Fabricage heeft in baar voorstel verzocht eene beslissing te nemen en eene keuze te doen tusschen de toepassing van het Liernurstelsel en de restauratie van den bestaanden toestand. Na ampel daarover van gedachten te hebben gewisseldis het mij voorgekomen dat het voorstel van de Commissie van Financiënom eene commissie tot onderzoek te benoemen en aldus het nemen' van eene beslissing uit te' stellen in de bestaande omstandigheden niet direct noodzakelijk en ook niet aanbevelingswaardig kan worden geacht. Het voorstel der Commissie van Fabricage heeft wel wat al te precies den tegenwoordigen toestand aan het Liernurstelsel tegenover gesteldzonder een anderen uitweg voor de beslissing van den Raad. De tegenwoordige toestand is onhoudbaar. Tot restauratie daarvan kan ik niet medewerken. Er is reeds genoeg gesproken en geschreven over dien vicieusen toestand en over de ondoelmatigheid van het zoogenaamde spoelstelselen ik zou dan ook niet gaarne willen medewerken om de toepassing van dat stelsel in Leiden te bestendigen. Het beginsel dat nu dient te worden uitgemaakt is: of wij zullen verwerpen het stelsel dat wij nu hebben en toepassen een nieuw een beter stelsel, dat aan de eischeu der hygiëne voldoet? Zoo wij indien zin ,i d. i. tot verwerping van het bestaandeeene beslissing nemendan zal in de eefste plaats dienen te worden bepaald, dat het van een zeker nader vast te stellen tijdstip af aan de inwoners zal verboden zijn de faecaliën te doen uitvloeien in het stadswater. In de tweede plaats zullen dan maatregelen moeten worden genomen om controle uit te oefenende strekking heb bende dat de wijze waarop de inwoners zich dan zullen dienen te behelpen, om van hunne faecaliën bevrijd te wordenniet tot nadeel strekke van de algemeene gezondheid; terwijl in verband met dat verbod êti met die con- tróle-voorsóhriftenvan wege het gemeentebestuur gepaste voorzieningen zullen dienen getroffen te zijnom de inwoners in de gelegenheid te stellen op doelmatige, eenvoudige en natuurlijk de midst kostbare wijze, hunne faecaliën te doen wegvoeren. Deze vragen dus staan op den voorgrond kunnen wij de inwoners verbieden van zeker nader te bepalen tijdstip af hunne faecaliën langer te laten^ uitvloeien in het stadswater en kunnen er maatregelen van controle worden genomen op de beerputten en andere be waarplaatsen van faecaliën? Mij dunkt dat op beide vragen een volmondig ja! kan worden ten antwoord gegeven, wanneer wij slechts van onze zijde de gelegenheid voor de inwoners openstellen, om op doelmatige wijze hunne faecaliën kwijt te raken. Dwang tot aansluiting aafl eenig stelsel, hetzij tonnenstelsel, hetzij pneumatisch stelsel, kunnen wij niet uitoefenen. Wij moeten het aan de inwoners overlaten op welke wijze ieder in zijn huis wil handelen mits die handelwijze niet in 'strijd zij met de van bestuurswege te geven voorschriften tot bevordering der algemeene gezondheid. Ik ge loof dat die maatregelen zeer goed kunnen zamengaan. Men kan ieder inwoner vrij laten in zijne keuzeof om het tonnenstelsel toe te passen (hetzij door aanwending van de eenvoudige tonnen te Delft in gebruik hetzijvoor de meergegoeden door aanwending van beter ingerichte tonnen) of door toepassing van het pneumatische stelsel. Ik ben een bepaald voor stander van de reiniging op de pneumatische wijzeen zou indien het voor eene groote gemeente als Leiden niet te kostbaar ware en geen te langen tijd van toepassing vorderdestellig voor de toepassing van het Liernur stelsel zijn, omdat het waarlijk eene zeer ingenieuse wijze is, om pneuma tisch de verzamelplaatsen van faecaliën te ledigenen op dat gebied in alle eischen voorziet. Maar de kosten, ik erken het, zijn enorm groot, en het zou nog zeer lang duren voor dat het op de geheele stad zou toegepast zijn terwijl wij daarenboven toch niet de inwoners zouden kunnen dwingen zich aan dat stelsel aan te sluiten. Op dit oogenblik derhalve komt het mij voordat wij wèl in zoodanigen toestand verkeeren om het beginsel te kunnen uitmaken. Wij zullen kunnen verbieden dat van zekér tijd stip af, door den gemeenteraad te bepalen de inwoners de faecaliën doen af- loopen in het stadswater, en die tijd moet ruim genoeg gesteld zijn voor het nemen van maatregelenom door middel van het tonnenstelsel of door middel van het pneumatische stelsel (welk laatste op verschillende wijzen kan worden toegepast, en waaronder ik niet alleen het Liernurstelsel versta) de faecaliën te verzamelen en deze vervolgens te verwijderen uit de huizen der inwoners, en te brengen voor rekening der gemeente op de door deze in te richten