Uit ons schrijven van 15 Maart jl., onder de bijlagen overgelegd, blijkt
dat een onderzoek, van wege de Commissie van Fabricage ingesteld',
beeft doen zien dal zonder eenig nadeel van hel karkgebouw hel klok-
kenhuis zou kunnen worden afgebroken en dal de kosten van afbraak
meer dan voldoende zouden worden gedekt door de opbrengst van de
klok. De houten opbouw, die den klokkentoren vormt, staat geheel op
zich zelve zonder verbinding met eenig onderdeel van het gebouw, zoo
dat slechts eene nieuwe overdekking van de gemetselde voeling behoeft
plaats te hebben, welke uit vier puntschilden met zinkbekleeding zou
kunnen bestaan.
Het zal verder geen betoog behoeven dat in casu van vandalisme in geenen
deele sprake zoude kunnen wezen gelijk het geval was ten aanzien van de
Marekerk. Integendeel gelooven wij dat het uitwendig aanzien van liet eer
waardig en uit een bouwkundig oogpunt zoo voortreffelijk kerkgebouw, dcor
eene wegneming van de houten eenigermate plompe optimmering, welke
in hoegenaamd geen verhand staal met den bouw der kerk, niet zoude
worden ontsierd.
Het gebruik overigens hetwelk vroeger nu en dan ten behoeve van
gemeentelijke doeleinden van de klok werd gemaakt, heeft tlians opge
houden, zooals bij het begin van de kermis, van enkele markten,
bij het ontstaan, van brand en bij andere omstandigheden.
Op grond van een en ander achten wij ons verplicht uwe vergadering
voor te stellen om aan de Gemeente-Commissie van hel Nederd, Herv.
kerkgenootschap te kennen te geven dat de Raad niet genegen is aan
baar voorstel gevolg te geven, maar zich in allen deele bereid verklaart
de klok der Hooglandsche kerk en hare huizing zonder uitkaering van
onderhoudskosten aan de hervormde gemeente in eigendom over le dra
gen en dat, wanneer de Gemeente-Commissie met zoodanige overdracht
geen genoegen mocht nemen, tol de amotie van de klok en do slooping
van hare huizing zal worden overgegaan.
Ten slotte eene opmerking. Naar hel ons voorkomt wordt de finan-
cieele toestand van de hervormde gemeente door de Gemeente Com-
missie in een al te somber daglicht geslehl.
Ware inderdaad die toestand zoo ongunstig en de hulpbronnen waar
over beschikt kan worden in voorkomende gevallen zoo gering als wordt
voorgesteld, dan hadden wij wellicht geen, vrijheid kunnen vinden n in
overweging te geven, de Commissie voor het alternatief te stellen om of
de klok te missen of hare gemeente met eemge meerdere uitgaven te
bezwaren.
Wij gelooven evenwel dat de Gemeente-Commissie te zeer het oog
vestigt op de tegenwoordige bezittingen en inkomsten en voorbijziel ée
middelen die zouden kunnen worden aangewend om de noodige fondsen
le verkrijgen.
Is in werkelijkheid het behoud van de klok voor de kerkelijke ge
meente van zoodanig gewicht, dan zal een beroep op de gemeenteleden,
onzes inziens, niet herhaaldelijk behoeven te geschieden om d« financiën
der kerk in die male te verbeteren,dat voortaan de onderhouds-kosten
met do eigendomsoverdracht verbonden op meer dan voldoende wijze
uit do gpwone middelen zullen kunnen worden bestreden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 25 Juni 1873.
De Gemeente-Commissie van bet Nederd. Hervormd kerkgenootschap
alhier, gelezen hebbende den brief van Burgemeester en Wethouders
dcL 30 Mei jl. heeft de eer UwEdel-Achtbare binnen den door u gestelden
termijn te antwoorden, dal zij met leedwezen daaruit vernomen heeft,
dat haar voorstel bij u geene instemming heeft mogen vinden en dat zij
op uwe ondersteuning by den Gemeenteraad geenszins mag rekenen.
Zij ziet zich daarom gedwongenom zelve hare belangen bij den
Gemeenteraad naar vermogen aan te bevelen en- haar voorstel te onder
steunen. Zij is daartoe verplicht en mag zich daaraan niet onttrekken.
Zij hoopt iiilusschen nog altyd, dat, al wordt ons voorste) door u
niet ondersteund, het toch niet door u zal worden bestreden.
De Gemeente-Commissie wijst er daarom bijzonder op, dat door haar
waarlijk niet gesproken is over de bevoegdheid of onbevoegdheid in dezen
van UEd.-Achlb. of van den Gemeenteraad. Bevoegdheid ziel aLlijd op
personen, hetzij individuën of collegiën. Zij heeft zich zoodanig oordeel
niet aangematigd. Zij heeft zich bepaald bij het recht en de oorbaarheid.
