Bijlage.
1862
1863
1864
1865
I860
1
3767207
ƒ2185.01.
en Boommarkt.
1867 f 64.50.
1868
1869
1870
1871
f 278.20.
4. Varkenmarkt.
64.95.
60.30.
48.10.
48.35.
1862
1863
1864
1865
1866
1862
1863
1864
1865
1866
150.70.
188.40.
212.75.
136.25.
201.10.
1867
1868
1869
1870
1871
286.20.
f 197.20.
175.30,
191.00,
293.15,
264.80.
f 889.20. f 1121.45
5. Korenmarkt.
f 375.45.
322.56.
312.60.
279.18.
266.31.
1867
1868
1869
1870
1871
279.06,
240.48,
223.32
189.93
155.64
f 1556.10. f 1088.43
6. Voddenmarkt.
1862
1863
1864
1865
1866
f 59.80.
59.25.
80.85.
92.85.
101 40.
394.15.
1867
1868
1869
1870
1871
567.50.
1865
1866
1862
1863
1864
1865
1866
f 369.70. f 351.45.
56.40.
50.40.
47.70.
48.90.
1868
1869
1870
1871
46.80.
47.70.
46.80.
46.80.
257.10. 236.10.
11. Aardappelmarkt.
1862 1545.96.
1863 1717.47.
1864 1641.01.
1865 1612.49.
1866 136077.
f 7877.70.
12. Hout
1862 594.00.
1863 721.00.
1864 691 00.
1865 633.00.
1866 663.50.
7' 3302.50. 3188.OO!
13. Beestenmarkt.
1867 1256.29.
1868 489.76.
1869 224.05.
1870 133.45.
1871 179.70.
2283.25.
en Turf.
1867 f 644.50.
1868
1869
1870
1871
731.00.
696.50.
639 50.
476.50.
1862
1S63
1864
1865
1866
3236.20.
3703.55.
3944.60.
3111.75.
1735.90.
f 15732.00.
1867
1868
1869
1870
1871
f 1861.75
3557.00
3752.90
3736.00'
4166.15'
17073.80.
der aardappelmarkt en de (op ons overzigt niet voorkomende) liggelden der
schippers, daalt het totaal-cijler tot 5283.4a, dus, de jaren 1866 en 1867
buiten rekening latende, beneden al de overige jaren, behalve het jaar 1865.
De oottmarkt heeft het laagste cijler gedurende elt jaren 33.10) en de
beestenmarkt bragi op ƒ3398 of, 1866 en 1867 buiten rekening latende,
een lager cijfer dan in 1863, 1864, 1868, 1869, 1870 eu 1871. Alleen
1862 en 1865 braglen nog minder op, namelijk 3236 en ƒ3111. Uit
de mindere opbrengst van een enkel jaar echter is geene gevolgtrekking te
maken van verloop der markt, en daar wij hetzelfde verschijnsel zien bij
eene der grootste veemarkten van ons land, de Leeuwardsche veemarkt,
waar in 1872 3970 stuks vee minder dan in 1871 werd aangevoerd, meenen
wij het er voor te mogen houdendat hier eene algemeene werkende oor
zaak aanwezig is. Wij wagen de gissing, dat zich de noodzakelijkheid tot
meerder aanlokken heeft doen gevoelenhetgeen een tijdelijk minder aan
voeren ter markt ten gevolge kan gehad hebben. De tijd om de reden
bepaaldelijk na te gaan was echter te kort.
Wij hebben ons niet bepaald, uitsluitend de opbrengst der marktgelden
als aanduiding van den vooruitgang of den achteruitgang van den handel en
de bedrijvigheid der gemeente te raadplegen. Inzonderheid ten aanzien van
de beestenmarkt hebben wij omtrent den toestand der markt en of er iets
van gemeentewege kon gedaan worden om haren bloei te verzekeren en te
vermeerderen, inlichtingen gevraagd bij de belanghebbenden, bij onze markt
bezoekende veehouders. Waren zij te vreden hebben wij gevraagdzijn
er belemmeringen die zij wenschen uit den weg geruimd te hebben? is, in
het belang van den veehandel op de Leidsche markt iets meer te doen?
