BMDELB8BN TM DIN GENEINTEBAM TM LEIDEN. 33. IUGMOffiEN STUKKEN ter in/age van de leden nedergelegd. N". 118*- Leiden, 5 Augustus 1873. Aan den Edel Achtbaren Raad der Gemeente Leiden, Geeft met verschuldigdén eerbied te kennenP. M. Brutel de Ia Rivière hoogleeraarbewoner van het perceel n#. 8staande op het Gerecht te Leiden dat hijkennis genomen hebbende van den loop der beraadslagingen over het adres van den heer Van Sandick, en het daartegen door hem onder- geteekende en de bewoners der aangrenzende percelen ingezonden protest, op den 24en Juni 1873, gemeend heeft zich op nieuw de vrijheid te mogen veroorloventegen het verzoekschrift van den bovengenoemden heer op te komenen zich tot uw Edel Achtbaren te wenden met het volgend verzoek Mogt het bij de herstemming, na opneming der stemmen blijken, dat aan het verzoek van den heer Van Sandick, tot rooiing van drie boomendoor genoemden heer, alhoewel niet naar waarheid, aangewezen als staande op zijn terreinzal worden gevolg gegevendie vergunning alsdan in zooverre moge worden gewijzigd, dat de rooiing van twee boomen worde gelast, en van den derden alleen het wegnemen der takken aan de zijde van perceel n°. 10 worde bevolen. Hij meent op deze wijziging naar billijkheid te mogen aandringen, uit hoofde de stam van den boom in quaestie, voor de helft op het terrein van n°. 10, en voor de andere helft op dat van n°. 8 is geplaatst; dat de halve stam niet kan geacht wordenaan den heer Van Sandick het zoozeer door hein gewenscht licht te benemendat zulks evenmin kan gezegd worden van de takkendie zich aan de zijde van n°. 8 uitspreidenterwijl eindelijk het wegnemen van den geheelen boom, ongetwijfeld zal toebrengen, om den ondergeteekende aan de lasten van de stralende zomer-zonnewarmte bloot te stellen. Na zijn verzoek en de tot rechtvaardiging daarvan aangevoerde gronden, in de aandacht van uw Edel Achtbaren aanbevolen te hebbenheeft hij de eer zich te teekenen Van Uw-Edel Achtbare de Zeer Gehoorzame Dienaar, P. M. Brutel de da Rivière. De. ondergeteekende heeft in deze bepaaldelijk zijne eigene belangen voorgestaandoch meent niettemindat aan de rechten van mevrouw Tydeman wordt te kort gedaan, door meer dan één boom te rooien. N#. 123*. Leiden, 15 Augustus 1873. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Het bestuur der Vereeniging tot verbetering van de volksgezondheid te Leiden h$eft met de grootste belangstelling kennis genomen van het schrij ven der Commissie van Fabricage in dato 2 Juni 1873 en dat van Burge meester en Wethouders in dato 31 Juli 1873; beide afgedrukt in de .Han delingen van den Gemeenteraad van Leiden" n°. 30. De vraag die in deze stukken aan u ter beslissing is voorgesteld, geldt in de eerste plaats de Gedempte Marendorpsche Achtergracht en aangrenzende buurtenmaar in eennaar wij hopenniet ver verwijderde toekomst ook de nog overblijvende gedeelten der stad. Dankbaar erkennen wij de goede bedoeling, in beide stukken duidelijk uiteengezet, om te breken met een verouderd en veroordeeld systeem van rioleering, waardoor de bodem, het water en de lucht gelijkelijk worden verontreinigd en besmet, om daarvoor in de plaats te stellen een voltedigen afvoer, die ten gevolge heeft dat aan land- en tuinbouw ten goede komt dezelfde Stof die tot dusverre ziekte en dood over de stad onzer inwoning heeft gebracht. Volkomen en onschadelijk moet de afvoer zijn. Hoe deze plaats heeft, dat is Van hét standpint der gezondheidsleer onverschillig; en wanneer Burgemeester en Wethouders met de Commissie van Fabricage daartoe verdere toepassing Van het Liernurstelsel aanraden, dan kunnen wij naar eigen ervaring en'onderzoek niet anders dan dezen raad ten zeerste ondersteunen. Elke inmenging van onze zijde zou dus gerust achterwege kunnen blijven ware bet niet dat u de keuze is aangeboden tusschen dit stelsel en een