Bij het 4de diet artikelen zya da geestelijke goederen nationaal verklaard. De aanzienlijke som die tot hiertoe jaarlijks uit het geestelijk kantoor te Delft aan d« Leidsche kerkgemeente werd verstrekt, was nn voor haar (gelijk voor de andere Hervormde Gemeenten die daartoe behoorden) verloren. Toch waren daarom niet alle geestelijke goederen haar ontnomen. De slotbepaling van art. 4 die aldus luidt: «blyvende nogthans onverlet de «aanspraak, welke eenig Ligehaam of Gemeente daarop mogt maaken »ea., met de nodige bewijzen voorzien, aan het Vertegenwoordigend «Ligehaam ter beslissing zal moeten inleveren" deze slotbepaling gaf voor eea gedeelte der geestelijke goederen aan Leiden nog uitkomst. De Hervormde Gemeente nl. had hier, gelijk vele andere gemeenten, aanzienlijke geestelijke gemeentegoederen, die niet in het geestelijk kantoor van Delft waren opgenomen maar door de Leidsche regeering werden geadministreerd. Deze heeft daarop hare aanspraak doen geldenals zijnde dit plaatselijke gemeentegoederen en het Vertegenwoordigend Ligehaam heeft die aanspraak laten gelden. Zij bleven voor de Hervormde Gemeente van Leiden bewaard en onder administratie der stedelijke regeering. Was de zaak hierbij gebleven, dan was de finantiëele toestand der Hervormde Gemeente vrij gunstig geweestwant die goederen brachten teen jaarlijks f8000 op. Maar toen in 1808 onder de regeering van Lodewijk NapoleonKoning van Hollandaan alle gemeenten van Noord- en Zuid-Holland circulaires werden gezonden om opgave en later overgifte van dergelijke goederen hebben de toenmalige administrateuren zich naar den wensch van het gouvernement geschikt en in Lentemaand 1809 heeft de Minister van Binnenlandsche Zaken aan den Koning van Holland bericht, dat Leiden zich. bereid had verklaard, om die goederen en fondsen aan het Rjjk over te geven. De tijdsomstandigheden hebben toen wel eenigen tyd de zaak ver traagd, maar later is tochi het Besluit uitgevaardigd, alleen op Leiden betrekkelijk en daarom waarschijnlijk in druk niet uitgegeven, waarbij die goederen zijn opgevraagd, die toen onder de domeinen zyn opgeno men en voor onze gemeente zijn verloren. Door dit enorm verlies werd nu op de Gemeente-Commissie van haar optreden af, 1 Jan. 1810, een aanlal van uitgaven gelegd, waaraan zon der den uilstekenden godsdienstzin der Leidsche Hervormde Gemeente niet bad kunnen worden voldaan. Niet alleen plaatselijke maar ook classikale en andere jaarlijksche uitgaven, de bezoldiging van kiankbe zoekers, organisten, voorlezers, kosters en 25 andere officianten, die allen vroeger uit de plaatselijke geestelijke goederen werden voldaan, kwamen nu ten laste der kerkelijke administratie. De fondsen zijn bij de domeinen gevoegdde uitgaven aan de Gemeente-Commissie verbleven. Als men nu op deze drie punten ernstig let, op zulk eene duide lijke wetsbepaling, op de tijdsomstandigheden die haar rechtvaardigen en noodzakelijk maaklen, en op onze vreeselijke verliezen met zware lasten opgevolgd, dan kan het toch der Gemeente-Commissie niet ten kwade worden geduidals zij voor de finantiëele belangen der Her vormde Gemeente traent te zorgen en ten hoogste schroomvallig is, om nieuwe uitgaven en verplichtingen op zich te nemen. In de wetsbepaling aan het slot van art. 6 staan de kerktorens vol maakt gelijk met de klokkenhuizing en klok. Daartusschen wordt in de wel niet het minste onderscheid gemaakt. Kan heL dan euvel worden opgenomen, als de Gemeente-Commissie met eerbiedig vertrouwen den Gemeenteraad van Leiden verzoekt, om nu, uit en naar hetzelfde principe behandeld te worden, dat onlangs bij den Marekerk-toren door UEd. Achtbare gevolgdr is. De Gemeente Commissie hoopt en vertrouwt met alle bescheidenheid, dal uwe beschikking in denzelklen zin als vroeger zal worden genomen en dat deze alzoo strekken inoge tot aanneming en goedkeuring van het voorstel der Gemeente-Commissie nedergelegd in haren brief van 30 Apnl jl. (Bijl. II). De Gemeente-Commissie voornoemd. Aan den Gemeenteraad A., Rutgers, Voorzitter. van Leiden. C. W, J. J. Pape, Secretaris. Bijlage N". I. Leiden, 15 Maart 1873. Met