Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE. hcele fabriek afbrandt. Wanneer men zich dus voorstelt dat de stoom- brandspuit fabrieken zal kunnen beveiligendan geloof ik dat men zich illusiën maakt, die zich niet zullen verwezenlijken. De ondervinding heeft geleerd dat hier een getal van acht brandspuiten voldoende is om de branden te localiseeren. En levert het personeel der brandweer soms eenig bezwaar opwelnu wij hebben er reeds in ons rapport op gewezen datwaar dit personeel te gering bleek te zijn wij steeds met de meeste bereidwilligheid door de manschappen van het garnizoen werden bijgestaan. Al die redenen hebben Burgemeester en Wethouders geleid niet voor de aanschaffing eener stoombrandspuit te adviseeren. Nog wensch ik op te merken dat ik ook geenszins deel het gevoelen in het rapport van Burgemeester en Wethou ders opgenomen, dat de stoombrandspuit in deze gemeente, door vele nau we stegen doorsneden, niet overal zou kunnen werken. Ik geloof wel dat zij overal dienst zou kunnen bewijzenmits men voldoende slangen aan- brenge. De heer Buys. Tot goed verstand der zaak veroorloof ik mij nog één opmerking. Men dient niet te verwarren twee verschillende voorstellen 1°. dat van de brandweer om vier gewone spuiten ter zijde te stellen en 2°. het voorstel om een stoombrandspuit aan te schaffen. Wij kunnen toch zeer goed besluiten onze brandbluschmiddelen met een stoombrandspuit te vermeerderenzonder daarom de bestaande ter zijde te stellen of af te zien van bet plan om die allengs te verbeteren. Zonder de bestaande hulpmid delen te verminderen, kunnen wij die zeer goed aanvullen met een spuit van groot vermogenzooals de stoombrandspuit is. Ik meende dat te moeten opmerken, omdat men het ten onrechte doet voorkomen als zouden wij, door tot het aanschaffen van een stoombrandspuit te besluiten noodzakelijk moeten medewerken tot verwaarloozing der gewone bluschmiddelen. De Voorzitter. Juist dat bezwaar is bij mij overwegend. Als wij het aantal thans bestaande spuiten willen behoudendan zijn deze niet meer voldoende, de oudere spuiten althans zijn zeer slecht, en wanneer wij nu, steunende op de hulp dier spuitenovergaan tot het nemen van een stoom brandspuit, dan vrees ik dat later zal blijken dat wij gesteund hebben op een hulpkracht, die eigenlijk niet bestaat, zoo wij geen andere voor de tegenwoordige in de plaats nemen. En het is juist daarom dat ik zou wenschen dat wij zoo spoedig mogelijk overgingen tot het vernieuwen der spuiten en voorstellen liever twee nieuwe gewone spuiten aan te schaffen dan een stoombrandspuit. De heer Krantz. Ik respecteer uw gevoelen, mijnheer de Voorzitter, omtrent de wenschelijkbeid van aanschaffing der stoombrandspuit. Maar ik wensch u alleen opmerkzaam te maken dat ik niet gezegd heb dat, wanneer die stoombrandspuit onklaar raaktzij in een oogenblik hersteld kan zijn evenwel gelijk bezwaar bestaat ook bij de gewone brandspuit. De Voorzitter. Gij hebt gelijk, mijnheer Krantz. Die opmerking was niet door umaar door den heer Stoffels gemaakt. De heer Le Poolb. Met het oog op hetgeen de heer Stoffels beweerde dat er aan de locomobile van bet Liernurstelsel nooit iets onklaar geworden was en dat er dus geen vrees behoefde te bestaan voor het defect raken der machine, wanneer zij vervoerd wordt, kan ik niet nalaten op te mer ken dat ik het tweemaal gezien heb dat genoemde vervoerbare machine bij bet Liernurstelsel in gebruik al baar stoom verloor. Datzelfde zou dus ook kunnen gebeuren bij het vervoer der stoombrandspuit en dan heelt men op eene kracht vertrouwd, welke ons juist begeeft op bet oogenblik dat wij die gebruiken moeten. De beer Stoffels. In de eerste plaats wijs ik er op dat wij thans hebben vier groote spuiten die goede dienst bewijzen en vier, waarvan drie geen dienst meer kunnen doen en dus in elk geval vermeerdering en verbetering onzer brandblus'chmiddelen noodig is. Wat nu de reparaties betrefthet zal daarbij veel afhangen van de grootte der machine, maar toch, al moge bij de machine van het Liernurstelsel al eens de stoom afgevlogen zijn, zullen de gebreken in zeer weinig tijd kunnen hersteld wordenwanneer de stoom brandspuit onverhoopt een klein defect mocht verkrijgen. De Voorzitter. Zoo niemand meer bet woord verlangt, dan sluit ik de discussie en zal ik nu in rondvraag brengen de conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders, strekkende om niet over te gaan tot het aanschaffen eener stoombrandspuit. In stemming gebracht, wordt die conclusie verworpen met 9 tegen 8 stemmen. Voor stemden: de heeren Verster, Le Poole, Hartevelt, Lezwijn, De Fremery, Du Kieu, Wttewaall en de Voorzitter. De Voorzitter. Thans dient beslist te worden of de Kaad verlangt de gewone spuiten op acht te houden en de quaestie van het personeel bij de spuiten. De heer Krantz. Het doel kan echter niet geweest zijnmijnheer de Voorzitter, door deze beslissing het aantal andere spuiten te verminderen. De laatste vier zijn wel van meer draagvermogenmaar de vroeger aange kochte zijn toch nog zeer goed bruikbaar. Dat lag ook in de bedoeling van het voorstel van den Voorzitter der Commissie van Fabricage. De heer Buys. Het komt mij voor, mijnheer de Voorzitter, dat na de genomen beslissing het voor de leden van den liaad moeilijk is zich ver der te verdiepen in de toekomstige organisatie van het brandwezenomdat daaromtrent geenerlei voorstel aanhangig is. Immers het rapport van den Wethouder van Fabricagedat men nu tot leiddraad gaat nemenis gericht aan Burgemeester en Wethouders en dus niet bij den Kaad aan de orde. Zou het daarom niet voorzichtiger zijn dat wij Burgemeester en Wethouders uitnoodigden een nader voorstel te doen omtrent de toekomstige organisatie van ons brandwezen en zulks in verband met het zooeven genomen besluit? Wij zullen dan later met meer kennis van zaken dan nu kunnen oordeelen. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders kunnen zich daarmede wel vereenigen. Ik stel dus voor Burgemeester en Wethouders uit te noo- digen in overleg te treden met den Voorzitter der Commissie van Fabricage, en zoo spoedig mogelijk een voordracht aan den Raad te doen omtrent de verdere organisatie. Dat voorstel wordt zonder stemming goedgekeurd. III. Begrooting van de administratie der Vereenigde Gast- en Leproos huizen voor de eerste drie maanden van 1873. (Zie Handd. 3, n". 1*1.) Wordt met algemeens stemmen aangenomen. IV. Voordracht betrekkelijk de tusschenschool. (Zie Handd. 3, n°. 15.) Wordt zonder discussie aangenomen. V. Voordracht tot onderhandscbe verpachting van de opbrengst der brug gelden voor het ophalen der Spanjaardsbrug. (Zie Handd. 4, n°. 17.) Wordt zonder stemming goedgekeurd. VI. Voordracht betrekkelijk de uitbetaling aan de gemeente Alkemade van de toegezegde bijdrage over 1872 in de onderhoudskosten van den weg naar Alkemade. (Zie Handd. 4, n°. 16.) Wordt zonder stemming goedgekeurd. VII. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1873. (Zie Handd. 4, n". 18.) De heer Veefkind. Er loopeh met betrekking tot deze zaak geruchten, mijnheer de Voorzitter, die ik even ter sprake wensch te brengen. Men zegt namelijk dat eene oommissie, onlangs van rijkswege benoemd om te onderzoeken of het voormalig akademisch ziekenhuis voor garnizoens-infirmerie zou kunnen dienenzich over dat gebouw in zeer ongunstigen zin heelt uilgelaten. Volgens die deskundigen, zoo althans luiden de geruchten, ver keert het gebouw in een toestand, die noodwendig een nadeeligen invloed moet uitoefenen op de gezondheid van hen. die er hun verblijf houden. Een en ander kan ten gevolge hebben dat de ouders, wier kinderen in de termen vallen om de school te bezoeken, die tijdelijk daar zal worden ge houden huiverig zullen zijn hnnne kinderen er heen te zenden. Daarom wensch ik in het openbaar de vraag tot u te richten, of er voor die geruch ten eenige grond bestaat en, zoo ja, of de maatregelen die thans zullen worden genomen in elk geval voldoende zullen zijn om alle mogelijke scha delijke invloeden weg te nemen. De Voorzitter. In antwoord op uwe vragen kan ik mededeelen dat werkelijk reeds voor 5 a 6 jaar opvolgende ministers van oorlog hun ver langen hebben te kennen gegeven om casu quo dat gebouw van de stad over te nemen tot inrichting van een infirmerie. Wij hebben hun toen te kennen gegeven dat wij huiverig waren gunstige uitzichten te openen vooral hij het gebrek aan groote gebouwen voor de dienst der gemeente zelve. Nu onlangs ontvingen wij weder gelijk verzoek van dezen minister van oorlog en ook nu hebben wij geantwoord dat, althans vooreerst, de lokalen noodig zijn voor inrichtingen van gemeentewege. Er hebben nog verder opnemingen en besprekingen plaats gevonden omtrent het plaatsen van eene infirmerie elders in de gemeente, maar die zaak is nog niet tot rijpheid gebracht. Wat betreft de geruchten omtrent de onzuiverheid der lokalen dit zijn zeer zeker valsche geruchten. De lokaliteiten zijn zeer ruim, het gebouw is zeer luchtig en er is verder ook geen gevaar van besmetting te duchtenwant sedert Juni is daar geen epidemische zieke behandeld en bij het vooruitzicht dat over 14 dagen die lokalen tijdelijk als scholen zullen moeten dienen, spreekt het wel van zelf dat Burgemeester en Wethouders maatregelen genomen hebben die geheel te desinfecteeren, de muren op nieuw te doen witten enz. Met volle gerustheid kan de burgerij hare kin deren uit de school van de Baaihal en andere scholen daarheen zenden. De heer Stoffels. Ik kan er nog bijvoegen dat men reeds bezig is de muren te ontdoen van de kalk en dat men dan de lokalen geheel zal schoon maken, zoowel zolders als muren en vloeren, en dan behoorlijk zal desinfec teeren met chloorkalk en op nieuw witten. De heer De Fremery. Ik wensch nog alleen daaraan toe te voegen dat ook het geneeskundig lid der commissie over de bewaarscholen geen bezwaar tegen de overbrenging heeft gemaakt. De heer Veefkind. Ik dank de heeren zeer voor hun antwoord en hoop dat het voldoende^zal zijn om de ingezetenen gerust te stellen. De staat van af- en overschrijving wordt hierna goedgekeurd. VIII. Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1872, van het Gereformeerde Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (Zie Handd. 5, n°. 19.) Wordt zonder discussie goedgekeurd. Niets meer aan de orde van den dag zijndewordt de vergadering gesloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 3