andere wijze van handelen, die Burgemeester en Wethouders omschrijven .als een systeem om door middel van doelmatige hoofd- en takriolen met inrichtingen tot afzonderlijke vaksgewijze ruiming enz. de privaatstoffen ge lijktijdig met overtollig regen- en waschwater in de stadsgrachten te doen afvloeien." En dat tegen betaling van f 21000. Het is waarwij koesteren geen vrees dat zoo iets in Leiden zou tot stand komenmaar toch zouden wij meenen in het volbrengen der taak die wij vrij willig op ons^hebben genomen te kort te schieten, indien wij niet luide protes teerden waar een plan als het hier bedoelde ook maar één oogenblik bovenkomt. De gevreesde ziekte die onze stad reeds meer dan eens zoo ontzettend heeft geteisterdnadert op onrustbarende wijze. De menschelijke uitwerp selen en het daarmede bezwangerde water zijn naar het oordeel van alle deskundigen, de hoofdoorzaken van de verbreiding dezer ziekte en van nog meer andere. En juist in deze dagen wordt er aan gedacht om diezelfde uitwerpselen in onzen bodem te verzamelen en in onzen grachten te brengen Wij zion te vergeefs uit naar èenig argument voor deze wijze van doen, tenzij dat de geldquaestie als zoodanig moest gelden.v Laat een doeltreffende afvoer der excreta veel geld kosten, daarvoor koopt men zich ten minste reinheid, gezondheid en leven. Een en twintig duizend gulden aan riolen is toch ook geen kleinigheid en dit geld ware waarlijk nog beter zelf in het water geworpendan dat het gebruikt worde om er drekstoffen in te brengen. Daarom nog eens: Wij vreezen dit niet, maar verheugen ons veeleer in liet voorstel van Burgemeester en Wethouders en in de gelegenheid die aan u gegeven is om een besluit te nemen, dat de schoonste vruchten dragen zal in de naaste en in de verste toekomst. Namens het Bestuur der Vereeniging tot verbetering van de Volksgezondheid, te Leiden. Prof. A. Heynsius. Prof. G. D. L. Hüet. Dr. J. E. Van Iterson JAz. 1878. N°. 12B1*. Leiden, 11 Augustus 1873. De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de vaststel ling van den door Burgemeester en Wethouders overgelegden staat van af- en overschrijving op de begrooting dienst 1873, ter voorziening in de meerdere uitgaven noodig voor de heistelling van den stadhnistoren en daarmede zamen hangende werken. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N°. 188. Leiden, 11 Augustus 1873. Het koninklijk besluit van 15 Mei 1863, houdende bepalingen betrek kelijk de alphabetische tafels op de akten van den burgerlijken standheeft in art. 3 aan de ambtenaren van den burgerlijken stand onder anderen de verpliphting opgelegd om uit de bestaande jaarlij ksche alphabetische tafels en, bij gebreke daarvan, uit de registers zelve, op te maken vier tien- jaarlij ksche tafels, afzonderlijk aanduidende de akten van geboortehuwelijk, echtscheiding en overlijdenwelke in de registers van de laatste tien jaren zijn ingeschreven. Deze tienjarige tafels moeten telkens binnen de zes eerste maanden van het elfde jaar worden opgemaakt over de laatst verloo- pen tien jarenterwijl verder de griffiers bij de arrond. rechtbanken verplicht zijn hiervan een afschrift te doen opmakenten einde te worden gehecht aan het ter griffie overgebracht dubbet der registers. De wethouder, speciaal belast met de zaken betrekking hebbende tot den burgerlijken standheeft dit veelomvattend en tijdroovend werk opgedragen aan de drie ambtenaren, welke ter stedelijke secretarie werkzaam zijn op het bureau burgerlijke stand en bevolking. Met den meesten ijver en nauwgezetheid hebben deze ambtenaren de hun opgedragen taak binnen den voorgeschreven termijn volbracht en daarvoor hunne vrije uren, buiten den gewonen bureautijd, aangewend. Wanneer men bedenkt dat bij het opmaken dezer tafels 35000 namen moesten worden behandelddan zal het voorzeker geen nader betoog behoe ven dat dit werk