HAMUKfilff TIN 111 HEIEENTEBAAD VAI LEIDEN.
60.
Zitting «hii Donderdag IS December 1813.
geopend te twee uren.
Voorzitter: tie heer Burgemeester Dr. VV. C. Vhii den Brandeler.
Tegenwoordig de heeren Van Puttkammer, Seelig, Van Hettinga Tromp
EigeraanEvers, Hartevelt, LezwijnStoftelsDe Fremery, Van Wensen,
Krantz, Van Heukelom, Van OuterenDercksenDu Rieu, Veetkind,
Bijleveld, Buys, Le PooleGoudsmit en Van den Brandeler.
De heer Wttewaall gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij
te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
28 November 11. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
Dispositie van Gedep. Staten van Zuid-Holland, dd. 25 November jl.
n°. 72, ten geleide van het Koninklijk besluit, waarbij worden goedge
keurd de door de Ged. Staten vastgestelde jaarwedden van den Burgemeester,
de Wethouders, den Secretaris en den Ontvanger.
Deze wordt voor kennisgeving aangenomen.
1°. Adres van W. P. Van der Chijs en J. Van der Voort om afschrij
ving van plaatselijke directe belasting.
2°. Adres van H. Nijkamp c. s., schippers op Utrecht, om ontheffing
van de betaling van het padgeld.
3°. Adres van J. J. Werner, verzoekende om eene tijdelijke schadeloos
stelling ten gevolge van de opheffing met 1 Jan. 1873 van zijne betrekking
van leeraar aan de meisjesschool le klasse.
4". Adres van het Bestuur der Typographische Vereeniging »Lauiens
Jansz. Coster" alhier, om kosteloos gebruik van de Stads-Gehoorzaal op
13 Jan. e. k.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in
handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Fi
nanciën ten fine van bericht en raad.
5°. Adres van Mevr. G. II. FabiusLedeboer, om ontslag als Bestuur-
deresse van het Weeshuis.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit adres te stellen in han
den van Burgemeester en Wethouders, ten fine van bericht en raad.
6". Voordracht betrekkelijk de plaatsing van eene school n°. 2 voor min
vermogenden op het terrein van de Baaihal.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen
van de Commissie van Financiënten fine van bericht en raad.
7#. Voordracht betrekkelijk de bebouwing van de Ruïne.
8°. Voordracht tot benoeming van een ambteuaar belast met het toe
zicht op de invordering van de hondenbelasting.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dezeter inzage van de
leden, in de leeskamer neder te leggen.
Aan de orde is
I. Benoeming van een onderwijzer der 2de klasse aan de openbare lagere
school n#. 2 voor on vermogenden.
(Zie Handd. 58 n#. 227.)
Voor deze en de verder aan de orde gestelde benoemingen worden de
heeren Hartevelt, Stoffels en Buys door den Voorzitter uitgenoodigd met
hem het bureau van stemopneming uit te maken.
Met 20 stemmen wordt benoemd W. F. Oostveenzijnde 1 briefje in
blanco gelaten.
II. Benoeming van een tijdelijken hulponderwijzer aan de openbare
school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 1ste klasse, voor jongens.
(Zie Handd. 58, n°. 223.)
Met 18 stemmen wordt benoemd S. Y. Stoel, zijnde 1 stem uitgebracht
op H. W. Bosman terwijl 2 briefjes in blanco waren gelaten.
III. Benoeming van een onderwijzer in het teekenen en van een onder
wijzer in de gymnastiek aan de openbare scholen voor lager en middelbaar
onderwijs.
(Zie Handd, 58n°. 224.)
De Voorzitter. Ik moet hieromtrent mededeelen, dat nog bij Burge
meester en Wethouders is ingekomen een brief van den heer G. M. Kosters,
waarin hij te kennen geeft, dat hij zich ook de methode van den heer
Braet van Usberfeld heeft eigen gemaakt.
