N®.
Onder overlegging van het adres van de fabriekanten Van Hartrop en
Zoonter bekoming in eigendom van het daarbij omschreven gedeelte ge
meentegrond tusschen het Noordeinde en het Galgewater en het daaromtrent
ingewonnen bericht van de Commissie van Fabricage, hebben wij de eer
u mede te deelen dat wij ons aan dat bericht meenen te kunnen refereeren
zoodat wij in overweging geven te verklarendat bedoelde grond niet meer voor
den openbaren dienst bestemd is en het daarna aan adressanten in eigendom
af te staanonder de voorwaarden in het bericht van de Commissie van
Fabricage vermeld, en tegen betaling van eenen koopprijs van f 323 en
de kosten van overdracht. De vaststelling van den koopprijs op één gulden
per centiare komt ons niet te laag voor, met het oog op de geringe waarde
van dien grond en de omstandigheid dat deze voor de gemeente van geen
belang kan worden geacht.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen Van Hartrop en Zoon
fabriekanten alhier
dat zij door aankoop zich in 't bezit hebben gesteld van de tien panden
of woonhuisjes, gelegen in het slop grenzende aan hun fabriekterrein
dat dientengevolge zij zich tot uwe vergadering wenden met beleefd ver
zoek dat hun worde in eigendom afgestaan het gedeelte van genoemd slop van
af het Galgewater tot het eind der voornoemde tien panden.
't Welk doende,
Leiden, 4 April 1873. Van Hakteop en Zoon.
Leiden, 7 Mei 1873.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request der fabriekanten
van Hartrop en Zoon te berichtendat daarbij verlangd wordt de eigen
dom van het slop, loopende van het Noordeinde tot den nedergelegden
Vestwal of het Galgewaterbij het kadaster staande ten name dezer ge
meente onder sectie F. n°. 790, ter grootte van drie honderd drie en
twintig centiaren; dat daarbij zijn overgelegd drie verklaringen van de eigenaars
der pandendie in dat slop uitgang hebben en waarbij zij verklaren met
de afsluiting van het slop genoegen te nemen, mits eene deur worde ge
maakt aan het Noordeinde en aan het Galgewater, waarvan ieder der eige
naars van de vijf daarin uitkomende perceelen een sleutel verkrijgt, alles
te bekostigen door de genoemde fabriekanten.
De Commissie is van meening dat thans, nu de genoemde fabriekanten
den eigendom hebben verkregen van al de in het slop staande woonhuisjes,
geen bezwaar bestaat, om hun ook in eigendom af te staan het bedoelde
slop, niet slechts voor het grootste gedeelte, maar ook het overige, dat
niet de minste waarde voor de gemeente heeft, maar alleen voor de daarop
uitgang hebbende perceelen, en zulks, nadat de gemeenteraad heeft verklaard
dat het niet langer voor den openbaren dienst bestemd blijft, omdat bij
het openhouden van dien doorgang in geen geval belang bestaat en het
sluiten, zoowel als het gedeeltelijk bebouwen, veeleer kan beschouwd worden
te zijn van algemeen belang voor de openbare reinheidveiligheid en zede
lijkheid, die niet bevorderd worden door het behoud van zulke nauwe
poorten of sloppen.
De Commissie acht ook uit dat oogpunt billijk, dat de waarde van den
af te stanen grond met die bebouwing en afsluiting in verband wordt gebracht
en dientengevolge de koopprijs gesteld wordt niet in verhouding tot gewonen
bouwgrond, zoodat zij vrijheid vindt te adviseeren:
dat in eigendom worde afgestaan het erf, bij het kadaster bekend onder
sectie F, n°. 790, ter grootte van 323 centiaren, op de navolgende voor
waarden als1
1°J dat de afsluiting geschiede ten genoegen van en bij overeenkomst
met de eigenaars der daarop uitgang hebbende perceelen, met inachtneming
van de daarop bestaande rechten
2°. dat zij van de openbare straat in het Noordeinde en aan het Galge
water plaats heeftop de wijze door de Commissie van Fabricage te bepa
len met gesloten deuren of hekkenalleszoowel het onderhoud als de
plaatsing gelijk mede van de straat, die onbebouwd bf ij ftop hunne kosten.