genoegen mochten wij uit uwe missive van 19 November jl. ont waren, dat Uwe Commissie genegen is met ons College in overleg Ie treden, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk over hel bij ons schrijven van den 5den te voren behandeld onderwerp, betrekking hebbende tot den klokkentoren of juister gezegd, de klokkenhuizing der Hooglandsche kerk alhier. Uwe Commissie wenschl evenwel vooraf eenige schriftelijke inlichtingen te ontvangen, ten einde eene onderlinge zamenspreking vruchtbaar te maken. Het was ons niet volkomen duidelijk welke nadere inlichtingen door u worden verlangd, aangezien reeds bij ons bovenaangehaald schrijven was medegedeeld dat de aangevraagde conferentie een uitvloeisel was van het raadsbesluit van 24 Ocjober des vorigen jaars, waarvan de strekking door ons was medegedeeld. Tot nadere toelichting zij evenwel thans medegedeeld dat bij de behan deling der gemeentebegrooling in gezegde raadsvergadering, op voorstel van de Commissie van Financiën, met algemeene stemmen werd besloten de voor het herstellen en verven van den klokkentoren (huizing) der Hooglandsche kerkr uitgetrokken som van ƒ850 te schrappen en Burge meester en Wethouders uil Ee noodigen de vereischle stappen te doen, ten einde dien toren (huizing) aan de Hervormde gemeente over te dragen of zoo deze weigert den toren (huizing) te aanvaarden hem (haar) te sloopen. Alvorens verder gevolg te geven aan uwe bovenaangehaalde missive, hebben wij het overigens noodig geacht een onderzoek te doen instellen naar de waarde van de groole klok en naar de gevolgen welke eventueel uit de afbraak van het klokkenhuis en de wegneming van de klok, zouden voortvloeien. Vandaar dat wij tot heden hebben gewacht de bereids aangevangen onderhandeling met uwe Commissie voort te zetten. Het is ons niet ondienstig voorgekomen u reeds thans den uitslag van dal onderzoek in hoofdzaak mede te deelen. Daaruit is gebleken dat de zwaarte der klok door vergelijking met de bekende zwaarte van de groote klok der Marekerkbij benadering ge raamd kan worden op 7000 oude ponden en alzoo tegen 35 els. het I pond gerekend kan worden eene waarde te vertegenwoordigen van ƒ2450, terwijl de eventueele afbraak van het klokkenhuis en het wegnemen van de klok eene uitgave zoude vereischen van ƒ1000. Verder heeft dit onderzoek ons lot de overtuiging gelpid dat het klok kenhuis zonder eenig nadeel van het kerkgebouw kan worden afgebroken eu dat het bezit der klok van geenerlei belang voor de gemeente kan worden geacht. In hoeverre de Hervormde gemeente het behoud van het klokkenhuis wenschelijk of noodig acht, is ons niet bekend, doch daaromtrent zouden wij gaarne door u worden ingelichtalvorens nadere voorstellen aan den Raad in te dienen. In allen gevalle vertrouwen wij dat de bovenstaande mededeelingen voldoende zullen wezen om u in staat te stellen, zoo noodig, over eene eventueele overdracht van de bedoelde klok en hare huizing aan het Nederd. Hervormd kerkgenootschap in onderhandeling te tredenzoodat wij de vrijheid nemen u beleefdelijk te verzoeken ons te willen mede- deelen of uwe Commissie geneigd is hare medewerking lot zoodanige overdracht te verleenen en, zoo ja, onder welke voorwaarden. Ten slotte zij medegedeeld dat in den eersten volzin van onze missive van 5 Nov. jl., n°. 781abusi.velijk zijn weggevallen de woorden »in overleg, te treden." Burgemeester en Wethouders van Leiden, (get.) Van den Brandeler, Burgemeester, (get.) E. Kist Secretaris. Aan de Gemeente-Commissie van het Ned. Herv. Kerkgenootschap alhier. Bijlage N°. II. Lerden30 April 1173. Dé Gemeente-Commissie v^n hel Ned. Hervormde kerkgenootschap te Leiden heeft uit de missive van HH. Burgemeester en Wethouders van 15 Maart II. na. 197 met verwondering gezien, dat er een voorstel gedaan is tot afbraak van het klokkenhuis en wegneming van de klok der Hoog landsche kerk. De aanneming van dit voorstel en de uilvoering daarvan zou in strijd zijn met het 6e addil. artikel der staatsregeling van 1798, waarbij het eigendom van beiden is gegeven aan de burgerlijke gemeente met de uitdrukkelijke bepaling: staande