Abie Westgeest, do Commissie van Fabricage. Alvorens aangaande deze adressen een voor- j stel in t© dienen bebb*n wij in overweging genomen de vraag of het niet raadzaam zoude we?en voortaan bij dergelijke aanvragen een afstaad in eigendom voor te stellen tegen betaling van een behoorlijken koopprijs in eens^ en om ca$u guo, met de adressanten daaromtrent in voorloopig pverleg te treden ten einde het aantal der geheven wordende recognitiën wegen? in gebruik gegeven gronden aan de Haarlemmerlrekvaart niet te yerpieerdertjn en hij successieven afkoop van de hestaande recognitiën» de heQjng daarvan lang zamerhand te doen opbonden. Dg Commissi? van Fabricage bepft mede deze zaak overwogen eo is, blijkens bet bierbij overgelegd'rapport,van oordeel dat tegen zoQÜanigen verkoop nitl geringe bezwaren zijn aan te voeren hoofdzakelijk daarin bestaande dat bij belegging van de opbrengst der verkochte gronden het geldelijk beheer van de Haarlemmertrekvaart bezwaarlijk zonde- kunnen bljjvpn afgezonderd van de gewone geldelijke administratie der gemeente. Hoezeer daaraan wel zon kannen worden te gempet gekomen doop dn renten van de belegde kapitalen in ontvangst te brengen op de rekening der trekvaart, hebben wij evenwel, na kennisneming van bet gevoelen der Commissie, gemeend geene verdere maatregelen te moeten nementen einde aan ons oorspronkelijk plan uitvoering te geven, terwijl bovendien een alge- meene afkoop van de thans jaarlijks betaald wordende recognitiën wellicht niet dan onder bezwarende voorwaarden zoude kunnen geschieden. Wij nemen alzoo thans de vrijheid u voor te.stellen aan de adressanten C. Van Bohemen en A. Westgeest de door ben aangevraagde gronden in vruchtgebruik met het recht van opstal al te staan en zulks onder de voorwaarden in de betrekkelijke berichten van de Commissie van Fabricage vermeld. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz. Leiden, 12 Februari 1873. Naar aanleiding van liet door u opgedragen onderzoek, of de belangheb benden genegen zijn, de gronden langs de Haarlemmertrekvaartwaarvan bij de hiernevens teruggaande rapporten van den 24 Januari jl. n®. 12 en 13, het gebruik cn de gedeeltelijke bebouwing is gevraagd, in eigendom te bekomen tegen een nader vast te stellen koopsom, neuien wij de vrijheid onze bedenkingen daaromtrent mede te deelen. Bij een door de regeeringen der steden Haarlem en Leidenden 2den September 1823 gemeenschappelijk genomen besluit is bepaald, dat de uit gifte van grond om te bebouwen zal zijn precario en tot kennelijk weder- zeggen tegen betaling eener jaarlijksclie recognitie van anderhalve cent per vierkante el. Die regeling had kennelijk ten doelom van die gronden eene billijke rente te genieten in verhouding met het voordeel, dat de be planting met hakhout opleverde en bovendien om de gronden die ofschoon daartoe aangekocht niet bestemd of gebruikt werden tot den aanleg van het jaagpad en den daar langs loopenden weg, toch daarvoor des noodig beschik baar te houden, maar inmiddels als eigendom naar bet burgerlijk recht, ten meesten voordeele der gemeenschap te benuttigen. Sedert dien tijd is het gemeenschappelijk eigendom onvervreemd gebleven ën zijn alle vergunningen tot op den huidigen oogenblik uitsluitend verleend tegen betaling eener rente van een gedeelte van het kapitaal voor den aanleg besteed, dat onvervreemdbaar en onafhankelijk van de rijzing of daling der koopwaarde vruchten oplevert, die in mindering strekten der kosten van onderhoud van de gemeenschappelijke bezittinghoofdzakelijkoorspronkelijk en voortdurend tot den openbaren dienst bestemd. De jaarlijksche reke ningen en verrekeningen zouden ook naar vorm en inhoud moeten verschil len, wanneer zij werden gesplitst in ontvangsten en uitgaven, die het onder houd betreffen, en in een beheer dat het kapitaal of de kosten van aanleg uitsluitend omvatte. En ook danwanneer de koopsommen van verkochte gronden in rentegevende nationale schuldbrieven werden belegd, zou