gestelde gewone spuit ooit kan verkregen worden. Eindelijk de kostenik erken dat bezwaar ten volle, maar die kosten zijn, dunkt mij, toch niet zoo enorm, dat eene aanzienlijke gemeente daarom van de aanschaffing behoort af te zien. Trouwens de buitengewone uitgave, van welke hier sprake is, bedraagt niet, zoo als gezegd is, 11000, maar 11000 minus ƒ3000, omdat met de stoombrandspuit de behoelte aan eene nieuwe gewone spuit zou vervallen. In den voorgestelden aankoop van eene nieuwe spuit lag juist de reden, waarom men nu de quaestie van de stoombrandspuit ter sprake bracht. Men dient nu te beslissen, ol men die wil of niet wil. Immers koopt men nu eene gewone spuit en besluit men over een paar jaren zich eene stoomspuit aan te schaften dan zal men eerst 3000 en dan nog eens 11000 besteden, terwijl men nu met eene meerdere uitgave van ƒ7 a 8000 geholpen is. Hoezeer ook gestemd voor zuinigheid, daar waar het zulke groote belangen geldt als hierdurf ik de verantwoording niet dra gen van een besluit, dat ja tot bezuiniging leidt, maar tevens die groote belangen in de waagschaal stelt. Om al deze redenen zal ik stemmen tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Stoffels. Ik heb mij daareven in mijne opgave vergist, daar het verschil geen /3000, maar ƒ1600 is. De heer Krantz. Ik ben het met den geachten vorigen spreker geheel eens. Hij heeft op duidelijke en welsprekende wijze de bezwaren tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders uiteengezet. Mijne ingenomen heid met de stoombrandspuit is reed9 bij eene vorige gelegenheid, dat daar van sprake was, gebleken. Met veel genoegen alzoo vernam ik het voorstel van den Voorzitter der Commissie van Fabricage. De regeling van bet brandwezen heeft in verschillende steden een onderwerp van ernstig onder zoek uitgemaakt en overal komt men tot hetzelfde besluit. Het is ook mijne innige overtuiging dat het aanschaffen eener stoombrandspuit noodig is. Ik acht de thans bestaande brandblusohmiddelen onvoldoende ingeval van een ernstigen brand wat mij bij den brand der fabriek van de heeren De lleyder gebleken is. liet talrijke en ongeregelde personeel geeft aanlei ding dat de spuiten en andere werktuigen spoedig onklaar worden. Het voorstel van de Commissie van de brandweer, om voor den dienst der stoom spuit den machinist van de locomobile van het 'Liernurstelsel en eenige stadswerk lieden aan te stellen, is zeer doelmatig, en ik geloof dat door de aanneming van het voorstel, door den Voorzitter der Commissie van la- bricage gedaande regeling van onze brandweer eene belangrijke verbete ring zal ondergaan. De heer De Frbmehy. Zoover mij bekend is, is er in geen enkele ge meente van 40,U00 zielen nog eene stoombrandspuit aangeschaft; alleen in Amsterdam, Botterdam, Utrecht en 's Gravenhage zijn ze in gebruik geno men en dit zijn alle gemeenten, waarvan de bevolking meer dan het dub bel van de onze bedraagt. Ik geloot in de allereerste plaats, als wij in de brandweer eene verbetering willen aanbrengendat wij ons de vraag moe ten stellenof het raadzaam en voorzichtig is om onze gemeentehuishou- ding naar de eischen en behoeften in te richten van zooveel grootere ge meenten wier middelen de onze verre overtreffen. Niet alleen is de aankoop van een stoombrandspuit bezwarend, maar ook de plaatsing, de bediening en liet onderhoud vorderen veel. Ieder fabriekant weet, wat er jaarlijks voor slijtage moet worden afgeschreven en zulke verplaatsbare machines zijn veel meer voor afslijting vatbaar dan andi-re. Men rijdt daarmede over de keistraat; en voorai als dit, zooals immer het geval is, met over haasting geschiedt, kan het niet anders, of er wordt veel vernield en allicht is een klein pijpje of schroefje, dat afbreekt, voldoende om de gebeele machine voor het oogenblik onbruikbaar te maken. Nog onlangs heeft zich een dergelijk geval voorgedaan te Utrecht. Maar meer nog dan het financieel bezwaar weegt bij mij dat volgens het voorstel de stoombrandspuit zal vervangen vier gewone brandspuiten. Als aan een van de laatste iets hapert, hebben wij nog de beschikking over d§ drie andere; is daarentegen de stoombrandspuit onklaar, dan blijft slechts de helft van de nu bestaande brandweermiddelen ter beschikking over. Dit komt mij hoogst gevaarlijk voor en ik gelooi, dat Burgemeester en Wethouders niet genoegzaam kun nen drukken op dit bezwaar. Let men daarenboven op de geschiedenis, die achter ons ligt, dan leert die dat sedert onheugelijke jaren