Zij hoopt dal de herlezing van haren brief van 30 April jl. alle gedachte
daaraan by u zal wegnemen.
Wij blijven daarom hopen dat gij ons voorstel niet zult wille» tegen
werken. Wij verzoeken u met te meer aandrang om uwe hulp omdat
door de buitengewoon groote uitgaven die u gedeeltelijk bekend zijn en
die juist nu ook door de noodzakelijke herstelling onzer drie groote
kerken vereischt worden de toestand onzer kerkelijke finanliën waarlijk
geene nieuwe uilgaven toelaat. Gedurende meer dan 70 jaren is over
deze zaak geene aanmerking gevallen.
Meer dan 1000 gemeenten irt ons vaderland zullen er over zuchten,
indien zij op Leidens voorbeeld lot baren innige smart van hare klokken
beroofd werden en hare klokkenbuizingen of kerktorens zagen afbreken.
Wij vertrouwen van uwe wijsheid en rechtvaardigheid, dal door UEd.
Achtbare deze zaak zoo behandeld za.1 wordenals met de belangen en
den wenscb van Leidens ingezetenen hel meeste overeenkomt.
De Gemeente-Commissie voornoemd
A. Rutgers, Voorzitter.
C. W. J. J. Pape, Secretaris,
Aan Edel-Achlb. Heeren Burgemeester en
Wethouders der gemeente Leiden.
Leiden, 25 Juni 1873.
De Gemeente-Commissie van bel Ned. Hervormd Kerkgenootschap le
Leiden heeft de eer aan den Gemeenteraad alhier een eerbiedig verzoek
voor te dragen ten opzigla^van de klok en bet klokkenhuis der Hoog
landsche Kerk.
Na eene uilnoodiging ontvangen te hebben van Burgemeester en Wet
houders om over dit onderwerp met hun Edel-Achlb. in overleg te tre
den, waartoe de Gemeente-Commissie zich bereid verklaarde en vooraf
eenige inlichting verzochtontving zij van Burgemeester en Wethouders
eene missive d. d. 15 Maart jl. waarvan afschrift hiernevens. (Bijlage I.)
Daarop is door haar geantwoord d. d. 30 April, waarbij de Gemeente-
Commissie hare beschouwing enz. mededeelde en verzocht om de onder
steuning van Burgemeester en Welhonders. (Afschrift Bijlage II.) Op
dezen brief ontving zij tot antwoord de missive van Burgemeester en
Wethouders. (Z,ie hel afschrift, dat hieraan toegevoegd is, als Bijlage III.)
Daar hel uit deze laatste missive blijkt, dat haar voorstel door Bur
gemeester en Wethouders niet zal worden ondersteund, is de Gemeente-
Commissie genoodzaakt zelve hel belang der Ned. Hervormde Gemeente
met alle redelijke gronden aan te dringen.
Zij gevoelt wel dat haar voorstel nu den meest gewenschten steun
mist; maar zij hoopt, dat Burgemeester en Wethouders haar niet
tegen zullen zijn, als zij bij herlezing zullen hebben opgemerkt, dal in
onzen brief van 30 April jl. volstrekt niet gesproken is over de onbe
voegdheid in dezen van den Gemeenteraad, rrat zelfs het woord niet
genoemd is. Die onbescheidenheid wordt ons slechts bij consequentie
toegeschreven. De brief bepaalt zich'geheel tot de vraag: of het voor
gestelde recht en oorbaar zij. Evenmin is door ons het soort van ver
plichting opgegeven. Dit is ons om het evenals het maar gebracht
wordt onder de rubriek,, waaronder de verplichting omtrent de Mare-
kerkstoren werd gerangschikt, dan nebben wij geene aanmerking.
Daar deze de grootste bezwaren tegen otks voorstel uitmaken, blijven
wij hopen op bescherming en ondersteuning. In allen gevalle, daar
de Gemeente-Commissiekrachtens hare betrekkingverplicht is te zor
gen voor de finanliëele belangen der Ned. Hervormde Gemeente, zoude
zij niet verantwoord zijn, noch voor zicbzelve noch voor de Hervormde
Gemeente, zoo zij niet alle betamelijke middelen had aangewend tol
bevordering dier belangen. Zij vertrouwt dat dit haar niet ten kwade
zal worden geduid.
Na verwijzing op onzen brief van 30 April jl. (Bijlage II) verzoeken
wij beteefdelijk .-
1°. Uwe aandacht te willen vestigen op de laatste alinea van het
6e addit. Art. der Staatsregeling van 1798, dat aldus luidt: «De torens,
«aan de kerkgebouwen gehegt, benevens de klokken, met derzelver
«huisingen, worden verklaard, eigendommen te zijn en te blijven der
«burgerlijke gemeenten, staande ten allen tijde onder derzelver beheering
»en onderhond."
Deze wetsbepaling schijnt ons geheel ondubbelzinnig te zijn.
