zal ik het volgende jaar, wanneer zij tot eene hoogere klasse bevorderd
wordt, nog 20 'sjaars meer moeten betalen. Neemt men daarbij in
aanmerking dat het programma van de Hoogere Burgerschool meer
omvattend is, dan dat van de meisjesschool, dan blijkt uit het aange
voerde, dat in dit geval voor minder onderwijs jaarlijks 50 meer
betaald moet worden.
Met dit eene voorbeeld meen ik bewezen te hebben dat de Raads
besluiten regelende de heffing der schoolgelden op de scholen voor uit
gebreid lager onderwijs en de Hoogere Burgerschool onbillijk werken,
omdat het verband ontbreekt. De reden, die in het eene geval voor de
vermindering wordt aangevoerd, is in het andere even geldig. Daarom
neem ik de vrijheid te verzoekendat de bepaling omtrent de vermin
dering van schoolgeld met één vierde, toepasselijk verklaard worde op
«kinderen uit hetzelfde gezin, gelijktijdig ter school gaande waar een
gelijk schoolgeld geheven wordt", onverschillig of zij op eene school
voor uitgebreid lager onderwijs der eerste klassedan wel op de Hoogere
Burgerschool geplaatst zijn.
Er is nog eene reden voor mijn verzoek; zij is in zekeren zin van
paedagogischen aard en dit geeft mij vrijmoedigheid er van te spreken.
De ervaring noopt mij te vreezen, dat die ƒ30 winst of verlies eene
belangrijke rol kunnen spelen bij de overweging of een knaap nog lager
of reeds middelbaar onderwijs moet genieten. Het gevolg daarvan kan
wezen, dat knapen op de lagere school blijven, die op de Hoogere
Burgerschool behooren, en omgekeerd kinderen daar aankomen, wier
belang meebrengt, dat zij nog een gedeelte van hunnen leertijd lager
onderwijs genieten. Het beste admissie-examen kan dit niet voorkomen.
Leiden, 23 October 1872. J. A. Van Dijk.
Leiden, 4 November 1872.
Bij nevensgaand adres wordt door den heer J. A. Van Dijk, hoofd
onderwijzer alhier, in overweging gegeven om de verordeningen op de
heffing en invordering van schoolgeld in dien zin ie wiizicren dat de
vermindering voor twee of meer leerlingen uit een gezin ook worde
toegepastwanneer uit een gezin door een of meer kinderen eene school
voor meer uitgebreid lager onderwijs der le klasse en door een of meer
andere kinderen de Hoogere Burgerschool wordt bezocht.
Naar hel oordeel van adressant wordt, aan hel doel der vermindering
van schoolgeldtegemoetkoming van grootere gezinnen in de kosten van
onderwijs, bij de thans vigeerende bepalingen niet geheel beantwoord,
terwijl deze bovendien len gevolge zouden hebben, dat sommige leerlin
gen öf te vroeg öf te laat de school voor uitgebreid lager onderwijs verlaten.
Vooralsnog komt het ons voor dat er geene noodzakelijkheid
bestaal om aan het verzoek gunstig gevolg te geven. Het door adressant
aangehaald voorbeeld toont voorzeker aan dat er zich gevallen kunnen
voordoen, waarin eene gelijkstelling in deze van de Hoogere Burgerschool
met de school voor meer uitgebreid lager onderwijs le klasse voor eenige
gezinnen een niet onbelangrijke vermindering van onderwijskosten zoude
opleveren. Men houde evenwel hierbij in het oog, dat de vermindering
van schoolgeld bij het bezoek der school door twee of meer kinderen
uit één gezin is eene exceptioneele bepaling, eene uilzondering op den
algemeenen regel en als het ware eene gunst bewezen aan de hoofden
van min of meer talrijke gezinnen, die, wanneer zij in een geval verkeeren
als door adressant is genoemdzich mogen verheugen gedurende korter
of langer tijd naar evenredigheid minder schoolgeld te hebben moeten
opbrengen dan anderen, maar die ook geen reden hebben tot klachten,
dat dit voordeel ophoudt, wanneer de tijd komt, dal voor een hunner
kinderen diet lager door hel middelbaar onderwijs moet worden vervangen.
