lijke faciliteiten te verschaften bij zijn edelbelangeloos streven tot bevor dering van den bloei onzer stad en van bet welzijn harer ingezetenen. Leiden,, Oktober 1872. 't Welk doende (volgen de onderteekeningen 6°. Adres van J. Essers, politie-agentom de toelage van 50 te blijven genieten voor het doen der aanmaningenbedoeld bij de wet van 22 April 1864 (Stbl. n°. 29). Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Finan ciën ten fine van bericht en raad. 7°. Adres van J. Van Wijkom eene stoep te mogen leggen voor zijn huis in de Klarensteeg n°, 32. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit adres te stellen jn han den van Burgemeester en Wethouders, ten fine van bericht en raad. De Voorzitter. Bij de behandeling der gemeentebegrooting in de laatste vergadering zijn door den heer Le Poole eenige inlichtingen gevraagd om trent de tijdelijke waarneming eener betrekking van hulp-onderwijzeres en een plaats gehad hebbend vergelijkend examen. Ik heb daarop te kennen gegeven dat ik bereid was in de eerstvolgende vergadering de verlangde ophelderin gen te geven. Daaraan voldoende, kan ik het volgende mededeelen. De heer Le Poole heelt in de eerste plaats gevraagdwelke redenen er be stonden om, in overleg met den schoolopziener, een vergelijkend examen te doen plaats hebben voor eene hulp-onderwijzeres? Omdat er eene vacature was. Daarmede had de tijdelijke benoeming van mevrouw Werner niets gemeens, Del geval heeft zich zóó toegedragen. Op 27 Mei 11. heeft de schoolopziener zich bij Burgemeester en Wethouders vervoegd en het voorstel gedaan mevrouw Werner-Drecbsler tijdelijk aan te stellen, welk voorstel in dat collegie den meesten bijval beeft ondervonden, In die vergadering werd dan ook de volgende resolutie genomen 1°. de waarneming van de bovengenoemde betrekking yen le hulponder wijzeres der 3e kl. aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onder wijs der 2e kl. voor meisjes voor den tijd van drie maanden op te dragen aan mevrouw J.E.Werner, geb. Drechslerte Leiden, met ingang van den 15den dezer, en zulks op de jaarwedde aan deze betrekking verbonden ;r 2°. de sollicitanten voor meergemelde betrekking te doen oproepen tot het afleggen van een examen op Zaterdag den 8sten Juni e. k., des voormiddags te 10 uren, in het lokaal van bovengemelde school. Door de praelectuur van die retro-acta geloof ik reeds de bedenkingen door den heer Le Poole gemaakt wederlegd te hebben. De tijdelijke aan stelling was zeer gewenschtnu er zich eene zoo goede gelegenheid opdeed. Mevrouw Wem er-Drechsler was vrij en had zich bereid verklaard deze taak tijdelijk te vervullen. Wat nu het inmiddels plaats gehad hebbend examen betrelt. De uitslag daarvan was van dien aard, dat noch de schoolopziener, noch de hoofd-onderwijzeresse, noch Burgemeester en Wethouders bevredigd waren. Dat er geld is gegeven voor eene sollicitante, die van buiten kwam, dat is altijd geschied. Altijd heeft men aan vap elders komende sollici tanten vergoeding van reiskosten verstrekt. En zoo was dat hier het geval met de jufvrouw, die uit Friesland was gekomen. Ik hoop hiermede ge noegzaam te hebben aangetoond, dat wij wèl hebben gedaan met mevrouw Werner-Drechsler tijdelijk nog aan de school te behouden. Wij meenden toch dat het in dit geval beter was met eene nieuwe oproeping te wachten tot na de naj aars-examens in October, en die oproeping heeft nu ook plaats gehad. De heer Le Poole. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter, voor de gege- vene inlichtingen; maar het spijt mij te moeten zeggen, dat zij mij niet bevredigen, vooral bet antwoord op njijne vraag nopens het vergelijkend examen van 8 Juni 1872. Dat antwoord is een onmogelijk antwoord, om dat een vergelijkend examen, dat geen resultaat heeft gehad, eene onmoge lijkheid is. Bij een examen tot het verkrijgen van eene akte van hoofd onderwijzer of van hulponderwijzer, daar kan men zeggen: niemand heeft aan de vereischten voldaandat examen was onvoldoende; maar zulks is niet het geval bij een vergelijkend examen tusschen ben die eenmaal een akte heb ben daar moet b. v. bij drie sollicitanten een n°. 