de brand, met de bestaande middelen, immer beperkt is geworden tot het perceelwaarin die outstond. Houdt men daarbij in het oog, dat over het algemeen de straten hier zeer ruim zijn en de huizen laag van verdieping, dan betwij fel ik of voor deze gemeente eene stoombrandspuit wel als eene dringende behoefte kan worden aangemerkt; door de stoomspuit heeft men vooral willen voorzien in de behoefte om liooge perceelen te bereiken en die heb ben wij bier niet. Het blijkt dus, naar mijne overtuiging, dat Burgemees ter en Wethouders volstrekt niet hebben voorbijgezien wat de tijd vordert. Integendeel acht ik de zoogenaamde verbetering, die thans is voorgesteld, gewaagdjuist omdatook bij een klein gebrekde helft van de brand bluschmiddelen, welke thans aanwezig zijnzullen ontbreken, en dan zal de brandweer, boe ijverig en welgezind ookniet meer dan tot dus verre aan hare bestemming kunnen beantwoorden. Be beer Stoffels. Ik wenscb met een enkel woord de verschillende argumenten door den heer De Fremery legen de aanschaffing van een stoom brandspuit geopperdte beantwoorden. In de eerste plaats het argument dat nog slechts in zeer weinige steden van Nederland dergelijke stoombrand spuit in werking is. Maar al was er nog geen enkele stoombrandspuit in Nederland in gebruik, dan zou dit, dunkt mij, geen argument kunnen zijn om te ontraden dal wij er een zouden aanschaften en wij ook in dat opzicht ile eerste gemeente zouden zijn die den ouden weg verlaat en den nieuwen en goeden inslaat, even al9 wij de eerste zijn geweest die het Liernurstelsel, eri met het beste succes, in het groot hebben daargesteld. Juist met dat Liernurstelsel voor oogen ben ik in staat een ander bezwaar van den heer De Fremery te bestrijden, namelijk dat de stoommachine onder het rijden over de straat zoo licht defect kan raken. Want, waar wij zien dat de machine, bij het Liernurstelsel in gebruikboewe! zij voortdurend per wagen vervoerd werd, zelden defect is geraakt, daar vervalt ook het bezwaar dat bij het vervoeren van de stoombrandspuit, dat niet dagelijks, zoo als bij het Liernurstelselplaats heeftdeze aan zooveel gevaar zou onderhevig zijn van onklaar te worden. En wat nu de vrees betreft dat er aan de stoombrandspuit mogelijk een mankement kan ontstaan en daardoor de brandbluschmiddelen niet voldoende meer zouden zijngesteld dat de stoombrandspuit een oogenblik niet zou kunnen gebruikt worden, hoewel dit nooit zeer lang zou kunnen zijn, daar wij een bekwamen machinist heb ben, die zijne machine kent,—dan nog hebben wij vier gewone grootere en vier gewone kleinere brandspuiten Ie onzer beschikking en de hrandblussching zoude nog kunnen voortgaan. Zelden heelt zich ook het geval voorgedaan dat de brand zich uitstrekte tot twee huizen naast elkander staande, maar ook dan nog zouden laatstgenoemde brandbluschmiddelen genoeg water kun nen geven zoolang tot dat de reparatie aan de stoombrandspuit verricht en deze weder in dienst kan gesteld zijn. Die laatste vrees van den heer De Fremery kan ik dus evenmin deelen. Be heer Krantz. De heer De Fremery heeft o. a. gewezen op bet gevaar, dat door het defect worden van de stoombrandspuit zou kunnen ontstaan en zich beroepen op het oordeel van fabriekanten, die stoomwerk tuigen gebruiken. Ik voor mijen ik geloof ook het gevoelen van vele andere fabriekanten uit te spreken ben van oordeel dat over het onklaar worden van stoomwerktuigen niet te klagen valt. Integendeel verwonder ik mij dikwerf over de regelmatige en ongestoorde werking er vanwanneei de constructie goed is en de verzorging naar behooren plaatsheeft, waaraan ook bij de stoombrandspuit niet mag getwijfeld worden, indien tot de aan schaffing besloten wordt. De heer De Fremery merkte op dat de brand bluschmiddelen eene vermindering zouden ondergaanik ben daarentegen van gevoelendat de stoombrandspuit eene belangrijke uitbreiding zoude geven aangezien de bestaande brandspuiten zullen behouden worden. Door Burgemeester en Wethouders wordt het gebruik der windketels zeer geroemd, en de uitwerking met die eener brandspuit bijna gelijk gesteld; ik zal daar over thans niet oordeelen. Wat den aankoop der kleine brandspuiten aan- gaat, geef ik in overweging om de proef met twee in plaats van vier te nemen, ook op grond dat tegenwoordig dikwerf verbeteringen worden uit gevonden. De heer Buys. Ik wensch nog slechts een kort woord te voegen, mijn heer de Voorzitter, bij hetgeen de laatste sprekers hebben gezegd, naar aanleiding van