ten alten tijde onder der zeiver beheering en onderhoud. Immers kan afbreken en wegnemen piet geacht worden synoniem te zijn met bet ten allen tijde onderhouden. De historische toelichting stemt met den duidetljken zin der woorden overeen. Het zal u bekend zijn dat deze bepaling in 1798 niet gemaakt is in het belang der burgerlijke gemeenten, maar ter tegemoetkoming der bij die staatsregeling van hare geestelijke goederen grootendeels beroofde kerkgemeenten en in navolging van vroegere besluiten der nationale vergadering in Frankrijk. Noch hier te lande echter, noch in Frankrijk heeft dit besluit tot op heden toe lot slqoping en wegneming van klokken en klökkenhuizen geleid. Integendeel zelfs keizer Napoleon I, die over stedelijke eigendommen nog al vrij eigenmagtig beschikte, heeft hier te lande zijn macht daartoe niet gebruikt; en toen in November 1870 een gedeëfte van Frankrijk door de Duitschers was overheerdParijs werd belegerd en er door het verlies van vele honderden van kanonnen in Frankrijk de grootste be hoefte bestond aan materiaal tot het gieten van grof geschut, heeft Gambetta die toen aan het hoofd der zaken stond zelfs in dien aller- treurigsten toestand de torenklokken niet van de gemeentebesturen opgeeischt, maar alleen de prefecten gemagtigd tot het aannemen der' aanbiedingen van klokken die uil. vaderlandsliefde door de Roomsch Calholieke en Protestantsche kerkgemeenten moglen worden gedaan. Had Gambetta deze klokken van de burgerlijke gemeenten mogen afeischen, dan zou althans hij dit gedaan hebben die geen vriend was van halve maatregelen en die in dien uitersten nood voor geen krachtige handeling terugdeinsde. De Gemeente-Commissie acht het niet waarschijnlijk, dat in den tegen- woordigen lijd te Leiden geschieden zoude, wat noch NapoleonI, tijdens zijne heerschappij hier te lande ,^poch Gambetta in den alferlreurigsten toestand van Frankrijk zich hebben willen veroorloven. Of liet behoud der klok van geenerlei belang voor de burgerlijke ge meente kan worden geacht, mogen wij niet beoordeelen. Wij nemen slechts de vrijheid UEd. Achtb. er op te wijzen, dat deze klok vele eeuwen lang het intermediair geweest is, waardoor de belang rijkste stedelijke en nationale gebeurtenissen aan de gemeente zijn bekend gemaakt, en dat zij bij elke nationale feestviering is gebruikt. Nog in het vorige jaar, op 1 April 1872, is op uitnoodiging van UEd. Achtbare aan de Gemeente-Commissie gedaan, gedurende een uur deze klok ge luid, by gelegenheid van het derde eeuwfeest van Nederlands onafhan kelijkheid en bevrijding van buitenlandsche verdrukking. Hoe dit zij, voor zoover de burgerij van ouder tot ouder in Leiden gewoond heeft, stelt zij grooten prijs op het behoud daarvan. Het beroemde geslacht der heeren Van Legdenwaaraan wij die kerk en klok te danken hebben, moge nu onder ons geene mannelijke afstam melingen, dragers van dien edelen geslachtsnaam bezitten, de laatste drager van dien naam onder ons, de heer D, Van Leyden Gael leeft nog in veler dankbare herinnering, en zijne edelmoedigheidaan particuliere burgerij en instellingen, en ook wel aan de stadskas betoond, zoude bij niet weinigen tegenover -deze slooping worden in de schaal gelegd en gewogen. Ook leeft nog in de traditie der burgerij het voordeel, dat deze klok aan de stad heeft aangebragt tijdens liet gedenkwaardig beleg vóór 300 jaren, toen zij, meer dan eenig ander der tot hiertoe bewaarde antiqui teiten heeft, toegebragt toL het zoolang uithouden van den nood in deze benauwde veste. Hel zoude eindelijk de Hervormde gemeente innig leed doen, indien later bij uitnoodiging van lands of stids regeering om openlijk door liet luiden der klokken blijk van belangstelling te geven in nationale groote gebeurtenissen, juist de Hervormde kerk daaraan niet zoude kunnen vol doen, dewijl de eenige klok die daarvoor geschikt was en die sedert eeuwen daartoe werd gebruikt, was weggenomen. Daar de Gemeente-Commissie weet dat het grootste deel der Nederd. Hervormde gemeente daarin groot belang, stelt, heeft zy dan ook met ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 3