Tot onderwijzer in het teekenen wordt met 13 stemmen benoemd G. M.
Kosters; zijnde 7 stemmen uitgebracht op J. van der Keilen, terwijl 1
briefje in blanco was gelaten.
Tot onderwijzer in de gymnastiek wordt met 20 stemmen benoemd
J. H. C. Martin, zijnde 1 briefje in blanco gelaten.
IV. Benoeming van een lid der Commissie van de bewaarscholen.
(Zie Handd. 58, n#. 228.)
Met 17 stemmen wordt benoemd G. Wilhelmy Damsté; zijnde 1 stem
uitgebracht op S. C. Van Doesburghterwijl 3 briefjes in blanco waren
gelaten.
V. Benoeming van vier leden der Plaatselijke Schoolcommissie.
(Zie Handd. 58, n*. 231.)
1871.
l
Worden benoemd de heerenDr. D. Bierens De Haan 19 stemmen
2 blanco-briefjes), Dr. W. N. Du Rieu (met 16 stemmenzijnde op
Dr. P. J. C'osijn 1 stem uitgebracht, terwijl 3 briefjes in blanco waren
gelaten; het raadslid Du Rieu onthield zich van mede-stemmen), Mr. J.T.
Buys (met 18 stemmen, zijnde I stem uitgebracht op J. Van der Togt,
terwijl 2 briefjes in blanco waren gflateri), en Dr. W. P. Weebers (met
17 stemmen, zijnde 2 stemmen uitgebracht op Mr. A. E. J. Modderman,
terwijl 2 blanco-briefjes in de bus werden gevonden).
VI. Benoeming van een kassier der Stads-Bank van Leening.
(Zie Handd. 58, n°. 230.)
De heer Buys. Er is, mijnheer de Voorzitter, naar aanleiding dezer
voordracht bij mij een klein bezwaar gerezen dat ik gaarne wenschte mede
te deelen eer het tot eene stemming komt. Mocht toch de vergadering
mijne opvatting deelendan zal zij zich wellicht ook kunnen vereenigen met
het voorstel dat ik ten slotte zou willen doen, or.i namelijk, voor het
oogenblik althans, nog niet tot de benoeming over te gaan. Het bezwaar dat
ik bedoel is hierin gelegen, dat, naar mijne zienswijze althans, de voor
dracht der commissie niet in overeenstemming is met de bestaande voor
schriften, dat wil zeggen het reglement van 1829. Immers dat reglement
bepaalt in artikel 6 dat de benoeming van den kassier zal geschieden door
den Raadop voordracht van de Commissie voor de Bank van Leening.
Dat artikel, ik erken het gaarne, is geen model van helderen wetstijl; het
laat veel onbeslist, o. a. ook het getal personen waaruit de voordracht be-
stnan zal, maar hoe onduidelijk het ook zij, één ding blijkt toch zonneklaar,
namelijk, dat de commissie slechts moet adviseeren en de Raad benoemen.
Benoemen nu is het aanwijzen van een persoon voor deze of gene betrek
king; men kan in die aanwijzing of geheel vrij zijn of beperkt worden,
maar het maximum van beperking is natuurlijk dat men te kiezen hebbe tus-
schen slechts twee candidaten. Waar één candidaat wordt voorgedragen benoemt
men niet meer, maar bekrachtigt enkel de benoeming, welke door anderen
is gedaan. Dit wil de commissie, en inderdaad die wijze van aanstelling
komt dikwijls genoeg voor; maar het reglement, dat wij hier hebben toe te
passen, wil iets anders. De Raad moet niet bekrachtigen, maar benoemen,
dat wil zeggen kiezen. Had het willen voorschrijven wat nu gebeurt, dan
zoude het geschreven hebben»De kassier wordt benoemd door de Com
missie onder goedkeuring van den Gemeenteraad." Ik zou dus om al deze
redenen in overweging geven de voordracht te renvoyeeren aan heeren Com
missarissen met verzoek om ons eene nieuwe voordracht van minstens twee
candidaten voor te leggen. Ik doe dit voorstel te liever, omdat ik het
beneden de waardigheid acht van den Raad hier te gaan stemmen onder
dictée van eene commissie uit zijn midden. Is het inderdaad niet zonder
lingom niet te zeggen onzinnig, dat wij met beslaten briefjes zouden
gaan stemmen, terwijl het vooraf vaststaat dat op al die geheimzinnige briefjes
één zelfde naam zal worden ingevuld. Wil men de benoeming aan de Com
missie overlaten, het is mij wel; maar als de tusschenkomst van den
Raad gevraagd wordtdan moet men hem iets anders opdragen dan het
plegen van eene doellooze formaliteit.