De antwoorden waren zeer bevredigend. De marktbezoekers waren zeer
te vreden. De Leidsche beestenmarkt, zeiden zij, was voor hen eene der
beste markten; het marktgeld was niet te hoog en niet hooger dan elders.
De ligging der markt was voor den aanvoer zeer gunstig. Voor stalling
der beesten was in de onmiddellijke nabijheid voldoende gelegenheid. Volgens
het oordeel der marktbezoekers was onze beestenmarkt niet énkel eene
bloeijende maar eene in bloei toenemende marktzoodat er onder hen zijn
die vooruitzien datbinnen eenige jaren de markt geene genoegzame ruimte
voor de aangevoerde beesten zal aanbieden.
Hoewel wij het gevoelen zijn toegedaan, dat de officiële zorg in het alge
meen niet al te ijverig moet willen zijn en niet meer willen doen dan de
belanghebbenden zelve verlangen dat gedaan worde, hebben wij ons echter
afgevraagd, zou van gemeentewege niet iets meer ter bevordering van den
bloei der markten kunnen worden gedaan? Zou het b. v. niet wenschelijk
wezen, dat Leiden, het voorbeeld van andere gemeenten volgende, zijne
markten overdekte?
Het. voordeel eener overdekte boven eene niet overdekte marktop zich
zelf genomen, daarlatende, meenen wij de vraag zóó te moeten stellen: is
het al of niet overdekken onzer markten eene van deze quaestiën die van
overwegenden invloed zijn op het vooruitgaan of achteruitgaan der markt?
Zal dc al of niet overdekking voor de belanghebbenden eene beslissende
reden zijn, om óf onze markt te bezoeken, óf de voorkeur te geven aan
de gemeenten die hare markten overdekken?
Wij hebben geene ons voldoende reden gevonden om het laatste te
meenen. En zoolang van de noodzakelijkheid der overdekking niet blijkt,
mag, dunkt ons, eene gemeente van even 4UOOÜ zielen zich nog wel eens
bedenken, voordat zij de kostbare inrigtingen navolgt, van gemeenten, die
hare inwoners bij 100,000 en meer tellen.
Nog eene andere vraag hebben wij ons voorgesteld. Wordt de Leidsche
markt bedreigd en zal haar afbreuk gedaan wordendoor de pogingen van
omliggende gemeenten om nieuwe markten te vestigen of bestaande markten
uit te breiden? Met andere woorden: zal wat deze andere gemeenten tot
zich trekken en winnen, niet onttrokken worden aan en verlies wezen voor
de gemeente Leiden?
Wij gelooven dit niet; wij gelooven zelfs het tegendeel. Hoe meer markten
zich in den omtrek van Leiden vestigen en uitbreidendes te beter wordt
ook het vooruitzigt der Leidsche markt. Juist het aanwezig zijn van groote
markten in een betrekkelijk kleineu omtrek, zoo als te 's Gravenhage, te
Leiden, te Delft, te Gouda enz., beeft, met de vele en gemakkelijke mid
delen van vervoer, dezen welvarenden landbouwerstand in het leven geroe
pen die onze markten bezoekt en voorziet. Met de gelegenheden om de
voortbrengselen af te zetten vermeerdert ook de voortbrenging. Voor de
markt wordt voortgebragtdoch daardoor werkt de markt ook als een prik
kel om te blijven voortbrengen en aanvoeren. Wij zijn zooverre verwijderd,
deze /concurrentie der omliggende gemeenten" te vreezendat wij haar
liever zien toenemen. Onze producenten verstaan hun belang te goed om
het debiet op de Leidsche markt prijs te geven, omdat zij in eene nieuwe
markt eene nieuwe gelegenheid vinden om hun debiet uit te breiden.
De slotsom van ons onderzoek is dus: dat wij in het algemeen geen
achteruitgang maar wel vooruitgang in onze Leidsche marktenmet name
in de beestenmarktmeenen te bespeurenen dat ons niet van belemme
rende bepalingen in ons marktwezen is gebleken.
