beheer en toezicht over het weeshuis met alle lusten en lasten worde terug gegeven. Met alle lusten! Dat is met het afloopend subsidie. En, zegt hij, verlangt de Baad er bij te winnen, dan met zooveel minder subsidie, als blijken zal wat jaarlijks minder noodig zal zijn. De meerderheid der raads-commissie is daar tegen en raadt aandoe geheelen afstand van het afloopend subsidie, en daarbij de belofte, om bij de stedelijke regeering nimmermeer tot eenig subsidie aanvrage te doen. Toen de kerkeraad on geneigd zich betoonde dat middel aan te vattengooit zij het daarna op een accoord en geeft aandat als de kerkeraad een deel van het afloopend subsidie laat varen de kans om zijnen wensch te verkrijgen beter zal staan. En het eerste én het tweede middel noem ik een onmogelijk middel. Een middelhetwelk ik te minder van deze Commissie zou gewacht hebben omdat ze zamengesteld is uit mannen, die de wetten kennen en beoefenen, en daardoor wetendat zulke voorwaarden onder de ongeoorloofde behooren. Kerkeraadsleden toch, beschouwd als voogden, vertegenwoordigers der ge meente mogen geene dadingen aangaandie de gemeente in haar nadeel voor immer binden. Maar wat beduidt dat afdingen? Vraagt de kerkeraad iets nieuws? Vernieuwde uitgaven voor de stedelijke gemeente? Immers neen! Dat afloopend snbsidie wordt genoten door de stedelijke regenten tot ondersteuning van de instandhouding van het gesticht. Hij vraagt der halve niet meer dan eene bestendiging van die ondersteuning, er bijvoegende de belofte, totdat hij door de kerkelijke liefdadigheid, welke hij zal inroe pen, en die zeer zeker niet achter zal blijven, zich al meer en meer zal in staat gesteld zien, om van dat afloopend subsidie, hetzij geheel of ge deeltelijk, afstand te doen. En wat zal ik zeggen over het geuite verlangen dat de kerkeraad zal toonen de inkomsten en bezittingen, waardoor hij in staat zal zijn aan zijne verplichtingen met een goed beleid te beant woorden? Het is een vragen tegen beter weten aan. Eene vraag in het wilde gedaan, want bij eenig nadenken kon men te voren berekenen, dat daarop onmogelijk een voldoend antwoord kon gegeven worden. Wat be- teekent verder de raadsticht een eigen weeshuis en zoekt daartoe eenige kapitalen bijéén te brengen? Met dezen raad zou de kerkeraad als meteen kluitje in het riet gestuurd worden; doch hij wil daarvoor passen. De aan prijzing, berustende op art. 9 der armenwet, is in andere gevallen goed, zij past in deze in het geheel piet. Het denkbeeld is: dat door het ont staan van een nieuw weeshuis de Eaad zou kunnen zeggen: Nu bestaat er een weeshuis, en kan het tegenwoordige, waarover de Baad feitelijk beheer heeft, tot eene bestemming van gelijken aard overgebracht worden. Maar waartoe al die omslagal die kosten en onnoodige zaken De Hervormde gemeente heeft immers een verblijf voor hare weezen? Haar weeshuis behoeft niet meer gesticht te wordenVeel eenvoudiger kan de Eaad .handelen, en vermijden al dat onnoodig moeielijk maken van eene zaakdie op veel kortere en voor den betrokkene minder kostbare wijze kan bewerkstelligd worden. De Eaad heeft slechts te verklarendat het wees huis, feitelijk onder beheer van het burgerlijk bestuur, en bij de invoering van de armenwet gesteld onder de instellingen voorkomende onder Letter A voortaan behooren moet onder Letter B. De Eaad besloot immers evenzoo ten aanzien van het Minnehuis bij raadsbesluit van 2 Dec. 1869? De Eaad besluite daarbij, om het afloopend subsidie te laten behouden onder dat beding, dat de kerkeraad zorge, dat zooveel mogelijk door hem de middelen worden aangewend, om dat subsidie jaarlijks te kunnen inkrimpen. Üe meerderheid der raadscommissie, hoe ook ten voIIq in principe gestemd voor de toepassing van de scheiding van kerk en staaat, denkt op eene waarlijk verwonderlijke wijze alle gronden, waarop de wensch van den ker keraad steunt, weg, en maakt eigenlijk van de geheele zaak eene geld- quaestie. Eene quaestiedie zoo hoog gesteld is dat ze door den kerkeraad onmogelijk kan toegegeven worden. De raadscommissie spreekt in haar rapport over de toekomst van het weeshuis voor den kerkeraaden doet met eenige angstvalligheid de vraagZal de gemeenteraad wel gewaarborgd zijn tegen de wederinvoering der bijdragen uit de gemeentekas? Aan een goed beheer door den kerkeraad, even zoo goed als dat, hetwelk het stede lijk bestuur door zijne regenten voert, twijfelt zij niet. De kerkeraad zal haar dank