Zoodanige beslissing is uiterst moeilijk. Al geeft de Commissie van Financiën toe, dat daartoe in som mige omstandigheden dient te worden overgegaan, is zij echter van oordeel dat dit niet mag geschieden dan bij volstrekte noodzakelijkheid, als het onmis baar is om de financiën der gemeente in orde te houden. Immers het is hier niet te doen om noodzakelijke uitgaven te dekken, maar om een reeds bestaande winst te verhoogen. Voor dat wij recht hebben daartoe te be sluiten dienen wij precies te weten hoe de inkomsten geraamd zijn in de onderdeelenom te weten of deze de winst niet te laag ramen. Mocht toch de winstderving blijken niet zeer groot te zijn, dan zouden wij zeker niet spoedig besluiten tot verhooging der gasprijzen. De vergadering kan in elk geval niet beslissen alvorens meer licht te hebben verkregen. De heer Eigeman. Mijnheer de Voorzitter! In deze zaak zijn twee quaesties te bespreken. De eerste betreft «een tekort in de gemeentekas!" de tweede geldt de vraag: «wie zal dat betalenP" Volgens bewering van Burgemeester en Wethouders is er te verwachten een tekort in de stadskas, en wel veroorzaakt door dat de winst van de gasfabriek niet zoo groot zal zijn, als op de begrooting 1873 staat opgenomen. De duurte der steenko len heeft hierop grooten invloed. Dat tekort is niet zeker, maar het wordt vermoed. Om van dat vermoeden tot eenige zekerheid te komen, is door Burgemeester en Wethouders niets aangevoerd wat opheldering en toelich ting kan gevenzelfs niet de mededeelingdie zij zeggen van de Commis sarissen van de gasfabriek te hebben ontvangen. Om deze oorzaak, zooals de heer Buys daar zéé duidelijk heeft ontvouwd, heeft de Commissie van Financiën, alvorens tot zulk een gewichtig besluit te komen, niet in den blinde willen rondtastenmaar terstond toelichting gevraagd. Zij heeft niets meer bekomen dan begrootingen, waaronder ééne van de laatste maanden October, November en December. Immers geen licht genoeg! Onze ge achte Wethouder van Financiën heeft wel daarzoo in losse trekken eenige mededeelingen gedaan, maar deze zijn niet genoeg tot opheldering, en ik moet vragen: als niet meer kan gegeven worden dan dit, kan men dan wel besluiten: er zal een tekort zijnP Kan men in eenige zaak zoo maar ieder oogenblik bepalen: er zal winst en verlies zijn, zonder na te gaan, wat er in bet boekjaar gepasseerd is, dat winst of verlies kan te"veeg brengen? Beteekent dan datgeen wat er omgegaan is in de voorafgegane negen maanden niets? Ik vermeen dat deze negen maanden er veVtoe moeten bijdragen, eerder noodig zijn, dan eene begrooting van wat er kan gebeuren in de laatste drie maanden van het actiejaar, om tot een resultaat te komenen tot het vermoeden of er winst of verlies zal zijn. Nog lie ver wacht ik het juiste tijdstip af, waarop met zekerheid de uitslag is mede te deelen. Niettegenstaande dit heb ik in de Commissie van Financiën kunnen medewerken tot het vragen van een uitstel, opdat de Commissaris sen van de gasfabriek kunnen aanbrengen de bewijzen, waarop bij het Da gelij ksch Bestuur het vermoeden van een tekort in de stadskas steunt. De tweede quaestie is: «wie zal dat betalen?" Burgemeester en Wethou ders vindeu het t rationeelste om te laten besluitendat de gasverbruikers dit doen, dus niet alle belastingschuldigen, maar slechts eenige. De prijs van het gas moet verhoogd worden met 1 October en' dan is het evenwicht hersteld. Het besluit is gemakkelijk te nemenmaar niet rechtvaardig. Niet rechtvaardig, omdat vermoed wordt, dat niettegenstaande de duurte der steenkolen, de gasfabriek in 1873 nog zal afwerpen eene zuivere winst als daai zoo is genoemd en in 1874 van f 16000. Deze noem ik geene kleinigheid. Men kan hiermede ruim tevreden zijn. Niet, als men "door de gasfabriek naar groote winsten jaagt om de gemeentekas te stijven, en er niets in vindteerstens om dit te doen ten koste van eenigen die zich die lasten moeten laten opleggenomdat zij niets daartegen vermogenen tweedens om op deze wijze de verboden verbruikbelasting te laten voortbe staan. Ik ben het gansch niet eens. dat de gasprijs op dit oogenblik nor maal is, en daarom gerust kan verhoogd worden. Het normaalcijfer vind ik in de gemeentewet aangegeven in deze woorden«rechtenloonen en gelden worden tot geen hooger bedrag gehevendan noodig is te achten om den betaler, naar evenredigheid van het gebruik of genot dat bij heeft in de kosten van aanleg, onderhoud of verstrekking van het door hem ge bruikte of genotene te doen dragen," Het is mijne vaste overtuiging, dat eene verhooging op dien grond onwettig is. Wat de Commissie van Finan ciën mededeelt in hare beschouwing van den toestand van de gemeente gasfabriek als gelijk zijnde aan elke andere industrieele onderneming, is 49

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 5