Wij sluiten dan ook ons rapport met aan het gemeentebestuur onzen dank
te betuigen voor zijne belangstelling, ook bij deze gelegenheid weder aan
den dag gelegd, om alles te doen wat strekken kan; om de welvaart der
gemeente en den bloei van haren handel en hare bedrijvigheid te verzeke
ren en te bevorderen. Wij gelooven echter, dat op dit oogenblikvan
gemeentewege niet meer behoeft en kan gedaan worden, dan geschiedt, en
roeenen alleen de aandacht der regering te moeten vestigen op het onder
werp der eventuele uitbreiding van de beestenmarkt, wanneer, door ver
meerderenden aanvoer, ue tegenwoordige ruimte mogt blijken op den duur
onvoldoende te wezen.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden,
P. du Rieu, Voorzitter.
W. C. D. Olivier, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Totalen der Marktgelden.
f 7377.42.
>i 8275.08.
8847.98.
7792.51.
5136.48.
1867
1868
1869
1870
1871
f 6224.65.
6871.18.
6866.23.
7191.00.
6194.18.
7. Kermis.
1862
1863
1864
1865
I860
493.00.
651.10.
1037.90.
1086.80.
00.00.
1867 1031.50.
1868 702.70.
1869 854.40.
1870 1101.40.
1871 55.60.
/•37429.47. 33347.24.
Totalen, na aftrek der kermisgelden
en van het aardappelgeld.
1862
1863
1864
1865
1866
f 5338.46.
5906.51.
6169.07.
5093.22.
3775 71.
f 26282.97.
1867
1868
1869
1870
1871
f 3936.86.
5678.72.
5787.78.! 1835
3268.80. f 3745,60.
8. Ooftmarkt.
1862
1863
1864
5956.15.
5958.88.
127318.39.
1. Groentemarkt.
1862
1863
1864
1865
1866
f 66.80.
72.10.
74.25.
79 90.
83.15.
1867
1868
1869
1870
1871
2. Weekmarkt.
f 86.25. 1863
79.30. 1864
1866
1862
83.60.
71.80.
101.90.
53.50.
58.90.
1867
1868
1869
1870
1871
f 79.15.
95.40.
56.70.
83.15.
37.05.
84.10.
81.95.
80.80.
1862
1863
1864
1865
1866
f 419.47.
420.47.
404.58.
384.19.
393.55.
1867
1868
1869
1870
1871
412.40.
380.59.
384.07.
373.65.
592.80.
453.90.
ƒ2022.26.
3. Bloem-
1862 f 54.60.
1863 58.60.
1864 53.80.
1865 52.20.
1866 59.00.
f 130.30
133.90,
124.95,
93.10
85.25
9. Zeevischmarkt.
244.14. 1867 165.56.
232.38. 1868 170.42.
242.34. 1869 176.66.
222.70. 1870 151.67.
164.00. 1871 143.64.
1105.56. /r807.95.
10. Riviervischmarkt.
53.70. 1867 f 48.00.
N". 21. Leiden, 31 Januari 1873.
Aan den gemeenteraad te Leiden geeft beleefd te kennen Pieter Molenaar,
dat hij wenscht te worden ontslagen uit zijne betrekking als hulponderwij-
zer aan de openbare school n°. 1 voor minvermogenden alhier; waarom bij
beleefd verzoekt hem eervol ontslag uit bovengenoemde betrekking te ver-
leenenin te gaan op den eersten Maart achttien honderd drie en zeventig.
't Welk doende, enz.
P. Molenaar.
Leiden, 3 Februari 1873.
Wij hebben de eer u bij deze te berichten dat wij ons vereenigen met
het advies van den hoofdonderwijzer der openbare school n°. I voor min
vermogenden, op het verzoek van den hulponderwijzer Pieter Molenaar, om
een eervol ontslag uit zijne betrekking met den len Maart eerstkomende.
Wij nemen alzoo de vrijheid u te raden den adressant het gevraagd eer
vol ontslag tegen gemeld tijdstip te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 1 Februari 18 73.
Ter voldoening aan uwe apostille van den 31en Januari jl. heb ik de eer
u te berichten dat bij mij geene bedenkingen bestaan tegen het verleenen
van een eervol ontslag aan den hulponderwijzer P. Molenaar, met 1 Maart e. k.
De hoofdonderwijzer der openbare school
Den Heer Burgemeester n°. 1 voor minvermogenden,
der gemeente Leiden. A. Van der Harst.
1