weten voor dat onpartijdig oordeel. Dat onpartijdig oordeel echter schijnt niet overal door. Mij dunkt, het zou door haar beter en omzichtiger gehandeld zijnindien zij achterwege had gelaten de beden king, /rmen denke slechts aan de vraag, of bij het weeshuis al of niet eene eigen school behoort." Hoe ligt, en met allen grondkon nu iemand vragen: »Zou hier de schoen soms wringen?" Ik kan en mag het niet vooronderstellen van hen, die gevraagd zijn naar een onpartijdig oordcel. Daarom zal ik mij niet ophouden bij die bedenking, maar wil dit vragen: heeft de raadscommissie wel gedacht over de toekomst van het weeshuis voor de stedelijke regeering indien de Eaad op haar aanraden besluit om het weeshuis te laten onder het burgerlijk beheer? Is zij zoo zeker van alle giften en bijdragen door de gemeenteledenbij de niet voldoening aan het verzoek van den kerkeraad? Is zij zoo zeker, dat na het eindigen van het afloopend subsidie niet de stedelijke regenten, maar wel de kerkeraad, door den nood gedrongen kon worden bijdragen ter ondersteuning bij den Eaad aan te vragen. Indien aan den kerkeraad zijn wensch, gepaard met goedwillig voornemen, om zooveel van het subsidie te laten vallen, als blij ken zal dat hij jaarlijks niet noodig heeft, ontzegd wordt, is dan de Eaad niet zedelijk verplicht ook aan het stedelijk bestuur van het weeshuis voortaan niet meer toe te staan het jaarlijks kapitaliseeren van die gelden, welke, zooals uit de rekening blijkt, over zijn? Moet dit voordeelig saldo dan voortaan niet ten goede komen tot vermindering van het subsidie Belangrijk is voor de Hervormde gemeente de toekomst van het weeshuis. De kerkeiaad in hare plaats wil daarvoor waken, en heeft daarop als het eigendom der gemeente het recht. Hij acht het nu nog de tijd, om gedu rende het afloopend subsidie met vrucht de gemeenteleden tot liefdadigheid op te wekkenbeter dan na eenige jarenwanneer de tijd kan komen dat de Eaad wel èens den wensch zou kunnen uiten: «waren wij dat gesticht maar kwijt." De kerkeraad denkt nog verder. Indien bij den stap, dien hij nu eerst doen kande Eaad weigert aan zijn wensch gehoor te gevenen als het ware daardoor openlijk het Heilige Geest of arme wees- en kinderhuis der Hervormde gemeente verklaart te zijn eene burgerlijke instelling, zal dan ook de Eaad niet na jaren, in benarder omstandigheden en tijden 1872. die komen kunnen, gedrongen kunnen worden dat gesticht, uitsluitend bestemd voor ééne gezindte, open te stellen voor anderen? En mag dat? Ik zeg zeker niet te veel als ik vooronderstel dat deze gewichtige redenen den kerkeraad niet zullen doen berusten, indien de Eaad onverhoopt besluit den raad van de meerderheid der raadscommissie aan te nemen. Deze moge beweren dat de inwilliging van het gedaan verzoek in strijd zou zijn met de wet en daarom niet mogelijk is. In het praeadvies komt geen enkele grond voordie wettig bewijst wat in strijd is met de wetwat niet moge lijk is. Alle beweren, dat het gedaan verzoek in strijd is met de wet, wordt vernietigd door het toestaan van een dergelijk verzoek door den Eaad bij vorige gelegenheden. Nu moge men zeggen, toen was het mogelijk, omdat afstand gedaan werd van het subsidie. Ik kan daarop antwoorden wat in deze van de zijde des kerkeraads niet kan toegestaan worden, dat maakt de inwilliging van het verzoek niet onmogelijk, want het Luthereche weeshuis staat daar als getuigedat de Eaad, zonder het beheer en toezicht te hebben over de gestichten, toch subsidie kan verleenen. Uit het door mij gesprokene blijkt genoegdat ik tot een besluit, als de raadscommissie aangeeftniet meê kan werken en ik mij gunstig verklaren zal voor het verzoek van den kerkeraad. De heer Bdys. Een enkel woord nog, mijnheer de Voorzitter! naaraan- leiding van hetgeen wij van den heer Eigeman hoorden. Mijn geacht medelid in de Commissie van Financiën heeft het niet best met ons gemaakt, want hij noemde onze argumenten kortweg ongerijmd. Nu kan ik mij wel voor stellen dat men die argumenten zwak, misschien zeer zwak vindt, maar ze ten eenenmale ongerijmd te heetenziedaar wat zeker niet van eene billijke waardeering getuigt. Ik wil den geachten sprekerna al wat reeds geschreven en gesproken werd, niet nog eens op den voet volgen, maar hem alleen dit zeggen, dat, als ik althans de strekking van zijn betoog goed begrijp, dit betoog zich kenmerkt door twee hoofdfouten, welke hem tot geheel valsche conclusiën brengen. De eerste