1een ander n°. 2 een derde n®. 3 zijn. Wat men dus ook beproeve, men zal zich over bet houden van dat vergelijkend examen nooit kunnen verontschuldigen met te zeggen: dat examen was onvoldoende; er moet een resultaat zijn. Ik ben dus door het gegeven antwoord niet bevredigd. Ik wil echter na al het gehoorde de zaak liever niet verder uitpluizen en zou daarom u maar voor stellendat tot de orde van den dag wierd overgegaan. Ik kan dit echter, niet doen dan na geprotesteerd te hebben: 1®. tegen de poging om de slachtoffers van dat vergelijkend examen de schuld te willen doen dragen van de fouten die begaan zijn; 2®. tegen het houden van vergelijkende examens voor hulponderwijzers of hulponderwijzeressen, als door de wet niet voorgeschreven; 3®. tegen het houden van een dergelijk examen op 8 Juni, toen er reeds in de vacature voorzien was; 4®. tegen het uitgeven van gel den voor dat en andere vergelijkende examens van hulponderwijzers; 5®. te gen de bemoeiing van den schoolopziener met de tijdelijke waarneming van de betrekking van hulponderwijzeresseniets wat niet tot zijne competentie behoort. De heer Stoffels. Ik wensch alleen daarom even over deze zaak het woord te voeren omdat ik bij het bedoelde vergelijkend examen ben tegen woordig geweest. En zonder nu namen te noemenwat dan toch voor de betrokken personen minder aangenaam zoude zijn, moet ik zeggen dat Bur gemeester en Wethonders gedaan hebben wat zij konden en behoorden te doen, ten einde tot eene goede keuze te geraken. En nu hebben twee a drie dames aan dat vergelijkend examen deelgenomenmaar dat examen was zóódat er in de verte niet kon worden overgegaan tot eene benoeming zelfs niet om er een der sollicitanten van te kunnen voordragen. Het spijt mij dat te moeten verklarendoch zeg het alleenomdat de heer Le Poole er van gesproken wil hebben. Ik had er anders liever niet over gesproken en ik geloof inderdaad dat de zaak voor geene verdere bespreking vatbaar is. De Voorzitter. Ik begrijp eigenlijk niet wat de heer Le Poole bedoelt met te zeggen, dat het vergelijkend examen een uitslag moest hebben. Het had ook een uitslag. Het had tot uitslag, dat twee sollicitanten èn door den schoolopziener èn door de hoofdonderwijzeres èn door Burgemeester en Wethouders niet geschikt geoordeeld zijn. En al hadden zij dan ook eene akte, het vergelijkend examen had tot resultaat, dat zij niet konden wor den voorgedragen. De heer Le Poole protesteert tegen het gebeurde en be weert o. a.dat de schoolopziener zijne competentie zou zijn te buiten ge gaan. Maar hij verliest uit het oog dat, als volgens de wet het overleg met den schoolopziener hier niet behoeft plaats te hebbenhet evenwel niet verboden is. Ik vind het zeer gelukkig, dat de schoolopziener ten deze zooveel activiteit en energie aan den dag legt van juist ook voor die benoeming tot een vergelijkend examen te willen medewerken. De hulponderwijzers worden benoemd door den Gemeenteraad op voordracht van Burgemeester en Wethouders, in overleg met den hoofdonderwijzer en den schoolopziener. Wil de schoolopziener dus in Qverleg tredendan geloof ik dat het zeer wenschelijk is, dat hij het vergelijkend examen bijwoont. De heer Le Poole protesteert ook tegen de vergoeding der reiskosten, die gemaakt waren. Maar dan protesteert hij tegen alle begrootingen en rekeningenwaarop die uit gaven steeds voorkwamen. Zoover mijne herinneringen strekken is nooit eenige bedenking gemaakt tegen die posten. De heer Le Poole. Wanneer ik zweeg, mijnheer de Voorzitter, zou het de schijn hebben als of ik berustte in hetgeen door u daar gezegd is; dat is er ver af. Ik zou echter liever willen zwijgenwant door tn nadere bijzonderheden te treden wordt de zaak er niet beter op. Ik zal dat dan ook niet doen. Ik blijf intusschen van gevoelendat er aan reiskosten voor vergelijkende examens v#u sollicitanten geen geld raag uitgegeven worden; ep moet mij dus blijven verzetten tegen de uitgaven daarvoor gedaan. De Voorzitter. Op de begrooting is daarvoor toch altijd eene som uitgetrokken. De heer Le