Indien de torens en de klokken met hare huisingen eenvoudig ver
klaard waren eigendom le zijn der burgerlijke gemeenten zonder meer,
dan hadden deze daarover dezelfde rechten, die elk over zijn wettig
eigendom heeft en konden zij daarover vrijelijk beschikken. Zij konden
die beheeren en onderhouden of afbreken en verkoopen. Dit spreekt
vanzelf en behoeft geene toelichting.
Maar nu komt er bij de hoofdbepaling een toevoegsel«slaande ten
allen tijde onder derzelver beheering en onderhoud." Nu hebben de
burgerlijke gemeenten niet meer volkomen vrije beschikking. Deze
wordt door die toevoeging bepaald en beperkt." Als men nu de klok
wegnam en hare huising afbrak, dan was hel voorschrift der wet op
zijde gelegd en konde niet meer worden in acht genomen.
Niet afbreken, niet wegnemen, zegt de wetsbepaling, maar ten allen
tijde beheeren en onderhouden.
Indien er nu eene overeenkomst werd aangegaan, waarbij de Ned.
Hervormde Gemeente (onder de vereischte approbaliën) van de burger
lijke gemeente de klok en klokkenhuizing overnam, dan was zij even
min geregtigd tot afbraak en wegneming. Dit toevoegsel is er met
wijsheid aan vastgehecht.
2°. Gelijk elk geschrift, zoo behoort ook iedere wet (en artikel) be
oordeeld le worden naar den tijd, waarin zij gemaakt is.
Daarop is door ons reeds met een woord gewezen in onzen brief van
30 April jl. (Bijl. II), Het zij ons vergund dit hier nader te verklaren.
Tot aan het laatste vijftal jaren der vorige eeuw waren de kerkklok
ken veelszins in kerkelijk gebruik. Bij de begrafenis in de kerken wer
den zijzoo dit verlangd werd door de betrekkingen (zonder eenig onder
scheid van religie) geluid en -dit was toen eene aanzienlijke bate voor
de kerkelijke administratie. Bovendien werden zij steeds geluid voor
den aanvang der Godsdienstoefeningen. Men mocht dus de klokken als
van kerkelijk belang aanmerken en men dee'd het. De kerk had daarvan
den last van het onderhoud en het voordeel van hel gebruik.
Dit alles werd door de revolutie van 1795 veranderd. Eerst werd
het luiden der klokken bij de begrafenis verboden en in October 1796
werd ook liet luiden bij den aanvang der godsdienstoefening afgeschaft.
Nu zoude hel in f798 ten hoogste onrechtvaardig zijn geweest, indien
men aan de kerken het gebruik had verboden en slechts den fast' van
het onderhond had gelaten.
Onderhouden moeslen zij worden; daarom gaf men haar toen over
aan de burgerlijke gemeenten die haar noodig hadden, zoo ten gebruike
als tot beheering en onderhond en dal niet voor den lijd dien deze
verkiezen mochtenmaar ten allen tijde.
De burgerlijke gemeente heeft die dan ook sedert dien tijd gebruikt
en bij alle groote en belangrijke gebeurtenissenhetzij nationale of ste
delijke, is de klok van de Hooglandsche Kerk het middel geweest,
waardoor de burgerlijke gemeente alhier hare belangstelling en deelne
ming openlijk loonde. Dit is nog in het vorige jaar, in I8721 geschied,
toen hij het eeuwfeest van Nederlands onafhankelijkheid1, op last van
Burgemeester en Weihouders, deze zelfde klok gedurende een uur is
geluid.
Billijk was hel dat hij, die het gebruik had, ook den last van het
onderhoud droeg.
De stedelijke regering heeft dan ook steeds daarnaar gehandeld. Alle
reparatie en onderhond is van 1798 af door de burgerlijke gemeente
alleen bekostigd. Nog in het voorgaande jaar hebben Burgemeester en
Wethouders dit gevoelen erkendtoen zij de kosten voor de herstelling
der klokkenhuizing op de conceplbegroöting plaatstenhetgeen zij na
tuurlijk niet gedaan zouden hebben, indien zij van gevoelen waren ge
weest, dat deze som niet. door de burgelijke gemeente behoorde betaald
te wórden.
Naar de tijdomstandigheden dus van 1798 eisehte de rechtvaardigheid1,
dat de burgerlijke gemeente, die toen alleen heli gebruik der klok had
deze ook onderhield.
Deze wetsbepaling is nooit gewijzigd of afgeschaft. Tot nu toe is
men hier, gelijk overal, aan de wet gehoorzaam geweest.
3°. Wijzen wij op het verband dal tusschen dit artikel en de vooraf
gaande addilioneeJe artikelen der Staatsregeling van 1798 bestaat.
Bij de eerste artikelen waren ondragelijk zware lasten gelegd op de
Hervormde Kerk.