voor de stellige overtuigingwelke in de woorden van dat geachte lid door straalt, maar dit neemt niet weg dat ik mij niet ban vereenigen met de praemisse van welke hij uitgaat. Eene kleine gemeenschap als de onze heeft geen onbeperkt vermogen, en het is dus niet juist te zeggen, zooals hij deeddat men slechts heeft te constateeren of eene zaak op zich zelve goed en noodig is, zonder zich te bekreunen om de financieele gevolgen. Ik ge loof dat het vermogen van eene gemeente evenzeer zijne grenzen heeft als het vermogen, van een individuen dat een verstandig regeerder geen oogen- blik die grenzen uit het oog mag verliezen. Let men op alles wat in deze dagen van. eene gemeente als de onze met recht kan worden gevorderd, zoowel op het gebied van openbare gezondheid als op dat van onderwijs, van openbaar verkeer enz., dan leidt het, naar mijne overtuiging, geen twijfel hoegenaamd dat zij buiten staat is dat alles tot stand te brengen. Wij zijn dus wel verplicht eene keuze te doen en nauwkeurig te letten op de financieele gevolgen van onze besluiten. Eene opmerking nognaar aanlei ding van het gezegde door den laatsten spreker. De Commissie van Finan ciën hecht niet aan de benoeming van eene bijzondere commissie, naar ik meen. Willen Burgemeester en Wethouders hun voorstel terugnemenen zoowel omtrent het tonnenstelsel als omtrent de kosten eener algemeene toe passing van het Liernurstelsel nader mededeelingen doen, dan wordt ons doel volkomen bereikt, want dat doel ia eenvoudig om meer licht te erlan- gen, eer. wij tot het nemen van een eindbesluit overgaan. De heer Cock. Het denkbeeld van de Commissie van' Fabricagezoo straks door een harer leden geuitzou mij zëer toelachen maar ik erken tevens, dat een zoo geheel nieuw denkbeeld heden nog niet geheel a fond beoordeeld kan worden. Zoo wij intusschen de orde van den dag volgen kunnen wij alleen stemmen over het praeadvies ofbeter gezegdover het voorstel der Commissie van Financiënzonder in de gelegenheid te zijn ons over het nieuwe, pas heden ontwikkelde denkbeeld vau de Commissie van Fabricage uit te laten. Het was mijn voornemen geweest voor het voorstel der Commissie van Financiën te stemmenmaar ik kende toen nog niet de nieuwere denkbeelden der Commissie van Fabricage. Ik onder steun dus de motie van den heer Van Heukelom, tot renvooi der zaak aan Burgemeester en Wethouders, opdat de Commissie van Fabricage in de gelegenheid worde gesteld een meer bepaald voorstel te doendan in dit debat kan gedaan worden-, en dit aan onze kennisneming te onderwerpen. Ik durf dat voorstel van den heer Van Heukelom des te geruster te on dersteunen, nu ik meen opgemerkt te hebben dat de Commissie van Finan ciën daartegen geen bezwaar heeft. Het voorstel van den heer Van Heukelom wordt voldoende ondersteund. De heer Krantz. Ik zou meenendat het voorstel van den heer Stoffels het eerst behoorde te worden in stemming gebracht. De Voorzitter. Ik zal thans in omvraag brengen het voorstel van den heer Van Heukelom, als zijnde het meest afwijkende. Ik moet hierbij zeggen dat Burgemeester en Wethouders zooveel mogelijk zullen trachten inlichtingen aan den Baad te geven, terwijl overigeDS licht, van welke zijde dat ook mocht komenwelkom zijn zal aan ons college. Het voorstel van den heer Van Heukelom, in omvrage gebraoht, wordt aangenomen met 18 stemmen tegen 1, die van den heer Gondsmit. IV. Voordracht betrekkelijk eene overdracht van de klok der Hoog- landsche kerk en hare huizing aan de Nederduitsch Hervormde gemeente alhier. (Zie Handd. 32 en 38, n». 125 en 125*.) De Voorzitter. De stukken op deze quaestie betrekking hebbende zijn in de leeskamer ter inzage van de leden nedergelegd en aan de leden rondgedeeld. De Commissie van Financiën is het eens met het voorstel van Burgemeester en Wethoudersen is van oordeel dat de overdracht aan de kerkzoo als door hen is voorgesteldbillijk is te achten. In haar rapport is vermeld dat een der leden van de Commissie van Financiën zich met de conclusie daarvan niet kan vereenigen. De heer Eigeman. Mijnheer de VoorzitterIk heb mij bij de beraad slaging over dit punt in de Commissie van Financiën niet kunnen vereeni gen met de conclusie van Burgemeester en Wethouders, omdat ik daartegen twee bedenkingen had. In de eerste plaats vind ik die niet billijk. De Baad heeft aan Burgemeester en Wethouders verzochtom met de Gemeente