fout is deze: dat hij het recht van de kerk op het weeshuis eenvoudig wil afleiden uit het doel waarvoor dat weeshuis bestaat. Het weeshuis dient voor de armen der Nederd. Hervormde ge meente ergo komt het beheer toe aan den ofiicieelen vertegenwoordiger van die gemeente, den kerkeraad. Het betoog is zeker zeer eenvoudig, maar heeft dan ook het nadeel van lijnrecht met de wet in strijd te zijn. Im mers dat wat eene instelling stempelt tot eene burgerlijke of kerkelijke inrichting is niet haar doel, maar de qualiteit der personen, die haar be- heereri. Ging de redeneering van den geachten spreker op, dan zou daaruit volgen, dat bijv. alle hofjes, welke hier te Leiden bestaan ten behoeve van de Nederduitsch Hervormde armen, van rechtswege onder beheer stonden van den kerkeraad. Het laat zich begrijpen dat de heer Eigeman, dus oordeelende, tot zeer positieve conclusiën komt, daar waar anderen aarzelen. Zoo zegt hij o. a. kortweg: dat de kerkeraad vraagt wat hem toekomt. Ik antwoord eenvoudig: er zijn nog rechters in Nederland. Zie dat gij er een vindt die uwe argumenten steekhoudend keurt, en ik zal mij bij zijn vonnis nederleggen. De tweede fout in zijn betoog betreft het subsidie. Ook hij ziet in het verhandelde door de commissie daaromtrent niets dan eene quaestie van loven en bieden eene zucht om geld te besparen. Dat die quaestie tevens de rechts-quaestie is schijnt hij niet te gevoelen. Hij be grijpt niet, dat eer een gemeenteraad kan en mag zeggen: mijn beheer over het weeshuis heeft zijn raison d'etre verlorendat raison d'etre dan ook werkelijk moet verdwenen zijn, en dit nu is nooit het geval zoolang financieele banden de gemeente aan het weeshuis vastbinden. Ik wensch met deze enkele opmerkingen te volstaan. De Voorzitter. Zoo niemand meer over deze zaak het woord verlangt te voeren zal ik de discussiën sluiten en in stemming brengen de conclusie van het rapport der Commissie: om, aan den kerkeraad der Nederduitsch Hervormde gemeente alhiei te schrijven: «dat zij, gehoord het verslag van Heeren Gecommitteerden en gelet op hetgeen die Gecommitteerden omtrent de voorstellen van den kerkeraad aangaande eene overdracht van de super- intendentie over het Heilige Geest weeshuis mededeelden, geen termen heeft gevonden op die voorstellenzooals zij daar liggengunstig te be schikken." Door de stemming over deze conclusie wordt dan van zelf beschikt op het verzoek van den kerkeraad. Wordt de conclusie aangenomendan is tevens afwijzend beschikt op het verzoekwordt de conclusie verworpen dan is het verzoek van den kerkeraad daardoor toegestaan. In stemming gebrachtwordt de conclusie van het rapport der Commissie aangenomen met 17 tegen 4 stemmen. Tegen stemdende heeren DercksenCock Verster en Eigeman. De heer Buys. Mag ik u vragen, mijnheer de Voorzitter, of nu ook gevolg zal worden gegeven aan het voorstel der Commissie, in de tweede plaats gedaannamelijkom aan den kerkeraad te kennen te geven dat «mocht de kerkeraad het noodig achten nadere voorstellen te doenin strekking overeenkomende met die welke aan het slot van het rapport der Gecommitteerden vermeld worden, zij (namelijk deze vergadering) genegen zijn zal die voorstellen in ernstige overweging te nemen." Wij deden dit voorstel om wel te doen uitkomen, dat al keuren wij de middelen af, door den kerkeraad aanbevolenwij daarom in beginsel niet gestemd zijn tegen eene verandering van het bestaande. Zou het nu niet goed zijn dit gedeelte van ons voorstel ook in het antwoord aan den kerkeraad op te nemen. De Voorzitter. Ik geloof dat dit wel lag in de bedoeling van de gehouden stemming? Zoo geen der leden hierover dus afzonderlijke stem ming verlangtzal ik het er voor houden dat de vergadering zich met dat- tweede gedeelte van het voorstel der Commissie vereenigt en zal dit in het antwoord aan den kerkeraad worden opgenomen. V. Voordracht betrekkelijk het adres van J. Van Litb en J. C. Eijk, aannemers van den aanleg van de rioleering volgens het stelsel Liernur om vergoeding van hetgeen boven de aannemingssom ter zake door hen is uitgegeven en tot beschikbaarstelling van de in deze benoodigde gelden. (Zie Handd. 31, n". 130 en 45, n°. 186.) De Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft, na het praeadvies van Burgemeester en Wethouders, de vroegere voorstellen ondersteund, om aan de aannemers te vergoeden eene som van 1504.terwijl het 53

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 5