de opmerkingen van den heer De Fremery. Dat geachte lid heeft geconstateerd dat er tot dusver nog geen gemeente van 40000 zielen in ons land te vinden is, die zich een stoombrandspuit heeft aangeschaft, zoodat wij de eerste zouden zijn die daartoe overgingen. Ik neem het feit geloovig aan, maar vraag tevens; wat doet dat alles af? Ik herinner mij dat toen, nog niet zeer lang geleden, er in deze vergadering sprake was van ik weet niet welke nieuwe zaak, juist de heer De Fremery die zaak aandrong met eene opmerking, welke toen mijne volle sympathie had namelijk" deze dat Leiden nu en dan ook we! eens met een goed voorbeeld voor mag gaan. En als wij dan zien dat de stoombrandspuiten reeds door- dringen ?n gemeenten van 60000 zielen, als Utrecht, dan mag men vragen, of niet langzamerhand het oogenblik nadert, waarop de gemeenten van 40000 zielen aan de beurt komenvooral gemeentenwelke al9 Leiden vele fabrieken bezitten en dus meer dan anderen aan brandgevaar blootstaan. De heer De Fremery heeft verder betoogd dat in onze gemeente de brand zich nog altijd bepaalde tot één perceel. Het is mogelijk, maar wij moeten onze brandweer inrichten met het oog op de branden die komen kunnen en niet met het oog op die welke vroeger voorkwamen, en Leiden zal toch wel blootstaan aan hetzelfde gevaar als alle steden van de wereld namelijk het gevaar dat de brand niet met één perceel genoegen neemtmaar veel verder om zich grijpt. Ik acht het roekeloos de mogelijkheid van dat ge vaar over het hoofd te zien en zich daartegen niet te wapenen. De Voorzitter. Met een enkel woord wensch ik den heer Buys te antwoorden op hetgeen hij betoogde, dat namelijk Burgemeester en Wet houders de gelegenheid hadden moeten aangrijpennu uit den Kaad een aandrang kwam tot het verbeteren onzer brandbluschmiddelen, hunne inge nomenheid daarmede te toonendoor in hun rapport het aanschaften van een stoombrandspuit aan te bevelen. Wat mij persoonlijk belrelt, licht het zwaartepunt volstrekt niet in het financieele der zaak, maar juist in de groote verantwoordelijkheid, die op het Bagelijksch Bestuur en op mij in het bijzonder bij gelegenheid van brand rust. De heer De Fremery heeft opgemerkt dat bij aanschaffing van de stoombrandspuit er in het vervolg nog slechts vier gewone spuiten zullen overblijven. Mocht nu de stoombrand spuit onklaar wordendan zouden wij dus de helft missen van onze tegen woordige brandbluschmiddelen en daardoor onze stad aan schromelijke ge varen blootstellen. Daarin licht mijn bezwaar. Zoo men het voorstel deed twee stoombrandspuiten aan te schaffenof wel met aanschaffing van eene stoombrandspuit het tegenwoordige getal spuiten te behouden en successive- lijk te vernieuwendan zou ik gaarne daartoe willen medewerken. Een der heeren, ik meen de heer Krantz, heelt gezegd dat wanneer de stoombrand spuit al eens een oogenblik defect mocht raken, dit spoedig genoeg zou hersteld zijn. Maar men dient toch niet uit het oog te verliezen dat het juist van de eerste oogenblikken afhangt om den brand meester te worden en dat, als er een kwartier of half uur verloopt om de spuit te herstellen, de brand reeds zulk eene uitbreiding kan gekregen hebben dat hij onmo gelijk meer door slechts vier 9puiten te bestrijden zou zijn. Daarom heb ik niet mijn stem aan het rapport kunnen geven. Ik heb dit willen mede- deelen ten einde te constateeren dat de leden van het Dagelijksch Bestuur, die tegen het aanschaften van een stoombrandspuit zijn, niet moeten geacht worden daartegen te zijn uitsluitend om financieele redenen, maar om der gevolgen wil, waarvan zij de verantwoordelijkheid niet willen dragen. En dat het niet zeldzaam is dat de stoombrandspuit geen dienst kan doen dat is in de vorige week onder anderen nog zoo ik meen te Utrecht gebleken, toen de stoombrandspuit aanrukte en geen dienst kon doen. In Amsterdam is het verschillende malen gebeurd. Nu wensch ik te vragen, of in dat geval het gevaar niet nog veel grooter wordt. De geachte Wethouder heeft gesproken over het minder aantal zielen hier. Ik ben het volmaakt eens met den heer Buys dat dit de maatstaf niet kan zijn; die spreker wees echter op de vele fabrieken, hier aanwezig, die het brandgevaar vermeerderen, dat is niet te ontkennen, maar als er brand ontstaat in eene fabriek, dan wij hebben het elders kunnen zien is een stoombrandspuit nog niet vol doende zij schiet dan nog in kracht te kort en de regel is dat de ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 2