N°. 809. Leiden, 20 October 1872.
Aan den Gemeenteraad der stad Leiden
Geeft de ondergeteekende met verschuldigden eerbied te kennen, dat
hjj, eene aanstelling ontvangen hebbende als leeraar in de natuurlijke
historie aan de Hoogere Burgerschool te Rotterdam, den Raad verzoekt
hem tegen 1 December eersik. eervol ontslag te verleenen als leeraar in
de natuurlijke historie aan de Hoogere Burgerschool, het Gymnasium
en de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs le klasse
voor meisjes alhier.
't Welk doende, enz.
H. J. Veth.
Leiden, 4 Novemher 1872.
Blijkens het hierbij gevoegd adres verzoekt de heer H. J. Veth een
eervol ontslag tegen 1 December aanstaande als leeraar in de natuurlijke
historie aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onder
wijs, alsmede aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onder
wijs der le klasse, voor meisjes.
Onder overlegging der rapporten door de Vereenigde Commissie van
toezicht op genoemde instellingen en de hoofdonderwijzeres der betrokken
school daaromtrent uitgebracht, en waarmede wij ons vereenigennemen
wij de vrijheid u dienovereenkomstig le raden den adressant het gevraagd
ontslag tegen opgemeld tijdstip eervol te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 30 October 1872.
De Vereenigde Commissie van toezicht op de gemeente-instellingen voor
hooger en middelbaar onderwijs alhier heeftonder terugzending van het
bijgevoegd request, de eer u in antwoord op uwe missive van den 22
October 11. n#. 1757, te berichten, dat van hare zijde geen bezwaar be
slaat legen de toekenning van een eervol ontslag aan den heer H. J. Veth
uit zijne betrekkingen van leeraar aan de Hoogere Burgerschool en aan
het Gymnasium.
Namens de Commissie voornoemd,
Aan Heeren Burgemeester en V. d. Brandeler Voorzitter.
Wethouders van Leiden. H. J. Hamaker, fung. Secretaris.
Leiden, 4 November 1872.
Ik heb de eer u mede te deelen dat er bij mij geen bezwaar bestaat
legen het verleenen van een eervol ontslag aan den heer 11. J. Vethuit
zijne betrekking als leeraar in de natuurlijke historie en scheikunde aan
de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der le klasse
voor meisjes, legen 1 December eerstk.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders A. J. W. Renssen.
der gemeente Leiden.
N°. 810. Leiden, 17 October 1872.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Diakenen der Ned. Hervormde Gemeente nemen de vrijheid UEd.-Achtb.
beleefdelijk te verzoeken voor hel vervolg vrijgesteld te worden van de
betaling voor het gebruik van gemeentegrond in de Verwerslraatachter
de arbeiderswoningen, behoorende onder hunne administratie. Zij mee-
nen dat, daar tegenwoordig aan parliculieren die gemeentegrond aan
vragen, deze zonder eenige betaling wordt afgestaan, hun armbestuur
wel in diezelfde voordeelen moge deelen.
Diakenen voornoemd,
G. J. Corts, Voorzitter.
C. Kooyker, Secretaris.
Leiden, 4 November 1872.
Door Diakenen der Nederduitsch Hervormde gemeente alhier is aan
vrage gedaan om in hel vervolg te worden vrijgesteld van de betaling
der recognitie voor het gebruik van gemeentegrond in de Verwerslraat.
Het adres hebben wij gesteld in handen van de Commissie van Fabricage,
wier rapport hierbij wordt overgelegd en waarbij de zaak nader wordt
toegelicht.
Het komt ons voor dat de omstandigheiddat in de laatste jaren gemeen
tegrond kosteloos is uitgegeventen einde het bouwen van huizen
gemakkelijk te maken, geen reden kan zijn om terug te komen op de
vroegere Raadsbesluiten, waarbij gemeentegrond tegen betaling eener
jaarlijksche recognitie in gebruik is afgestaan geworden. Vooreerst staat
hel in geenen deele vast, dat met de kostelooze uitgifte van grond zal
worden voortgegaan bij volgende aanvragen. In de tweede plaats zouden,
wanneer hel verzoek van Diakenen werd ingewilligd en zij mitsdien
zouden worden ontheven van de verschuldigde recognitie, de overige in
hetzelfde geval verkeerende bijzondere personen en corporatiën zich ver
moedelijk met een dergelijk verzoek tot uwe vergadering wenden en
dezelfde aanspraak hebben op eene gunstige beschikking. De inkomsten
der gemeente zouden derhalve dientengevolge met een niet onaanzienlijk
bedrag worden verminderd.
Wat overigens betreft de vraag, of ten aanzien van Diakenenals zijnde
bestuurders van eene instelling van weldadigheideene uilzondering zoude
behooren te worden gemaakt en wel op grond van het Raadsbesluit van
20 Juli jl.1, waarbij een perceel grond aan Regenten van het Minnehuis
zonder betaling van eenige recognitie in gebruik is afgestaan, gelooven
wij dat deze ontkennend moet worden beantwoord. De afstand van grond
aan Regenten van het Minnehuis geschiedde ten behoeve van het gesticht
zelve, in hel belang van de daarin verpleegde personendaarentegen moet
de aanbouw van huizen door de Diakonie, ten einde deze te verhuren,
gelijk gesteld worden met dergelijke handeling van particuliere personen
of vereenigingen.