dat beheer afgezonderd moeten blijven en niet vermengd kunnen worden met het gewoon beheer der geldmiddelen van iedere gemeente, die aan de ge meenschap deel heeft. Maar er is nog een bezwaar dat niet het minst gewichtig is, namelijk: de regels die betrekking hebben tot de heffing der gabel- en tolgelden voor het gebruik van jaagpad eu trekvaart en waaromtrent de koninklijke mach tiging afhankelijk is van eene zuivere verantwoording der baten en lasten, van de openbare inrichting, omdat niet meer mag geheven worden, dan noodig is, tot bestrijding der kosten van aanleg, onderhoud en beheer. Zoodra de hooge regeering last geeft tot herziening der tarieven eischt zij ook inzage der rekeningen. En daartoe is het noodig, dat het beheer zuiver wordt gehouden van de baten en lasten van bet openbaar werk, zoodat ook van afkoop van renten of recognitiën nimmer sprake was en bij belangrijke buitengewone werken, ook niet anders dan uit de jaarlijksche inkomsten de kosten zijn bestreden. Nu bij raadsbesluit van 24 Juni 1872 goedgekeurd door H.H. Gede puteerde Staten der provincie Zuid-Holland den lsten Juli daaraanvolgende, de scheiding der burgerrechtelijke eigendommen, langs de Haarlemmertrek vaart is vastgesteld kan de gemeenteraad van Leiden zich Wel meer vrij en zelfstandig bewegen, omdat de gemeenschap is behouden ten aanzisn van liet jaagpad en de trekvaart. Wij hebben gemeend, daarvan te kunnen gebruik maken door eensdeels het praecario te doen vervangendoor het uitgeven van gronden in erfpacht en recht van opstal en bet verhoogen der recognitie van IJ- op 3^ cents per centiare of vierkante meter 'sjaars; maar zijn blijven hechten aan de opgegeven bezwaren tot bet verkoopen of vervreemden, ook in het belang van het behoud der tot den openbaren dienst bestemde werken waarvan Leiden en Haarlem eigenaars gebleven zijn. Op deze gronden heeft dé Commissie van Fabricage nog niet onderzocht of de aanvragers van grond genegen zijn, den eigendom tegen een vast te stellen koopprijs te bekomen. Aan H.H. Burgemeester en De Commissie van Fabricage, enz. Wethouders. Aan den Raad der gemeente Leiden: Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Cornells Vdn Bohemen arbeider, wonende te Noordwijkerhout; Dat hem bij akte geteekend te Leiden den 15den Juli 1872 behoorlijk geregistreerd en overgeschreven ten kantore der hypotheken te Leiden den SOsteri Juli 1872 in deel 413 nummer 39, door Burgemeester en Wethou der? li'-r gemeente Leidenals belast met het beheer van bet jaag- of trekpad tusschen de gemeente Leiden en Halfweg, in eigendom- toebehoo- rende aan de gemeente Haarlem en Leiden in gebruik is afgestaan tot wederopzeggens tpe, tegen betaling eener som van dertien gulden vijftig cents 'sjaars, een strook boschgrond langs de Haarlemmertrekvaart nabij de Piet Gijzenbrug onder de gemeente Noordwijkerhout, Kadastraal bekend Sectie C» numtne,r ^87 gedeeltelijk. Dat bij vermeencride dien grond bij gemelde akte in erfpacht te hebben verkregen, daarop een huis b(* U laten trouwen. Pat bij thans echter bemerkt beeft clat hem slechts het recht van gebynik vgn geraeldeu grond 'S afgestaan en hij alzoo dat recht niet kan vervreem denbeswaren, afstaan of verburen, maar persoonlijk moet uitoefenen. Dat hij bet vppmemeu bad om op het door hem op dien grond gebouwde huis eene hypotheek te vestigenom uit die gelden de kosten van den bouw te bestrijdenmaar dat hij daarop bij niemand geld kan verkrijgen alléén omdat hij den grond slechts in gebruik heeft en hem dat ieder oogenblik ban worden afgenomenen dat hij zelf de middelen niet bezit om de kosten van den bouw te dragen. "Dat bij bovendien in bovengemelde akte verkeerdelijk is genaamd Cornelis Van Booheemen i maar zijn naam is Cornelis van Bohemen. Redenen waarom hij requestrant zich wendt tot UEdel Achtbare met het eerbiedig verzoek dat het U Edel Achtbare moge behagen hem alsnog gemelde grond in erfpacht en op zijnen juisten naam af te staan. Noordwijkerhout, 22 November 1872. 