commissie in overleg te willen treden over den afstand van de klok met hare huizing, van de Hooglandsche kerk, in vollen eigendom aan de Nederd. Herv. gemeente. Het Dagelijksch Bestuur heeft dit gedaanen nu spreekt het toch van zelvedat zij die ongevraagd eene aanbieding doen, hebben te verwachten dat: of die aanbieding gaaf aangenomen, of daartegen bedenking gemaakt wordt. De Gemeente-commissie heeft niet gaaf kunnen aannemen, maar tegen-bedenkingen gemaakt. Naar mijne meening is het zeer billijk daarnaar te hoorenin dier voege, dat de Baad toegeeft alléén aan de eerste voorwaardedoor aan de Gemeente commissie af te staan de klok met hare huizing, er bijvoegende eene som van ƒ800 tot herstelling van die huizing. Die herstelling op de begrooting van 1873 aangegeven als zeer noodzakelijk, doch uitgesteld wegens het raads besluit tot de aanbieding van afstandis nog dringender geworden. De conclusie van Burgemeester en Wethouders is: niet toegevenWil de Gemeente commissie de klok en huizing niet aannemenzoo als de toestand isdan maai de huizing afbreken en de klok verkoopen Ziedat kan ik niet bil lijk noemen. In de tweede plaats zie ik in dat afbreken veel bezwaar voor de stads financiën. Men moge de klok al gewaardeerd hebben op ƒ2000 en veronderstellen of ramendat de kosten om de klok uit hare huizing te neméndie huizing af te breken en de plaats waar zij gestaan heeft behoor lijk en in goeden staat, ten genoegen van de eigenaresse van de kerk, te restaureeren niet meer zullen bedragen dan 1000 ik heb reden dit te betwijfelen. Die weet wat het beteekent om aan oude gebouwen te tornen, die uit te breken, weet met mij wat het zegt die te herstellen. Ik ben er zoo zeker niet vandat deze handeling aan de stad een winstje zal op leveren wel vrees ik zeerdat de onkosten veel meer zullen bedragen dan de klok waarde heelt. Door bij den afstand van de klok met hare huizing in eens en voor eens eene som te voegen tot herstelling van de huizing, is de stad voor immer af van volgende reparatiënen, brengt, dit, besluit zijn nut mede dat voor haar wederom eene oude quaestie wordt opgeruimd. De Voorzitter. Ik acht mij verplicht den heer Eigeman onder het oog te brengen dat hier van geen onbillijkheid sprake kan zijn. Bij de dis- cussiën verleden jaar over de begrooting is verklaard dat de klok van geen nut meer voor de gemeente is. Is nu het behoud der klok de wensch van de Gemeente-commissie, dan is het alleszins billijk dat de kosten daarvan te haren laste komen. De Baad wenscht dat behoud niet, doch voor hij tot de afbraak overgaat, richt hij de vraag tot de Commissie: verlangt de kerk hare instandhouding P En wat nu betreft den weinigen waarborg die in zoodanige raming gelegen ishet tegendeel van hetgeen de vorige spreker zeideis het geval. De afbraak zou zeker voor ons meer voordeel opleveren. Wij weten hoe het gebouw der hoofdkerk in elkander zit en behoeven daarbij dus niet bloot te staan aan teleurstellingen, zooals die wel eens worden ondervonden bij andere gebouwen. Eene overkapping van dat gedeelte der kerk is voor juiste raming alleszins vatbaar. De heer Cock. Met een paar woorden wensch ik aan te bevelen het gevoelen van de minderheid dér Commissie van Financiën. Ik begin met de verklaring dat ik niet van opinie ben dat wij geen recht zouden hebben de klok af te breken. Volgens streng recht hebben wij daartoe zeker alles zins de bevoegdheid. Maar wat in mijn oog eene aanbeveling is van het gevoelen der minderheid van de Commissie, dat is: de billijkheid van hare zienswijze. Evenmin als particulierenmogen immers ook gemeentebesturen maar zoo niet alles doen wat volgens streng recht geoorloofd is j op de billijkheid moet ook gelet worden. Het kan zeker geen kwaad met een enkel woord de geschiedenis dezer geheele zaak na. te gaanom zoo doende aan te toonenhoe billijk het istegelijk met den afstand van klok; en klokkentorenaan de kerk uit te betalen de som van f 800wantik stel voorop, niet te kunnen instemmen met het verzoek der Gemeente-commissie om bovendien nog ƒ2000 kapitaal aan de overgave toe te voegen. Gedu,- rende een tijdvak van 10 jaar is hier de quaestie, de moeielijke juridieke quaestie, of de torens behooren aan de burgerlijke dan wel aan de kerkelijke gemeente, onbeslist gelaten. Nu een paar jaar geleden is eindelijk na rijp beraad en overleg en na ingewonnen advies van