Poole. Maar het mag toch niet. De begrooting staat gelden toe voor reiskostendoch alleen voor examens die volgens de wet mogen gehouden worden en zulks kan van het examen van 8 Juni dezes jaars niet gezegd worden. De Voorzitter. Wraarom niet? De heer Le Poole. Omdat er geen vergelijkend examen voor hulpon derwijzeressen behoeft plaats te hebben. De Voorzitter. Waar staat datP De heer Le Poole. In de wet. De Voorzitter. Ik zou dan den heer Le Poole wel willen verzoeken dat aan te wijzen, want als men a zegt, dan dient men ook b te zeggen. Als ik dan maar mag weten waar het staat. De heer Le Poole. Ik dien nu het wets-artikel wel voor te lezen. Ik lees in art. 22 der wet van 1857 "De hoofdonderwijzers worden benoemd door den gemeenteraad uit eene voordragt van minstens drie en hoogstens zes personenopgemaakt door Burgemeester en Wethoudersin overleg met den districtsschoolopziener, na een vergelijkend examen, door hem of on der zijn opzigt afgenomen ten overstaan van Burgemeester en Wethouders of van afgevaardigden uit hun middenen van de plaatselijke schoolcom missie of van afgevaardigden uit die commissie. De leden van den raad worden tot het bijwonen van dit examen uitgenoodigd. De hulponderwijzers worden benoemd door den gemeenteraaduit eene voordragt van drie per sonenopgemaakt door Burgemeester en Wethouders, in overleg met den hoofdonderwijzer en den districts-schoolopziener." - De Voorzitter. Dus die benoeming geschiedt ook in overleg met den schoolopziener. Hoe wil nu dat overleg goed geschiedenals de school opziener niet eens het examen mag bijwonen? Ik zou het een ongeluk vinden vopr den man die geroepen werd een oordeel uit te spreken over eene voordracht van sollicitanten, maar die de faculteit miste een vergelijkend examen bij te wonen. De heer Boys. Vergun mij een enkel woord mijnheer de Voorzitter over de tusscheo u en den heer Le Poole gerezen quaestie. Daargelaten of al die ver gelijkende examens ook voor hulponderwijzers goed zijn of niet, zoo kan ik het den heer Le Poole toch allerminst toegevendat een vergelijkend exa men voor hulponderwijzers juist in strijd zou zijn met de wet. Wanneer de wet Burgemeester en Wethouders eenvoudig belast met de taak om de voordracht op te maken in overleg met den schoolopziener, dan zal dat collegie toch wel bevoegd zijn om, eer het eene keuze doet tusschen de sol licitanten zoodanig onderzoek in te stellen naar hunne bekwaamheden als het dienstig oordeelt, 't Is zoo, de wet schrijft het niet voor; maar is dan alles wat de wet niet gebiedt noodzakelijk verboden? De geachte spreker zou, om zijn gevoelen vol te kunnen houden, eene verbodsbepaling moeten aanwijzenen ik geloof niet dat hij die vinden zal. De Voorzitter. Om nog nader aan te toonendat niet zonder rede lijken grond tot dergelijke vergelijkende examens wordt overgegaanmoet ik er op wijzen dat het hier eene betrekking gold van f 600en wij het voor den goeden gang van het onderwijs hoogst wenschelijk achten, dat dergelijke voordrachten met de meeste nauwgezetheid en onpartijdigheid worden opgemaakt. In dit geval vonden Burgemeester en Wethouders een vergelijkend examen noodig. Daarentegen hebben er geene plaats gehad voor de vacaturen waarin wij uwe vergadering voorstellen heden te voorzien. En nu wensch ik alleen te vragenhoe men over zoodanige handeling eene af keuring zou kunnen uitspreken. Ik vat het niet. De heer Stoffels. Ik wensch nog even te herinnereBdat eenige jaren geleden, toen wijlen de heer Van der Hoeven nog lid was van den Baad, door hem het verlangen werd te kennen gegeven, dat er geene voordracht van sollicitanten zou worden gedaan dan na een vergelijkend examenen daaraan heeft de Baad destijds zijne goedkeuring gehecht. De heer Hartevelt. Het staat den heer Le Poole natuurlijk vrij te protesteerenmit9 dat protest niet in de notulen worde opgenomenaange zien ons reglement van orde het verbiedt. De heer Le Poole. Wat die bedenking tegen het door mij gedaan pro test aangnat moet ik doen opmerken, dat ik juist zoo even gehoord heb

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 2