HANDELINGEN TAN 111 GHEINTBBAA1 TAN LEIDEN.
20.
INGEKOMEN STEKKEN,
ter inzage van de leden nedergelegd.
N°. 72. Leiden, 1 Mei 1873. -
Op het aan ons college gericht verzoek van Hendrik Overduinzwart-
verwer alhier, om een duiker te mogen doen leggen door de straat van de
Middelstegracht, teneinde water te bekomen voor zijne zwartverwerij aldaar,
geteekend met n". 11 en 13, hebben wij het advies ingewonnen der Com
missie van Fabricage, hetwelk wij hiernevens overleggen en waarmede wij
ons vereenigen.
Wij nemen alzoo de vrijheid u dienovereenkomstig te raden den adres
sant de gevraagde vergunning te verleenenmits de duiker gelegd worde
onder toezicht van den gemeente-architect, en tegen betaling der rechten
bepaald bij art. 3, n°. 10, 16 en 17 van het tariet van 6 Maart 1857.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 30 April 1873.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van H. Overduin
te berichtendat bij haar geen bezwaar bestaat tegen het verleenen der
gevraagde vergunning, om een duiker te leggen door de straat van de Mid
delstegracht ten einde water te trekken voor zijne zwartverwerij aldaar,
wijk VII, n°. 621 en 22 (Straatn®. 11 en 13), mits dit geschiede onder
toezicht van den gemeente-architect en tegen betaling der rechten, bepaald
bij art. 3, n°. 10, 16 en 17 van het tarief, vastgesteld den 5 Maart 1857.
Aan H.H. Burgemeester en De Commissie van Fabricage, enz.
Wethouders.
N°. 73.
In uwe vergadering van 3 September des vorigen jaars werd besloten dat
aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 1ste klasse
voor jongens twee tijdelijke hulponderwijzers, waarvan één met acte voor
het Fransch, respectievelijk op eene jaarwedde van ƒ400 en f 500, zouden
worden aangesteldop grond van de vermeerdering van het aantal leerlin
gen hetwelk destijds tot op 140 was geklommen. De eerstbedoelde betrek
king werd vervuld door de benoeming van den heer J. Brouwer, in de ver
gadering van 4 October; in de andere betrekking kon eerst den 12den
December d. a. v. worden voorzien door de benoeming van den heer S. IJ.
Stoel. De ondervinding heeft geleerd niet alleen dat deze vermeerdering
van personeel dringend noodig was, doch tevens dat het hoogst wenschelijk
is dat het tijdelijk karakter van deze betrekkingen worde opgeheven en de
tijdelijke aanstelling van beide bovengenoemde onderwijzers in eene definitieve
worde veranderd.
In de eerste plaats is het getal leerlingen sedert wederom met een niet
onnanzienlijk aantal vermeerderd, zoodat het thans 190 bedraagt. Vervol
gens is zoowel de hoofdonderwijzer als de districts-schoolopziener, onzes in
ziens, terecht van oordeel dat, bij de tijdelijke aanstelling, deze betrekkin
gen waarschijnlijk spoedig wederom zullen openvallen enuithoofde van het
tegenwoordig bestaand gebrek aan hulponderwijzers, bezwaarlijk op behoor
lijke wijze zullen kunnen worden vervuld, waardoor op den geregelden gang
van het onderwijs een noodlottige invloed zal worden uitgeoefend.
In overleg met de genoemde autoriteiten stellen wij uwe vergadering der
halve voor om te besluiten dat het hulppersoneel van deze school met één
onderwijzer der 2de klasse en één hulponderwijzer wordt vermeerderd en dat
aan den heer Stoel de titel wordt toegekend van onderwijzer der 2de klasse
en aan den heer Brouwer die van hulponderwijzer.
Vermits de verordening van den 4den Mei 1872, bepalende den bijstand
aan de hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen te verleenenslechts een
minimum van het hulppersoneel heeft vastgesteld, zal deze verordening ten
gevolge van eene definitieve vermeerdering van het personeel aan de onder-
werpelijke school niet behoeven te worden gewijzigd.
De thans genoten wordende jaarwedden zullen voorloopig kunnen worden
behouden, met dit onderscheid evenwel dat de onderwijzer Stoel, als zijnde
belast met het onderwijs in het Fransch, ingevolge art. 2, 6de alinea, der
Verordening bepalende de jaarwedden van het onderwijzend personeel, bij
definitieve aanstelling aanspraak heeft op eene verhooging van 50, en diens
jaarwedde alzoo zal moeten worden vastgesteld op f 550.
Ten slotte kunnen wij u mededeelen dat de schoolgelden aan de jongens
school 1ste klasse thans een bedrag van f 9500 a f 9600 opleveren, eene
som ifieer dan voldoende om de bezoldiging van het gansche onderwijzers
personeel en de uitgaven aan schoolbehoeften enz. geheel te bestrijden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 12 Mei 1873.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de voordracht
van Burgemeester en Wethouders strekkende tot definitieve aanstelling van
de beide tijdelijke onderwijzers aan de jongensschool der 1ste klasse en geeft
uwe vergadering derhalve in overweging om dienovereenkomstig te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz.
N°. 74.
Nadat onze voordracht betrekkelijk de aanschaffing van eene stoombrand-
spuit in uwe vergadering van 13 Maart jl. was aangenomen zijn wij on
verwijld voortgegaan met het reeds aangevangen onderzoek aangaande de
1873.
uitvoering van dit besluit, en daaronder behoorde in de eerste plaats dc
beslissing aangaande de soort der aan te schaffen stoomspuit en omtrent de
fabriek door welke zij zoude worden geleverd.