3°. dat de koopprijs wordt bepaald op één gulden de centiare, uitmakende
een bedrag van drie honderd drie en twintig gulden
Aan H.H. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
en Wethouders.
N°- 83- Leiden, 19 Mei 1873.
De heer Dr. F. C. J. Van Goens heelt zich bij nevens gevoegd adres
tot uwe vergadering gewend, met verzoek om restitutie van door hem be
taalde plaatselijke directe belasting over de laatste drie maanden van het
jaar 1872 en om afschrijving van zijnen aanslag op het kohier dier belas
ting voor de eerste drie maanden van het loopende jaar, en zulks op grond
dat hij van den 8sten September 1872 tot den 24sten April van dit jaar
met zijn gezin werkelijk verblijf heeft gehouden niet in deze gemeente,
maar buitenslands.
De -opgaven van adressant zijn volkomen overeenkomstig de waarheid,
doch kunnen op zich zelve geen grond opleveren om de gevraagde restitutie
en afschrijving te verleenen. Alleen dan zouden daarvoor termen aanwezig
zijn, wanneer adressant gedurende bovenvermeld tijdsverloop zijn hoofdver
blijf van deze gemeente naar elders had overgebracht.
Van zoodanige verandering van woonplaats is evenwel niet geblekennoch
uit eene verklaring afgelegd bij het gemeentebestuurnoch uit andere om
standigheden. Integendeel volgt uit het feit dat adressant eerst met ingang
van 1 October 1873 als leeraar bij de Walsche gemeente alhier eervol is
ontslagen, en gedurende zijne afwezigheid zijne woning met meubelen en
inboedel heeft aangehoudendat zijne woonplaats in den zin der wet geacht
moet worden alhier gevestigd te zijn gebleven.
De duidelijke bepaling van art. 245 der gewijzigde gemeentewet, krach
tens welke men in de gemeente, waarin het hoofdverblijf is gevestigd steeds
j in de lasten bijdraagt, verzet zich zonder twijfel tegen de inwilliging van
het verzoekzoodat wij de vrijheid nemen tot afwijzing daarvan te ad
viseeren.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Edel Achtb. Baad der Gemeente Leiden.
Geeft met gepasten eerbied te kennen Dr. Frangois Corneille Jean Van
Goens, predikant bij de Walsche gemeente te Leiden, wonende aldaar aan
de Breedestraatwijk IV, n®. 127,
dat hij op het kohier der plaatselijke directe belasting te Leiden voor
het jaar 1872, artikel nummer 1030 van het kohier, is aangeslagen tot
een bedrag van ƒ168.69, dat die aanslag door hem is voldaan blijkens
overgelegde quitantie, dat hij adressant echter van den achtsten September
1872 tot den vierentwintigsten April 1873 met zijn gezin zijn werkelijk ver
blijf niet heeft gehouden te Leidenmaar te Clarens in Zwitserland en te
Montpellier in Frankrijk.
dat hij Vermeent alzooingevolge het bepaalde bij artikel 245 der ge
meentewet, gewijzigd bij artikel 6 der wet van 7 Julij 1865, Staatsblad
nummer 79, over de drie laatste maauden van 1872 in de plaatselijke be
lastingen niet belasting-schuldig te zijnevenmin als over de eerste drie
maanden van dit jaar.
Beden waarom hij zich wendt tot UEdel Achtb. met verzoek om hem
te verleenen afschrijving en terugbetaling van bet voldane over de laatste
3 maanden van het jaar 1872 en vrijstelling voor de drie eerste maanden
van 1873.
Leiden, 15 Mei 1873. F. C. J. Van Goens.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DBABBE.