HARDIURIIER TAR 111 6EIE1RTÏRAAII TAR LEIDER.
7.
INGEKOMEN STUKKEN
ter inzage van de leden nedergelegd.
N". 22».
Leiden, 10 Februari 1873.
Uit de in onze handen gestelde stukken betrekkelijk het adres vau den
heer C. J. Zaalberg is het gebleken dat, bij de inrichting der krachtens raads
besluit van 1 Juni 1871 van adressant gehuurde loods in de Gortestraat
ten behoeve van de exploitatie van het Liernurstelseleen gedeelte van de
3de Haverstraat is ingenomen en gebruikt voor eene noodzakelijke uit-
houwing van de loods.
Wanneer destijds door den Raad ware verklnard dat dit gedeelte van de
opënbare straat niet meer voor den openbaren dienst bestemd was, dan
zoude er, onzes inziens, geen groot bezwaar bestaan om den tegenwoor-
digen toestand tot 1 Mei 1874 te doen voortduren en alzoo adressant in
de gelegenheid te stellen om tot gezegd tijdstip van de loods met het
daarbij aangebouwde gebruik te maken, tegen afstand van het genot van
den overeengekomen huurprijs.
Nu evenwel zoodanige verklaring als bovenbedoeld door den Raad niet
is afgelegden het ingenomen gedeelte van de straat derhalve geacht moet
worden nog steeds voor den openbaren dienst bestemd te wezen, is het,
naar het ons voorkomt, noodig dat de feitelijke toestand, zoo spoedig
mogelijk, met den wettelijken in overeenstemming worde gebracht, en alzoo
de Haverstraat over hare geheele breedte wederom voor het openbaar ver
keer worde opengesteld.
Wij zijn derhalve met Burgemeester en Wethouders van oordeel dat op
het adres afwijzend behoort te worden beschikt, waartoe wij de vrijheid
nemen te adviseeren.
Aan den Gemeenteraad.
De Commissie van Financiën, enz.
N°. 24.
Leiden, 11 Februari 1873.
Nadat door u besloten was de jaarwedde van den onderwijzer der Iste klasse
aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der lste klasse,
voor jongens, te brengen tot het maximum van 1100hebben wij eene
nieuwe oproeping van sollicitanten gedaan en leggen hiernevens de stukken
over van hen die zich daarop hebben aangemeld.
Na een gehouden practisch examen, hebben wij, in overleg met den
hoofdonderwijzer der betrokken school en den districts-schoolopzienerde
navolgende voordracht opgemaakt, die wij ons de eer geven u bij deze aan
te bieden, met verzoek om tot de benoeming over te gaan, als:
1°. N. J. Visscher, 2°. Arie Dolk, 3°. Sake Van Bachum De Boer,
de lste te Groningen, de 2de te Kampen, en de 3de te Leiderdorp werk
zaam.
Aan den Gemeenteraad.
Burgemeester en Wethoudersenz.
N°. 26.
Leiden, 14 Februari 1873.
In de raadsvergadering van 6 Februari jl. werd door den Voorzitter
medegedeeld, dat blijkens ontvangen bericht van de Commissie van Bestuur
over het Akademisch Ziekenhuis op den 20sten Januari jl. met het opnemen
van zieken een aanvang was gemaakt.
Hoezeer nu met ingang van dat tijdstip het ziekenhuis gezegd kan wor
den in gebruik te zijn gesteldis evenwel de apotheek nog in het Nosoco-
mium op de Oude Vest gevestigd, en zal de overbrenging naar het nieuwe
ziekenhuis bezwaarlijk vóór den lsten Mei dezes jaars kunnen geschieden.
Curatoren der Hoogeschool hebben ons hiervan in kennis gesteld en
tevens, met het oog op de bestaande overeenkomst van 30 November 1866
(Stbl. n*. 63 van 1867), krachtens welke het Nosocomium op de Oude Vest,
ook na de ingebruikstelling van het nieuwe ziekenhuis, eigendom der ge
meente blijft, toestemming verzocht om tot den lsten Mei ek. de apotheek
in het Nosocomium te laten verblijven.
Vermits hierdoor de uitvoering van het besluit, om een gedeelte van dit
gebouw tijdelijk voor schoollokalen in te richten, in geenen deele wordt be
lemmerd of bemoeilijkt, bestaat er bij ons college volstrekt geen bezwaar
om aan het verzoek van HH. Curatoren gunstig gevolg te gevenen ver
trouwen wij dat eene bestendiging van den tegenwoordigen toestand tot
meergemeld tijdstip evenzeer de goedkeuring van uwe vergadering zal mogen
wegdragen, weshalve wij u voorstellen in dien zin te besluiten.
Aan den Gemeenteraad.
1873.
Burgemeester en Wethouder*, enz.
N°. 22.
Leiden, 10 Februari 1873.
Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens ter vaststelling aau
te bieden een staat van at- en overschrijving op de gemeente-begrooting,
dienst 1872, tot een bedrag van 347.65, ten einde te voorzien in de
meerdere behoeften, dan waarop bij de raming van de daarbij vermelde
posten was gerekend.
Ten aanzien van den laatstgemelden post"Kosten van advertentiënexa
mina enz. bij voorkomende vacatures in het onderwijzend personeel" zij
opgemerkt, dat bij raadsbesluit van 13 Januari 1872 voor deze uitgaven,
naar aanleiding van eene door Gedep. Staten gemaakte opmerkingeen
nieuw artikel op de begrooting is gebrachttot een bedrag van f 200
terwijl die uitgaven vroeger werden bestreden uit den post: «Kosten van
schoolboeken en schoolbehoeften der leerlingen".
De ondervinding heeft evenwel geleerd dat een bedrag van 1200 niet
voldoende is geweest om de kosten die bij voorkomende vacaturen moeten
worden gemaakt te bestrijden.
Van daar dat op de begrooting voor dit jaar eene som van f400 is
uitgetrokken.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders; enz.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen den doof
Burgemeester en Wethouders ingedienden staat voor af- en overschrijving
op de begrooting, dienst 1872 en geeft mitsdien in overweging tot de
vaststelling daarvan te besluiten.
Aan den Gemeenteraad.
De Commissie van Financiën, enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.