De aard van beide inrichtingen is geheel verschillend, al is dan ook hel
schoolgeldmet uitzondering van dal wal gevorderd wordt op de le
afdeeling voor meisjes, gelijk. Nu in onze gemeente hel schoolgeld
waarlijk niet hoog kan genoemd worden, in verhouding tot het degelijk
en veelomvattend onderwijs hetwelk daarvoor wordt genotenbestaat er
onzes inziens, geen reden om de vermindering verder uit le breiden.
Wat het laatste gedeelte van het adres betreft, kunnen wij niet ont
kennen dat er wellicht voor sommige ouders eenige verleiding zal bestaan om,
ten einde van de vermindering van schoolgeld te kunnen genieten of
blijven genieten, hunne kinderen voor korter of voor langer tijd dan
raadzaam is op de school voor meer uitgebreid lager onderwijs te doen
blijvenwij vertrouwen evenwel dat die ouders in het belang van een regel
matig en systematisch onderwijs hunner kinderen, hetzij uit eigen
overtuiging, hetzij op raad van deskundigen, aan die verleiding weerstand
zullen weten te bieden. Op grond van een en ander meenen wij uwe
vergadering te moeten ontraden om eene bepaling vast le stellen als
door adressant wordt verlangd.
Mocht evenwel daartoe worden besloten, dan zullen de termijnen voor
de betaling van schoolgeld op de Hoogere Burgerschool, bepaald zijnde
September, December, Maart en Juni, in overeenstemming behooren te
worden gebracht met den termijn van de lagere scholen vastgesteld, en
wel op Juli, October, Januari en April, ten einde de uitvoering van
zoodanigen maatregel mogelijk te maken.
Ten slotte zij medegedeeld dat, wanneer de voorgestelde wijziging in
de schoolgeldheffing over dit jaar was toegepast geworden, blijkens eene
ten kantore van den gemeente-ontvanger gemaakte berekening, het school
geld eene som van ruim ƒ600 minder zoude hebben opgebracht.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 313. Leiden, 5 November 1872.
Onder overlegging der stukken van sollicitanten naar de betrekking
van hulponderwijzeres aan de openbare school voor meer uitgebreid lager
onderwijs der le klasse, voor meisjes, op eene jaarwedde van ƒ300,
hebben wij de eer u bij deze de navolgende voordracht aan te bieden,
door ons in overleg met de hoofdonderwijzeres dier school en den districts
schoolopziener opgemaaktmet verzoek om daaruit de benoeming te wil
len doen, als: 1°. Marianna Albertina Paulina Montagne; 2°. Geertruida
Diederica Mechleld Van 't Haaff (zijnde de eenige sollicitanten), terwijl
wij, ter aanvulling van het drietalhierbij plaatsen3°. Mathilde Theodora
Root, die mede in het bezit is eener acte als hulponderwijzeres.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 214. Leiden, 5 November 1872.
Ter vervulling der betrekking van hulponderwijzer aan de openbare
school n°. 1 voor minvermogenden, opengevallen door de benoeming van
J G. Enders naar eene andere school, en aan welke betrekking eene
jaarwedde van 300 verbonden is, hebben wij, in overleg met den betrok
ken hoofdonderwijzer en den districls-schoolopziener, de navolgende voor
dracht opgemaakt, die wij ons de eer geven u bij deze aan le bieden,
met verzoek om tot de benoeming over te gaan, als: 1°. Cornelis Colpa
2°. Cornelis Van der Waals, 3". Jan Frederik David Blöte.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. U. DltABBE.
v ov/ O