't Welk doende, enz. C. Van Bohemen. Leiden, 24 Januari 1873. De Commissie van Fabricage heelt de eer op het request van Cornelis Vah Bohemen te berichten, dat, nu bij raadsbesluit van den 24sten Juni 1872, goedgekeurd door H. H. Gedeputeerde Staten der provincie Zuid- Holland den eersten Juli daaraanvolgende, de scheiding der burgerrechtelijke eigendommen langs de Haarlemraertrekvaart tusschen de gemeenten Haar lem en Leiden is vastgesteld geen* bezwaar bestaat om aan Cornelis Van Bohemen in vruchtgebruik met het recht van opstal at te staan de strook boschgrond langs de llaarlemmertrekvaartnabij de Piet Gijzenbrug, onder de gemeente Noordwijkerhout, zijnde een gedeelte van het perceel, bij het Kadaster dier gemeente bekend, onder Sectie C n°. 48 7 bij acte van den vijftienden Juli des vorigen jaars hem piaecario en tot wederop zeggens toe in gebruik gegeven, ter grootte van 900 centiaren, mits tegen betaling eener jaarlijksche recognitie van een en dertig gulden vijftig'cents berekend tegen 3^ cent de centiare, ten behoeve dezer gemeente. Aan H.H. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. s Aan de Wel Edele Heeren van den Gemeenteraad der stad Leiden. De ondergeteekendeA. Westgeest, verzoekt in gebruik als erfpacht te mogen hebben het driehoekje land aan de noordwestzijde van het oprijden van den spoorweg langs de Haarlemmervaart onder de gemeente Leiderdorp, aan de zijde van Leidenhopende van u een gunstigen uitslag te krijgen, teeken ik mij met achting uw onderdanige verzoeker Schipper, wonende onder de gemeente Oegstgeest. NB. Het is bestemd om er een huisje met schuur op te bouwen Oegstgeest, 12 October 1872. Leiden, 24 Januari 1873. De Commissie van Fabricage heelt de eer op bet request van A. Westgeest te berichtendat de door hem aangevraagde grond is een open grasveld aan het jaagpad langs de Haarlemmer trekvaart, onder de gemeente Leider dorp, en gelegen aan den benedenteen van den Hollandschen spoorweg waarvan de bebouwing met een huisje en schuur geen bezwaar heeft, en nu bij raadsbesluit van den 24stcn Juni 1872, goedgekeurd door HH. Gedepu teerde Stalen der provincie Zuid-Holland van den eersten Juli daaraanvol gende, de scheiding der burgerrechtelijke eigendommen langs de Haarlemmer trekvaart, tusschen de gemeenten Haarlem en Leiden is vastgesteld, de bevoegdheid is verkregen oin die gronden in vruchtgebruik en met bet recht van opstal af te staan onder zoodanige voorwaarden als de gemeente raad zal goedvinden daaraan te verbinden. De Commissie vindt derhalve vrijheid, om het nemen van eene gunstige beschikking aan te raden, zoodat aan Arie Westgeest, schipper wonende onder Oegstgeest, in vruchtgebruik met bet recht van opstal wordt afgestaan: Het driehoekig perceel grond geheel of gedeeltelijk tot stiebting van een huisje met schuurgelegen aan de zuidzijde van den spoorweg en de Haar lemmer trekvaart, onder de gemeente Leiderdorp en wel dat gedeelte wat gelegen is tusschen den benedenteen van den oprid en bet jaagpadbe vattende 1°. een westelijk gedeelte, groot ongeveer drie aren van het perceel bij het kadaster bekend, onder sectie A. n°. 1957 en 2®. een middendeel groot 2 aren30 centiaren van bet perceel sectie A. n®. 1752 en alzoo in het geheel groot 5 aren en 30 centiaren, en zulks op de volgende voorwaarden I. dat de opstanden worden gebouwd op minstens twee meters afstand van de graszoden langs den oever der vaart, zoodat het jaagpad geene belem mering of hinder Jijde II. dat voor het gebruik worde betaald berekend tegen 3' cent de centiare eene jaarlijksche recognitie van 18,55 ten behoeve dezer gemeente en aan den pachter van bet grasgewas eene vergoeding van ƒ5.30 voor elk jaar van het loopend paoht-contract; III. dat de afpaling en de bebouwing van den grond geschieden onder toezicht van den gemeente architect. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van I'abricage, enz.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 5