ten hoogste omvangrijk kan genoemd worden, en dat de billijkheid medebrengt dat daarvoor eene buitengewone belooning worde uit gereikt eenigermate staande in verhouding tot den tijd welke daaraan is moeten worden besteed. Eene belooning van 17 5uitmakende een halve cent per naam, achten wij in deze noodig, maar ook voldoende. Wij stellen uwe vergadering daarom voor ons te machtigen over zoodanig bedrag voor dit doel te beschikkenen te dien einde over te gaan tot de vaststelling van den hierbij overgelegden staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1873, strekkende om hoofdst. I, afd. II, art. 8, volgn. 66kosten van het aanleggen en bijhouden der registers van den burgerlijken stand, met f 175 te verhoogendoor overschrijving van den post voor onvoorziene uitgaven. Wij vertrouwen dat de billijkheid van ons voorstel door uwe vergadering zal worden erkend, en er mitsdien geen bezwaar zal worden gemaakt om de gevraagde gelden toe te staan, te meer nu, blijkens ontvangen inlich ting ook in andere gemeenten als: 's GravenhageRotterdam, Utrecht, Amsterdam enz. voor deze werkzaamheden gelden zijn beschikbaar gesteld. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 13 Augustus 1873. Wij zijn met Burgemeester en Wethouders overtuigd van de billijkheid om aan de beambten, welke de tienjarige tafels op de registers van den burgerlijken stand hebben bewerkt, eene gratificatie toe te kennen, en nemen volkomen genoegen met het bedrag hetwelk door Burgemeester en Wethouders daarvoor wordt voorgesteld, overeenkomende met hetgeen in andere gemeenten te dien einde is beschikbaar gesteld. Wij geven uwe vergadering dientengevolge in overweging om den over gelegden'staat van af- en overschrijving op de begrooting voor dit jaar vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N®. 139. Leiden, 11 Augustus 1873. Blijkens mededeeling van wege HH. Commissarissen der Stedelijke Gas fabriek zullen de ontvangstenvoortspruitende uit de door gezegde instelling te verkrijgen winst, een aanmerkelijk minder bedrag beloopen dan waarop men die bij de vaststelling der begrooting voor dit jaar heeft gemeend te moeten ramen. Terwijl namelijk op de begrooting als zoodanig in ontvangst is gebracht eene som van f 49500, zal ten gevolge van de stijging van den prijs der steenkolen en de uitbreiding van het reservefonds en het bedrijfkapitaal bij handhaving van den tegenwoordigen gasprijs, de winst over dit jaar vermoedelijk niet meer dan /"34Ö00, en, wanneer de bestaande duurte der steenkolen mocht aanhouden, over het jaar 1874 niet meer dan ƒ16000 bedragen. Een onmiddellijk gevolg hiervan isdat op de begrooting voor het loopende jaar een te kort zal ontstaanhetwelk op de eene of andere wijze zal moeten worden gedekt en dat tevens bij de vaststelling van de begrooting voor het volgende jaar zal moeten worden'voorzien in de aan- merkelijk mindere ontvangsten dan waarop tot dus verre kon worden ge rekend. Uwe vergadering zal thans hebben te beslissen welke maatregelen in de gegeven omstandigheden zullen worden genomen. Twee middelen kunnen in deze worden aangewend. In de eerste plaats eene suppletoire heffing van de plaatselijke directe belasting en ten tweede eene verhooging der gasprijzen. Naar het ons voorkomt kan niet wel anders dan tot de aanwending van den in de tweede plaats genoemden maatregel worden besloten. De bezwaren aan eene verhooging van de directe belasting verbonden zijn, onzes inziens, van te veel gewicht om daartoe thans -over te gaan. Reeds heeft de vermeerdering van het in dit jaar op te brengen bedrag in vergelijking van het jaar 1872 tot vele en niet ongegronde klachten aanleiding gegeven en wij achten deze gemeentemet het oog op het ge ring aantal gegoeden in verhouding tot de geheele bevolking, niet bij uit- 42

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 1