HANHMEH Til Dll VTERiAD Til LEIDEN.
1
44.
INGEKOMEN STUKKEN
ter inzage van de leden nedergelegd.
N®. 181. Leiden, September 1872.
Bij uw besluit van 3 September werd bepaald dat op de sehool voor meer
uitgebreid lager onderwijs der 1" klasse, voor jongens, boven het vastgesteld
getal twee tijdelijke hulponderwijzers zouden geplaatst worden.
Naar aanleiding daarvan hebben wij de eer u voor eene dezer betrekkin
gen, tegen eene bezoldiging van 400 'sjaars, het navolgend drietal aan
te biedendoor ons in overleg met den hoofdonderwijzer dier school en
den districts-schoolopziener opgemaakt, met verzoek om daaruit eene keuze
te doen, als: 1°. Jan Brouwer, 2°. Theodorus Wilhelm Belterman,
3°. Cornelis de Beer.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 183. Leiden, 16 September 1872.
Naar aanleiding van het verhandelde in de raadsvergadering van 3 Sep
tember jl.betrekkelijk het alstoen aangehouden vérzoek van N. Yan Wijk,
om grond op de Boommarkt in gebruik te bekomenhebben wij een nader
onderzoek ingesteld, bepaaldelijk ten aanzien van de door hein gehouden
tapperij.
Uit dat onderzoek is ons gebleken dat adressants huisvrouw is gepatenteerd
als tapster en slijtster en is aangeslagen volgens de elfde klasse van tarief
B der Wet op het recht van patent voor een bedrag van ƒ10.24, en dat
overigens in die tapperij nimmer ongeregeldheden voorvallen noch het bezoek
daarvan aanleiding geelt tot handelingen in strijd met de openbare orde of
goede zeden.
Wij zijn derhalve van oordeel dat de omstandigheid dat door adressant
behalve zijn gewoon bedrijf ook dat van tapper wordt uitgeoefend, geen
grond kan opleveren om zijn verzoek ter bebouwing van grond niet in te
willigen. Uit nadere mondelinge mededeelingen van adressant is ons
verder gebleken dat hij den aangevraagden grond met een hekwerk wenscht
af te sluiten ten einde aldaar de kruiwagensdie door hem worden ver
huurd, ook des nachts te bewaren, vermits zijn woning voor dat doel te
weinig ruimte aanbiedt.
Overigens meenen wij ons aan het rapport van 29 Augustus jl. te kunnen
refereeren, en uwe vergadering mitsdien in overweging te geven thans het
verzoek van adressant in te willigenonder de daarbij vermelde voorwaar
den doch tevens onder bepaling dat het stuk grond voor geen ander doel
einde mag worden gebruikt dan voor het bewaren van kruiwagens en der
gelijke, en dat daardoor het uitzicht van het onlangs door den adressant
J. H. Janssen aangebouwd vertrek niet mag worden belemmerd.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz.
N°. 183. Leiden, 19 September 1872.
De Commissie van Financiën heeft de eer u te berichten op de in hare
handen ten fine van bericht en raad gestelde begrootingen voor 1873 der
navolgende niet-gesubsidiëerde gemeente-instellingen van weldadigheiddat
zij deze heeft onderzocht en daarop bij haar geene aanmerkingen zijn voor
gekomen, weshalve zij vrijheid vindt u te raden deze goed te keuren bij
besluitenwaarvan het model aan den voet dier respectieve begrootingen
voorkomt, als die van: 1°. het Roomsch-Catholijk armbestuur, in ontvang
ad ƒ11073.27 in uitgaaf ad ƒ10473.27 alzoo sluitende met een goed
slot van ƒ600; 2°. het Gereformeerde Minnen- of arme Oude Mannen en
Vrouwenhuis, in ontvang ad ƒ11067, in uitgaaf ad ƒ11067, alzoo slui
tende quite; 3". Vrouwen Kraammoedersin ontvang ad ƒ2227.525, in
uitgaaf ad ƒ2158.125, alzoo sluitende met een goed slot van ƒ69.40.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 184. Leiden, 21 September 1872.
Bij uw besluit van 12 September 11. werd ten fine van praeadvies in
onze handen gesteld, eene circulaire van Ged. Staten van Z. H. dd. 27 Aug.
1872 n°. 5102, houdende mededeeling van het plan om de tractementen
van Burgemeester en Wethouders, Secretaris en Ontvanger in verband met
de uitkomsten der jongste tienjarige volkstelling op nieuw te regelen, en
verzoek om overeenkomstig de voorschriften van de wet, hun collegie omtrent
dit plan van bericht en raad te dienen. De toepassing van het ontworpen
plan op Leiden zou ten gevolge hebben, dat, terwijl het tractement van
Secretaris en Ontvanger onveranderd bleef, dat van den Burgemeester met
ƒ600 en dat van elk der Wethouders met ƒ100 verhoogd wierd.