den gemeente-advocaat (een advies dat waarlijk in alle opzichten alleszins der lezing waard is) de quaestie uitgemaakt en vastgesteld dat de klokken behooren aan de stadde burger lijke gemeente. Men is toen overgegaan den toren der Marekerk af te staan, met bijvoeging van eene som geldsdaar men den eigendom er van wegens de belangrijke noodzakelijk geworden reparatien terecht beschouwde als een lastposten de overdracht aan de kerk voor deze een cadeau was waarop zij geenszins was gesteld. Het natuurlijk gevolg hiervan is geweest dat toen Burgemeester en Wethouders op de laatste begrooting een post brachten voor herstel van de klok van de Hooglandsche kerkwaaraan in geen 10 jaar zeker iets was gedaan, en. het voorstel deden daartoe ƒ800 uit te trekken, in den Baad het verlangen werd te kennen gegeven ook van dezen lastpost bevrijd te worden en men Burgemeester en Wethouders ver zocht aan de Gemeente-commissie voor te stellen die klok over te nemen en zoo deze dit niet wildede klok dan af te breken. Ik heb met dat voorstel ingestemd in de hoop dat de Gemeente-commissie bereid zou zijn de klok over te nemen. Maar nu wensch ik deze vraag te stellen: is er geen grond van billijkheid voor, als ik afstand doe van een lastpost, maar een lastpost dien ik tot dusver verplicht was te onderhoudendat ik dien dan overdoeniet in den verwaarloosden toestandwaarin de zaak zich ten gevolge van door mij uitgesteld noodig onderhoud hevindtmaar in behoor lijken goeden staat. Het cadeau is toch al zoo mooi niet, want de kerk belast zich door de aanvaarding met een onderhoud, dat sedert 1798, dat is gedurende 75 jaren, op de burgerlijke gemeente drukte. M. i. is het alleszins billijkniet om kapitaal af te staanmaar om zoodanige som aan het cadeau toe te voegea als noodig is voor het herstelwelk herstel nood zakelijk geworden en veroorzaakt is door verzuim van onderhoud vau onze zijde, en geschat wordt op 800. Mij dunkt, dat is de beste weg, dan geeft men van beide zijden wat toe: de Gemeente-commissie geeft.haren eisch vari 2000 op qn wij van onze zijde geven toe met betrekking tot de aanvan kelijk geweigerd.e ƒ800. Ik ben anders geen vriend van middenwegen, van modderpolitiekmaar hier, geloof ik, dat men den middenweg moet volgen. Men lette ook nog op een ander bezwaarik bedoel het volgende. Stel dat de Gemeente-commissie de aanneming weigert,, dan zullen wij, willen wij zelven de ƒ800 niet aan de klok besteden, die klok moeten afbreken en verkoopen. Ik denk dat wij ons nog wel eens zullen bedenken voor dat wij daartoe besluiten: aan die klok zijn historische herinneringen verbonden en velen zijn aan haar gehecht. Het gaat maar zoo niet aan tot hare afbraak te besluitenal heeft men ook alle mogelijke recht daartoe. Wanneer men de stellers van het 6e additioneele artikel der staatsregeling van 1798 eens in het leven kon terugroepen en hen vragen: toen gij daar neerschreeft dat de burgerlijke gemeenten eigenaressen zijn van de klokken wildet gij haar toen ook volle vrijheid geven die klokken af te brekenP ik geloof dat allen uit één mond zouden antwoorden: neen, dat is niet onze bedoeling geweest, zoover wenschten wij niet te gaan. Ook wij dienen zoover niet te gaan. Voor zoover mij bekend is, zouden wij de eerste van alle gemeenten in Nederland zijn die overging tot afbreken der kerkklokken want overal in Nederlandwaar het zesde additioneele artikel is ten uitvoer gelegd, behooren zij aan de burgerlijke gemeenten. Gaarne zie ik wanneer Leiden voor gaat op het pad van vooruitgang, maar waar het afbreken betreft, zie ik haar liever niet in de eerste rijen. Laat ons daarom de zaak schikken, zooals de billijkheid medebrengt. Mij komt de som van ƒ800 zeer billijk voor, terwijl ik ook meen dat de vraag om ƒ2000 moet worden afgeslagen. Daarom ben ik zeer geneigd wanneer de heer Eigeman die naar ik vermoed de minderheid in de Commissie van Financiën nitmaakte, een voorstel in dien zin doet, dit te ondersteunen. De heer Eigeman. Te zeer overtuigd van de billijkheidwas ik voor nemens een voorstel er van te maken; ik doe zulks dan ook nu te meer. Het voorstel van den heer Eigeman wordt voldoende ondersteund. De heer Van Outeren. Welke som, mijnheer de Voorzitter, is het vorig jaar voor herstel van het klokkehuis op de begrooting uitgetrokken dit is mij ontgaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 3