INGEKOMEN STIKKEN, ter inzage van de leden nedergelegd. gebezigd op eene wijzedie aan het bestaan van pandjeshuizen alhier nauwlijks twijfel laat. Na de bekomen inlichtingen kan ik echter nu consta- teeren dat de Commissie ter loops in het rapport eene uitdrukking heeft gebezigddie door geene feiten wordt gerechtvaardigd. De heer Van Heukelom. Ik mag niet ontveinzen dat bij mij te dien aanzien dezelfde twijfel als bij de Commissie bestaat en ik word in mijn yermoeden versterkt, wanneer ik in het rapport van Commissarissen der bank yan leening op pag. 6 lees: #Hier en daar, zelf in onze omgeving, treft men lieden aan dievoorzien van een patent van koopmanbuitensporige winsten behalen met het beleenen van wollenlinnengouden en zilveren panden huisraad en meubelen onder den vorm van koop en wederinkoop." Dat heeft machtig v,eel van geheime pandjeshuizen en die nog wel bij Commissarissen bekend schijnen te zijn. De Voorzitter. Ik kan daarop alleen antwoorden, dat die toestand elders evenzeer zal bestaan. De woorden door de Commissie gebezigd doel den op pandjeshuizendaarom heb ik gemeend die niet stilzwijgend te mogen voorbijgaan. De heer Cock. De Commissie heeft alleen willen zeggendat het haar onbekend is of er zoodanige geheime pandjeshuizen te Leiden bestaan. Zij weet het niet. Ik wil gaarne aannemen, dat dit het geval niet is en dat daartegen gewaakt wordt. Intusschen zullen er wel personen gevonden wor den die geld tegen hooge rente leenenen dit mogen zij doenwant als ik mij goed herinner, dan zijn alle wetten tegen den woeker hier te lande afgeschaft. Doch dit is eene geheel andere zaak. liet geld leenen tegen hooge interest, mits zonder pandgeving, is volgens onze wetgeving vrij. Daarentegen mogen inrichtingen bestemd om geld tegen pand te leenen zooals de banken van leeningalleen op publiek gezag wordjn opgerichtal is de interest, die daar wordt gevraagd, ook nog zoo gering. De Voorzitter. Het is niet de vraag of hier ter stede personen worden aangetroffen die geld leenen en de wet trachten te ontduiken. Dat zal wel hier even als elders het geval zijn. Door den heer Bijleveld werd er reeds op gewezen en bij ervaring weet ik hoe door koop met recht van weder inkoop pandpn worden afgegeven. Maar ik kom er tegen op dat men in het rapport der Commissie nauwlijks meer twijfelt aan het bestaan der pandjeshuizen, in tegenoverstelling van Utrecht en 's Gravenhageen dat louter op gezegden. Het bezigen van dergelijke uitdrukking noem ik voor het minst onvoorzichtig. De heer Buys. Ik kan uwe qualificatie van de woorden der Commissie moeilijk aannemen, mijnheer de Voorzitter. Immers het voorzichtige of onvoorzichtige van die woorden zal wel afhangen van de meerdere of min dere competentie der personendie den bedoelden twijfel uitspraken. De namen van die personen nu heb ik u niet genoemd. De Voorzitter. Dan moet ik toch vragen, welk nut de opname van dat bloot gezegde kan opleveren. De heer Buys. Ik acht het natuurlijk zeer gelukkig, mijnheer de Voor zitter, dat gij in staat zijt zulk eene positieve verklaring af te leggen. De Commissie was daartoe niet in staat. l)e Voorzitter. Ik acht het zeer gelukkig dat men te 's Gravenhage de verklaring kon afleggendat daar dergelijke pandjeshuizen niet bestaan. Ik acht het echter evenmin iets afdoende als dat de Commissieingelicht door personen met de Leidsehe toestanden bekend, nauwelijks aan haar bestaan hier twijfelt. Niets meer aan de orde van den dag zijnde wordt de vergadering gesloten. N°. 