verzamelplaatsen buiten de stad. Ik geef dus in overweging de beslissing thans niet uit te stellen door benoeming eener commissie. De quaestie kan nu worden uitgemaakt. Het Liernurstelsel is zeer kostbaar in de toepassingofschoon ik het beschouw als het nee plus ultra ter bevorde ring der algemeene gezondheidmaar hoe het ook zijin geen geval kan men het onderwerpelijk gedeelte van de stad laten in den tegenwoordigen onhoudbaren toestand. De toepassing van het tonnenstelsel op de Maren- dorps-achtergracht heeft, zooals de geachte Voorzitter van Fabricage reeds heeft aangetoondhoegenaamd geen bezwaar. De buurt daar is er juist eene waar de toepassing het meest aanbeveling verdient, wegens de minste kostbaarheid. Daar toch zullen wij moeten voorzien in het aanschaffen van en zorgen voor de inrichting tot plaatsing der tonnen. De gemeente-architect heeft eene begrooting opgemaakt naar het aantal bewoners, en het resultaat is, dat voor f 10000 de toepassing daar uitvoerbaar wordt geacht, ter wijl de exploitatiekosten jaarlijks zullen bedragen 1400, waartegen over staat dat, gerekend op denzelfden prijs dien de heer Van de Blocquery nu betaalt voor de faecaliën door het Liernurstelsel verkregen namelijk 30 cents per hectoliter (een zeer geringe prijs), de opbrengst der faecaliën uit de tonnen ook ƒ1440 a ƒ1450 zal bedragen. De heer Buys. Zoo ik mij niet bedrieg, mijnheer de Voorzitter, dan wijkt de discussie nu wel eenigszins af van het voorstel dat aauhangig is. De twee geachte leden der Commissie van Fabricage tochdie zoo even het woord voerden spreken over een voorstel dat de Commissie van Fabricage zal doen, maar dat deze, voor zoover mij bekend is, nog niet gedaan heeft. Die beide heeren bewerenen ik geloof dat wij allen daarin met hen een stemmig denkendat het noodig is onmiddellijk maatregelen te nemen om te voorzien in den slechten toestand waarin de riolen in de Marendorps- achtergracht zich bevinden. Het zij mij echter veroorloofd op te merken dat er van zoodanige maatregelen, nu, op dit oogenblik, geen spraak is en ook niet kan zijn. Nu is alleen aanhangig deze quaestie: of wij zullen overgaan tot het nemen van eene tweede proeve met het Liernurstelsel, en het is dan ook alleen op dit voorstel van Burgemeester en Wethouders dat het praeadvies der Commissie van Financiën betrekking heeft. Wat nu dat praeadvies betreft, zoo zij het mij vergund nog eens uitdrukkelijk te verze keren dat het in de verste verte niet in de bedoeling ligt van onze Com missie iets ten nadeele te zeggen van het Liernurstelsel. Persoonlijk ben iken naar ik geloof geldt hetzelfde van alle leden der Commissieover tuigd dat er alleszins mogelijkheid bestaat dat stelsel algemeen to& te'passen, en dat het op zich zelf ook voortreffelijker mag genoemd' worden dan eenig ander stelsel. Maar men zal mij toegeven dat wij hier niet hebben te onder zoeken wat in h'et afgetrokkene wenschelijk en beter is, maar dat wij, ook met het oog op de financiënalleen de vraag hebben te beantwoordenwat is mogelijk wat is practisch toe te passen voor de gemeente Leiden Zoo men nu eene tweede proeve met het Liernurstelsel wenscht te nemenmoet vooraf worden uitgemaakt of wij de middelen bezitten, welke noodig zijn om dat stelsel algemeen toe te passen. Twijfelt men- hieraandan rijst in de tweede plaats de vraag: wat beter is, eene nieuwe proeve te nemen met een op zich zelf voortreffelijk stelsel in een enkel gedeelte der stad,, maar zonder uitzicht van het ooit algemeen te kunnen toepassendan wel over te gaan tot een minder deugdelijk stelsel zeker, maar toch een stelsel dat het groote voorrecht bezit van zonder aanzienlijke kosten algemeen te kunnen worden ingevoerd. Deze twee vragen behoort de Raadnaar het oordeel van onze Commissiete beantwoorden eer het nu aanhangig voorstel van Burgemeester en Wethouders kan worden aangenomen. Zal de gemeente in de toekomst kunnen beschikken over genoegzaam kapitaal om tot de toe passing van het Liernurstelsel in de geheele stad over te gaan Mocht dit niét het geval zijndan feidtdit is duidelijk', de' tweede proeve tot geen resultaat hoegenaamden zöu het zeer te betreuren zijn wanneer aan die vrij doellooze proef een aanzienlijk kapitaal wierd opgeofferd. Zooals de zaken nu staanmist de Raad echter bet licht dart er noodig is om de gestelde vraag nauwkeurig te beantwoordenen van daar dus ons voorstel om eene poging te doen ten einde dat nog ontbrekende licht te verkrijgen. De heer Seelig. Ik geloof dat wij werkelijk niet te kiezen hebben tus schen twee stelsels. Wij móeten aan de inwoners overlaten de keuze