Vermits de beide bekende Engelsche firma's, Merryweather and Sons en
SbandMasop C°.ten behoeve van gemeenten in dit land stoomspuiten
hebben vervaardigd, en wel eerstgenoemde firma voor's Gravenhage en laatst
genoemde voor Amsterdam, hebben wij het, alvorens in deze eene beslissing
ie nemennoodig geacht beide soorten van spuiten in hare werking in
oogenschouw te moeten nemen, door zoowel te 's Gravenhage als te Am
sterdam eene beproeving bij te wonenin tegenwoordigheid van den gemeente-
architect en den directeur van het brandwezen alhier, waarvoor ons door
de betrokken gemeentebesturen met de meeste welwillendheid de gelegenheid
werd opengesteld.
Van den uitslag dezer proefnemingen in beide steden is door bovenge
noemde deskundigen een uitvoerig rapport opgemaakt, hetwelk hierbij ter
kennisneming wordt overgelegd en waaruit blijkt dat de doeltreffendheid van
de beide beproefde spuiten in alle opzichten moet worden geroemd, doch
dat de 's Gravenhaagsche spuit voor deze gemeente het meest geschikt
wordt geacht, zoowel wat kaliber en capaciteit betreft, als wat aangaat de
inrichting van de machine in het algemeen.
Wij hebben onze keuze dan ook eenparig gevestigd op eene gelijksoortige
spuit als laatstgenoemde en zijn te dien einde met de heeren Landré en
Glinderman te Amsterdamals representanten van de firma Merryweather
and Sons te Londen, in onderhandeling, getreden. Blijkens de door hen
verstrekte prijsopgaven zal zoodanige stoombrandspuit met twee slanghaspel
wagens en toebehoorenalles daarbij nader omschreven, franco alhier kun
nen worden geleverd voor de som van f 8555, terwijl zij zich verbinden
een bekwaam werktuigkundige van de firma Merryweather and Sons en een
lid hunner firma gedurende één week alhier te doen verblijventen einde
gedurende dien tijd de stoomspuit gangbaar af te leverendaarmede te wer
ken en het noodige onderricht te geven aan den persoon, diemet de be
handeling zal worden belast.
Verder is de prijs van de lederen persslangen, met koper geklonken en
beproefd met eene drukking van 120 Engelsche pondenvastgesteld op
f 118 voor elke lengte van 40 Engelsche voeten, gelijkstaande met ruim
12 meters. Voor deze gemeente wordt eene hoeveelheid van 144 meters
persslang noodig geacht, zoodat de kosten daarvan zullen bedragen f 1416,
uitmakende met de kosten van de spuit zelve en toebehooren een bedrag
van 9971.
Aangezien voor de aanschaffing van eene stoomspuit met toebehoorenin
uwe vergadering van 13 Maart jl. is toegestaan een bedrag van ƒ8000 en
nog f 500 voor kosten van onderricht enz. en derhalve een bedrag van
f 1471 minder dan thans blijkt noodig te wezen, zal tot den aankoop niet
kunnen worden overgegaan, alvorens deswege eene nadere beslissing door
uwe vergadeting zal zijn genomen.
Op grond van de resultaten van het ingesteld onderzoek, aarzelen wij in
geenen deele u in overweging te geven om te besluitendat voor deze ge
meente zal worden aangeschaft eene stoombrandspuit van gelijke soort en
inrichting als die welke met het meeste succes te 's Gravenhage wordt ge
bruikt en ons de vereischte machtiging te verleenen om tot den aankoop
daarvan tegen den bovenvermelden prijs over te gaan.
Wij zouden het niet geraden achten dat men zich vergenoegde met de
aanschaffing van een werktuig van mindere kwaliteit, terwijl het bovendien
aan rechtmatigen twijfel onderhevig is of thans voor het oorspronkelijk ge
raamd bedrag van 8500 eene stoomspuit zoude kunnen worden geleverd,
nu het ons uit na de raadsvergadering van 13 Maart jl. ontvangen berich
ten is gebleken, dat de prijs der materialen wederom met een niet onaan
zienlijk bedrag is verhoogd.
Mocht uwe vergadering zich met dit voorstel kunnen vereenigendan
zullen wij in nadere overweging nemen in hoeverre het meergemeld raads
besluit van 13 Maart jl., waarbij f 11000, te vinden door verkoop van
Inschrijving op het Grootboek, voor een en ander beschikbaar ia gesteld
wijziging zal behoeven en zullen wijwanneer de kosten van alles wat met
de aanschaffing der stoombrandspuit in verband staat, met juistheid bekend
zullen zijn, een nader voorstel tot financiëele regeling dezer aangelegenheid
uwe vergadering aanbieden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 12 Mei 1873.
Blijkens bijgaande missive vragen Burgemeester en Wethouders machtiging
om voor den aankoop van eene stoombrandspuit over 1471 meer te be
schikken dan aanvankelijk werd geraamd.
Uwe Commissie kan niet anders doen dan u aanraden de gevraagde
machtiging te verleenenmaar niet dan noode gaat zij tot het geven van
dit praeadvies over.
Het was haar toch eene wezenlijke, teleurstelling uit den brief van Bur
gemeester en Wethouders te ontwarendat men in de raming der vereischte
uitgaven weder zoo sterk had misgetast, en zulks in weerwil van de om
standigheid, dat de Wethouder van Fabricage nog geen twee maanden ge
leden op de pertinente vraag van een onzer leden of de gevraagde som
voldoende zoude zijn en of men bij de begrooting van kosten op de tegen
woordige duurte van het ijzer gerekend had, ten antwoord gaf, dat «bij
hernieuwd onderzoek" de gestelde som voldoende was gebleken.
Een financieel voorstel van zooveel gewicht als dat betreffende den aan
koop van eene stoombrandspuit moest beter voorbereid in de vergadering
worden gebracht dan hier het geval is geweest.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
21