Wij hebben mitsdien de eer u voor te stellen aan adressanten te ken
nen te geven dat er geen termen zijn om aan hun verzoek gunstig gevolg
te geven.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 23 October 1872.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het adres van Diakenen
der Nederduitsch Hervormde gemeente alhier te berichten, dat bij
raadsbesluiten van 8 Maart 1860 en 2 Mei 1861 aan hen ter bebouwing
is afgestaan een gedeelte van het plein in de Verwerslraat, tegen betaling
eener recognitie van f 57.61 wegens ingenomen 1646 vierkante meters
onbebouwden gemeentegrond, tegen 3J cent de vierkante meter; dat de
berekening van die recognitie is geschied op grond van de destijds be
staande regels, ten aanzien van den afstand van gemeentegrond ter bebou
wing, evenals bij verschillende raadsbesluiten de open grond van de
kleine Ruïne aan het Leidsch departement der Maatschappij tot Nut van
't Algemeen, de nieuwe Sociëteit en het hofje van wijlen Cornelis Sprong,
maar dat in den laatslen fijd de beschikbare gronden ter bebouwing op
de Vestwallen en nu onlangs aan het Galgewater, bij de voormalige
Wittepoorlsbrug, gratis zijn afgestaan; dat de huisjes in de Verwerstraat
wel het eigendom zijn van eene instelling van weldadigheid, maar toch
ten haren voordeele op de gewone wijze worden verhuurd, zoodal in dit
opzicht geene afwijking of uitzondering op den gewonen regel bestaat,
dan bij vergelijking van hetgeen in den laatsten lijd plaats heeft.
De Commissie meent, dat het buiten haren werkkring ligt, om te
treden in eene beoordeeling in hoever er termen bestaan, om aan het
thans aangenomen beginsel eene terugwerkende kracht te gevenzooda
nig dat de te dier zake bij vroegere raadsbesluiten berekende recognitiën
waarvan eenige tot aanzienlijke sommen zijn afgekocht, worden afgeschaft.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Fabricage, enz.
N°. 811. Leiden, 18 Oktober 1872.
Aan den Gemeenteraad der stad Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekende Pieter
Engels, boekhandelaar en uitgever alhier:
dal hij, in aanmerking genomen dat de termijn van levering van schrijf-
en kantoorbehoeften aan de gemeente met uit® December verstreken is,
hel contract volgens hetwelk hij gedurende het afgeloopen jaar leveran
cier was, gaarne verlengd zag worden,
dat hij evenwel wenschte, wanneer hem continuatie verleend mocht wor
den, door de voortdurende stijging der materialen, tegen eene mindere
korting, en wel in plaats van voor 26{ °/0, nu voor 16 °/0 beneden het
aangegeven tarief op nieuw leverancier le mogen worden.
't Welk doende, enz.
P. Engels.
Leiden, 4 November 1872.
De heer P. Engels, boekhandelaar en uilgever alhier, verzoekt bij nevens
gaand adres dat hem wederom worde opgedragen de levering van schrijf-
en bureaubehoeftenblijkens proces-verbaal van openbare besteding
dd. 28 November 1870 lot uit. December van dit jaar door hem aan
genomen, legen eene korting van 26,pCl. en dat tevens de korting
worde verminderd tot 16 pCt. beneden het tarief.
Het komt ons voor dat er geen termen beslaan adressant's verzoek in
te willigen. Is het reeds in het algemeen waar dat eene aanneming van
leverantie niet dan op grond van bijzondere redenen onder de hand
behoort te worden gecontinueerd, welke bijzondere redenen voor de
levering van de hier bedoelde artikelen niet aanwezig zijn, te minder
kan er onzes inziens daarvan sprake wezennu de adressant wenscht
dat de continuatie geschiede op meer bezwarende voorwaarden voor de
gemeente.
Hoezeer nu de wijze, waarop de heer Engels zich van zijne verplich
tingen als leverancier heeft gekweten, alleszins redenen tot tevredenheid
heeft opgeleverd, zien wij ons verplicht, op grond van het aangevoerde
uwe vergadering in overweging te geven afwijzend op het verzoek te
beslissen, hetgeen ten gevolge zal hebben dat de levering der schrijf- en
bureaubehoeften evenals vroeger in het openbaar zal worden aanbesteed.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 812. Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Met verschuldigden eerbied vestig ik uwe aandacht op de bepaling,
dat op de Hoogere Burgerschool en de scholen voor uitgebreid lager
onderwijs voor twee of meer kinderen uil hetzelfde gezin het schoolgeld
met één vierde van het bedrag wordt verminderd. Volgens mijne beschei-
dene meening beantwoordt deze bepaling niet aan het voorgestelde doel.
Dit doel toch is geen ander dan grootere gezinnen in de kosten van het
onderwijs te gemoet te komen. Of het middel meer of minder geschikt
is, blijve thans buiten beoordeeling, ik heb alleen de gelijkmatige wer
king op het oog en deze laat mijns inziens te wenschen over.
Het zij mij vergund uit mijne eigene ondervinding een voorbeeld bij
te brengen. In den cursus 1869/70 ging een mijner kinderen op de
openbare school der eerste klasse voor jongens, een ander op de Hoogere
Burgerschool. Voor ieder hunner moest ik f6O schoolgeld betalen. Het
volgende schooljaar gingen beiden op de Hoogere Burgerschool en werd
het schoolgeld voor ieder tot f45 verminderd. Thans heeft _mijn oudste
zoon deze inrichting verlaten en heb ik een van mijne meisjes op de
school voor uitgebreid lager onderwijs der eerste klasse geplaatst. Nu
moet ik voor ieder weer f60 betalen. Den vorigen keer had ik het
vooruitzicht, dat de vermindering van schoolgeld mij ten goede zou
komen, zoodra mijne beide jongens op de Hoogere Burgerschool zoude
wezen. Nu bestaat dit vooruitzicht niet, tenzij ik voor mijn dochtertje
toelating tot deze inrichting mocht vragen en verkrijgen. Integendeel