tusschen tonnenstelsel of pneumatisch stelselwij zullen hen niet kunnen dwingen. Hier in dit geval, op de Marendorps-achtergraeht, waar veel mingegoeden wonen zal eene algemeene toepassing van het tonnenstelsel mogelijk zijn maar tot algemeene toepassing zullen wij de inwoners, geloof ik, niet kun nen dwingen (ik laat dit aan de rechtsgeleerden over te beslissen), even min als tot aansluiting aan het Liernurstelsel. Dat het Liernurstelsel enorme kosten vordertis zeker. Hier in dit geval wordt alléén voor de Maren- dorps-achtergracht 60000, geraamd en volgens de raming in het Verslag van de heeren de Bruyn Kops en Liernurzou de uitgave dier toepassing op de geheele stadbij de tegenwoordige prijzen der grondstoffen eene som beloopen van zeker niet minder dan 8 tonnen gouds. Ik geloof dus, en dit in antwoord op het aangevoerde door den heer Buysdat daardoor over de al of niet mogelijkheid van toepassing van het Liernurstelsel al zeer spoedig kan worden beslist. De heer Buys. Ik wensch nog dit te doen opmerken, dat nu aanhangig is het voorstel van Burgemeester en Wethouders: om eene tweede proeve te nemen met het Liernurstelsel en tot dat einde de som van ƒ3000 be schikbaar te stellen ten einde de vereischte plannen op te maken. Over dat voorstel alleen heeft de Commissie van Financiën advies uitgebracht. De heer Seelig. Het zou mij leed doenzoo ik verkeerd beoordeeld werd in mijne afstemming van het Voorstel van de Commissie van Finan ciën. Ik stem dat voorstel af, omdat het wenscht eene nieuwe commissie in te stellen en ik meen datop het standpunt waarop wij ons thans bevin den, de zaak eenvoudig dient te worden gerenvoyeerd naar het Dagelijkse!» Bestuur, om in den kortst mogelijken tijd een bepaald voorstel te doen. De heer Goudsmit. Een enkel woord, mijnheer de Voorzitter, om te motiveeren mijn gevoelenwaarom ik met het voorstel van Burgemeester en Wethouders instem. Voor mij is het geldelijk bezwaar, waar het de ge zondheid der inwoners betreftgeen bezwaar. Eene gemeente handelt m. i. geheel anders dan een particulier. De particulier regelt zijne uitgaven naar zijne ontvangsten, maar de gemeente moet vragen: wat eischt het belang mijner ingezetenen? En wanneer het nu waar is, dat het Liernurstelsel de beste waarborgen voor de gezondheid oplevert, dan zeg ik: menne que pourra, het geld moet er zijn. Ik stem dus voor den maatregel thans door Burgemeester en Wethouders voorgesteld, en in het algemeen zal ik mijne stem geven aan alle voorstellenaan elke uitgave in het belang van de openbare gezondheid, al zoude er nog zooveel geld voor opgeofferd moeten worden. Tevens moet ik hierbij voegendat ik geene subjectieve maatstaf heb wat Leiden kan dragen. Leiden moet dragen de lasten die onmisbaar en onontbeerlijk zijn. Hoe het geld er zal komen, is eene vraag van later zorg. Naar mijne meening behooren de ingezetenen voor hunne gezondheid ook de lasten te dragen en zullen zij daartoe ook alleszins bereid worden gevonden. De heer Van Heukelom. De toestand van de Marendorps-achtergraeht is zoo treurig dat daarin noodwendig moet voorzien worden dat mag zoo niet langer blijven voortgaan, het heeft reeds te lang geduurd, maar wij zijn in bet onzekere omtrent de middelen. Ik wil wel bekennen dat ik een zeer groot voorstander ben van het Liernurstelsel en dat gaarne in die buurt zou zien toepassenvan herstel van het bestaande op den ouden voet mag dunkt mij geen sprake zijn. Nu echter wordt ons hier ook het tonnen stelsel aanbevolen. Wij kunnen, dunkt mij, daarover nu niet beslissen; die zaak is niet genoeg onderzocht. Ik zou wel wenschen te weten wat het nemen van eene proeve op de Marendorps-achtergraeht met dat tonnenstelsel kosten zou. Zijn die kosten niet te groot, dan ware het wenschelijk om daarmede eene proeve te nemen, ten einde dat stelsel ook in de praktijk te leeren kennen. Van het Liernurs.telsel weten wij dat het goed, maar kostbaar is; wij kunnen dan vergelijken wellicht worden wij ten slotte toch nog op het laatste aangewezen bij verdere uitbreiding. Intusschen zouden dan toeh de bewoners dier buurt eenigszins door die proeve geholpen zijn. Onder zoek is hier hoogst noodig, en daarom stel ik voor het thans in behande ling zijnde voorstel aan Burgemeester en Wethouders te renvoyeerenmet verzoek om nadere inlichtingen aangaande de kosten van eeue toepassing van het tonnenstelsel op de Marendorps-achtergraeht. De heer Buys. Nog slechts een enkel woord, naar aanleiding van het gesprokene door den heer Goudsmit. Ik heb den meest mogelijken eerbied

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 2