79. Wij hebben de eer hiernevens aan uwe vergadering over te leggen het adres van G. Rietbergen, ter bekoming in eigendom van ongeveer 16 cen tiaren gemeentegrond in het Gefalijde Bagijnhof, met het daaromtrent in gewonnen bericht van de Commissie van Fabricage. Er schijnt, onzes inziens, volstrekt geen bezwaar te bestaan om dienover eenkomstig het kleine gedeelte in het, jaar 1858 abusievelijk ingenomen gemeentegrond aan adressant in eigendom af te staantegen de betaling van een bedrag van ƒ16 en de koster, van overdracht, in welk geval deze zaak behoorlijk zal zijn geregeld. Wij stellen u alzoo voor om daartoe te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigde:) eerbied te kennen Gerardus Rietbergenmr. metselaar, wonende te Leiden. Dat hij in den jare 1'85S is eigenaar geworden van drie huizen en ervenbergplaats en open grondstaande en gelegen te Leiden in het Gefalijde Bagijnhof. plaatselijk gemerkt wijk 4, n°. 837838, 791 en 792, en aistoen op den kadastralen legger dier gemeente bekend stond on der sectie G, n°. 1063, 614 en 1243, eri welke perceelen door hem zijn herbouwd geworden. Dat bij die plaats gehad hebbende herbouwing zijn ingenomen 16 cen tiaren grondhetwelk later door opmeting van den landmeter van het kadaster te Leiden is gebleken het eigendom te zijn van de gemeente Leiden en zijnde een gedeelte van het perceel afkomstig van het kadas trale perceel n°. 124.3doch welke ingenomen grond indertijd door de gemeente^ Leiden was uitgegeven in recht van opstal en thans is begrepen in de kadastrale perceelen sectie G, n°». 1417, 1418 cn 1419, volgens hierhij overgelegde schetsteekening en extract kadaster. Dat adressant gaarne gemelden ingenomen grond zoude hebben in eigendom. Redenen waarom adressant zieh wendt tot UEd. Achtbare Heereneer biedig verzoekende dat het UEd. Achtbare moge behagen bovengenoemde 16 centiaren grond van het perceel afkomstig van het kadastraal perceel n°. 1243hetwelk reeds door hem in recht van opstal wordt bezeten aan den adressant in eigendom af te staan. 't Welk doende, etc. Leiden, 5 April 1873. G. Rietbergen. Leiden, 7 Mei 1873. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van G. Riet bergen te berichten, dat bij het in den jare 1858 plaats gehad hebbende verbouwen der perceelen in het Gefalijde Bagijnhof op het Rapenburg, bij het kadaster dezer gemeente bekend onder sectie G. n°. 1417, 18 en 19, zonder behoorlijke regeling is ingenomen een gedeelte gemeentegrond, be kend onder sectie G. n°. 1243 ter grootte van 16 centiarenten einde de rooiing aldaar te verbeteren; dat thans geen bezwaar bestaat hem dien grond in eigendom af te staan, tegen betaling van eenen koopprijs van één gulden de centiare, en derhalve de inwilliging van het daartoe strekkend verzoek kan worden aangeraden. Aan H.H. Burgemeester en De Commissie van Fabricage, enz. Wethouders. N». 8©. In het stedelijk' archief bevinden zich de volgende rekeningen van Rijn land, te weten die van: 1545, 1546, 1547, 1550-1-1571, 1672 en 15771581 benevens rekeningen van den Rijndijk over de jaren 1570, 1571, 1682-1587 en 158|—1793» Dijkgraaf en Hoogheemraden, hiervan in kennis gesteld, tengevolge van de door den gemeente-archivaris in het werk gestelde onderzoekingen naar .den oorsprong van de Spanjaardsbrughebben ons het verlangen te kennen gegeven dat bovengenoemde documenten hun mochten worden afgestaan. Vermits deze rekeningen in Rijnland's archief ontbreken, achten Dijkgraaf en Hoogheemraden het waarschijnlijk dat ze indertijd daaruit, door welke oorzaak dan ooknaar het archief dezer gemeente zijn overgebracht. Wij zien er geen bezwaar in dat aan dit verzoek gunstig gevolg worde gegeven, aangezien deze stukken eigenaardig behooren tot Rijnland's archief en het aanwezig zijn dezer rekeningen op het gemeentelijk archief voor de gemeente van geen belang kan worden geacht, zoodat wij u in overweging geven om ons college te machtigen gedoelde stukken aan het bestuur van Rijnland af te Staan. Aan den .Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N*. 81. De meer dan onvoldoende staat waarin zich de Garnizoens-infirmerie alhier bevindt, heeft reeds sedert geruimen tijd de noodzakelijkheid aange toond van de oprichting van een nieuw gebouw, ten einde voor dit doel te worden ingericht. Herhaalde malen heeft dan ook de militaire autoriteit hare aandacht aan deze aangelegenheid gewijd en onderscheidene plannen in overweging ge nomen. Verschillende terreinen zijn successievelijk voor den bouw eener infirmerie ter sprake gebrachtdoch telkenmale deden zich bezwaren van minder of meer overwegenden aard voorten gevolge waarvan die plannen bij nadere overweging moesten worden opgegeven. Eindelijk is de aandacht andermaal gevestigd op het bouwland gelegen buiten de Morschpoorttoebehoorende aan de Administratie der Vereenigde Gast- en Leprooshuizen, en is het gebleken dat een gedeelte daarvan, on middellijk gelegen aan den Morsc'hweg, voor de plaatsing van eene infirmerie bij uitnemendheid geschikt moet worden geacht. De heer Minister van Oorlog heeft daarop verzocht te mogen vernemen of de zuidelijke gedeelten der perceelen, kadastraal bekend gemeente Oegst- geest, sectie E, n°. 832 en 833, ter grootte van ongeveer 48 aren, en nader aangeduid op de hierbij overgelegde schetsteekeningdoor het Gemeente bestuur aan het Rijk ten bovenvermelden einde zouden kunnen worden afgestaan en, zoo ja, tegen welk bedrag. Na overleg met HH. Gecommitteerden tot de Administratie der Ver eenigde Gast en Leprooshuizen, hebben wij het gevraagd terrein doen taxeerenwaaruit is gebleken dat de waarde kan worden gerekend te be dragen eene som van .ƒ3024, ad f 63 per are, waarop de Minister van Oorlog ons heeft bericht dat dit bedrag Z. E. aannemelijk voorkwam. Het zal voorzeker wel geen betoog behoeven dat het voor deze gemeente van het meeste belang is dat de pogingenvan de militaire autoriteit, ter bekoming van eene behoorlijke infirmerie ten behoeve van het garnizoen alhier, zooveel mogelijk ook van gemeentewege worden ondersteund, waar voor te meer aanleiding bestaat nu aan het garaizoen alhier vermoedelijk eene niet onbelangrijke uitbreiding zal worden gegeven. Wij vinden dan ook volkomen vrijheid uwe vergadering in overweging te geven om tot de voorgestelde overdracht van grond aan het Rijk tegen, bovenvermelde som te besluiten. Aan deze overdracht zal evenwel de voorwaarde moeten worden verbonden dat door het Rijk de kosten worden gedragen van de noodzakelijke over brugging van de singelsloot, welke het noordelijke gedeelte van perceel n°. 832 afscheidt van den singelwegten einde voor dit gedeelte een be hoorlijke toegang zij verzekerd. De kosten van het leggen van eene voor dit doel voldoende brug zijn geraamd op hoogstens /350 a 400. Wij stellen u derhalve voor uwe Gecommitteerden voornoemd te machtigen om, bqhoudens de goedkeuring van de Gedeputeerde Staten van Zuidholland krachtens art. 16 der armenwet, tot den bovenbedoelden onderhandschen verkoop onder de voormelde voorwaarden over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 7