De heer Van Outeren. Ik wensch in antwoord op hetgeen de heer
Buys aanvoert, mede te deelen, wat de Commissie, na gezet overleg, be
wogen heeft bij het inzenden der voordracht dezen weg te volgen. Er
bestaat in de eerste plaats ten deze een antecedent; toen de heer Vlaanderen
als kassier benoemd werd, heeft die benoeming plaats gehad naar aanleiding
eener voordracht waarop hij alleen als candidaat geplaatst was. Wij hebben
opzettelijk het tot die benoeming strekkend raadsbesluit van den loden
Februarij 1835 in onze voordracht aangehaald. Maar in de tweede plaats
wijs ik op art. 6 van het reglement voor de bank van leening te Leiden
goedgekeurd bij koninklijk besluit van 25 Mei 1829, waarvan de heer
Buys ons het eerste gedeelte heeft voorgelezen. Dat luidt»de kassier
wordt benoemd door den stedelijken Raad op de voordracht van de admi
nistratie der bank." Maar nu volgt er: »de andere beambten en bedienden
door de administratie zelve, op des kassiers voordracht van drie candidaten."
Nu zal ook ik de redactie van dat artikel niet prijzen, maar het reglement
en het besluit dagteekenen al van oude dagen en toen kwamen wel meer
onvolledigheden van redactie voor.. Maar de uitgedrukte tegenstelling
benoeming van den kassier op de voordracht der administratie en benoeming
van de andere beambten op voordracht van drie candidaten door de admi
nistratie, wijst kennelijk de bedoeling aan, dat de kassier zal benoemd
worden op voordracht van de administratie, zonder daarbij te willen dat op
die voordracht meer dan één peroon zal worden geplaatst. Ik zou dus
meenendat met de benoeming kon worden voortgegaan. In andere gemeen
ten en, indien ik wel ben ingelicht, o. a. te Haarlem, gaat men nog verder
en wordt de kassier door de commissie zelve benoemd.
De heer Goudsmit. Ik had dezelfde bedenking willen maken als de
heer Buys. Maar aangezien ik niets anders zou hebben kunnen zeggen
dan door hem geschied is, zie ik van het woord af.
De heer Buys. Wat het aangehaalde antecedent van 1835 betreft, het
was mij bekend, maar het kon natuurlijk geen invloed op mijne opinie uit
oefenen. Ik heb grooten eerbied voor antecedentenals het maar goede
antecedenten zijn. Heeft de Raad vroeger de benoeming van één candidaat
bekrachtigd, dan deed hij iets wat ik, met alle bescheidenheid tegenover
de opinie van den heer Van Outerenvoor onwettig houden zulk een voor
beeld mag ik natuurlijk niet opvolgen. Wat betreft het tweede argument
van den heer Van Outeren ontleend aan de laatste woorden van artikel 6
van het reglement, ook dat heeft voor mij geen waarde, 't Is waar, dat
die laatste woorden uitdrukkelijk zeggen, dat de andere ambtenaren benoemd
worden uit eene voordracht van drie personen. Maar wat volgt daaruit
72