Wij zijn meer dan eens in de gelegenheid geweest als onze overtuiging
uit te spreken dat de tractementen welke ten laste komen van onze gemeente
kas voor de tegenwoordige tijdsomstandigheden over het algemeen te laag
zijn, en bij de aanstaande behandeling der begrooting hopen wij op nieuw
van die overtuiging blijk te geven. De tractementen der leden van het
dagelijksch bestuur maken, dunkt ons, geen uitzondering op den regel.
Aan het burgemeesterschap van ééoe zoo aanzienlijke gemeente als Leiden
eene wedde te verbinden van ƒ3600, zouden wij op zich zelve volkomen
gerechtvaardigd achten, terwijl eene belooning van 1000voor de diensten
door HH. Wethouders bewezen, zeker niet overdreven hoog kan heeten
zij het dan ook dat eene verhooging van ƒ100, naar onze meening, in geen
enkel opzicht de bezwaren zaf verminderen, welke zich soms bij het doen
eener keuze van Wethouders kan voordoen.
1872.
In het afgetrokkene zouden wij ons alzoo zeer goed met de plannen van
Gedeputeerde Staten kunnen vereenigenen wij zullen wel niet behoeven
te verzekeren, dat wanneer wij vrijheid konden vinden in dien zin te advi-
seerendie vrijheid ons bij uitstek welkom zoude zijn. Er zijn intusschen
twee redenen, welke ons na rijpe overweging tot het besluit hebben gebracht
dergelijk gunstig praeadvies terug te houden, redenen, welke, hoe uwe
vergadering daarover ook moge oordeelenin elk geval door de leden van
het Dagelijksch Bestuur zeiven, naar wij ons verzekerd houden, volkomen
zullen worden gewaardeerd.
De eerste reden, welke wij bedoelen, is de minder gunstige financieele
toestand van het oogenblik. Ook al laat men de aangekondigde buitenge
wone werken buiten rekening, dan nog staat het vast, dat de hoofdelijke
omslag in 1873 met ongeveer 25 pCt. zal moeten worden verhoogd, en
met deze uitkomst voor oogenbehoort de Baad naar onze meening vele
uitgaven, die wenschelijk zijn, ter zijde te laten, om zich enkel bij de vol
strekt noodzakelijke te bepalen.
Maar nog meer weegt, dunkt ons, de tweede reden, namelijk de omstan
digheid dat uwe vergadering juist dit jaar als liet ware wordt overstroomd
met verzoeken om verhooging van jaarwedden. Vermoedelijk zullen ettelijke
van die verzoeken worden ingewilligd, omdat het niet mogelijk is ze langer
onverhoord te latenmaar vrij zeker zal men andere moeten ter zijde
leggenniet omdat zc ongemotiveerd zijnmaar omdat voor het oogenblik
de middelen ontbreken om- in gunstigen zin te beslissen. Kan het geraden
zijn om daar waar men de kleinste tractementen deels op zeer onvoldoende
wijze verhoogt, deels onveranderd laat, juist eene uitzondering te maken
voor de voornaamste weddenvoor die welker verhooging zeker ook wen
schelijk maar toch stellig minder streng noodzakelijk is?
Wij kunnen op die vraag geen toestemmend antwoord geven en moeten
dus, met hoeveel leedwezen ook, u voorstellen aan Gedeputeerde Staten te
schrijven, dat de Raad, hoezeer overtuigd van de wenschelijkheid der voor
gedragen tractements-verhodginghet toch om de bijzondere omstandigheden
van het oogenblik wenschelijk achtdeze verhooging voorshands nog uit te
stellen. Er bestaat dunkt ons te meer vrijheid om in dien zin te besluiten
omdat de wedde aan het Burgemeesterschap verbonden, eerst zeven jaren
geleden belangrijk is verhoogd, terwijl de vermeerdering van bevolking
sedert dien tijd voorgekomen, niet zoo groote beteekenis heeft, dat zij
alleen tot vermeerdering van het toen aangenomen bedrag behoeft te nopen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 185. Leiden, 11 September 1872.
Edel-Achtbare Iieeren 1
De Kerkeraad der Nederduitsch Hervormde Gemeente te Leidenge
hoord hebbende het rapport van zijne Commissie, benoemd om met eene
Commissie uit den Gemeenteraad te confereeren in zake het weeshuis,
van welk rapport hij de eer heeft hierbij een afschrift aan uwe vergadering
over te leggen, neemt de vrijheid om u, op grond der redenen daarin ver
vat te verzoeken, dat de Gemeenteraad, met verwerping van de conclusie
der Gemeenteraads-commissie te dezer zake, vermeld in haar rapport van
18 Juni jl., moge bepalen dat het Heilige Geest of Arme Wees- en Kin
derhuis te Leiden, naar aanleiding van de onderscheiding van Artikel 2
der Armenwetzal worden gebracht onder de instellingen bedoeld bij L". B.
aldaar, en alzoo de lijst bij Artikel 3 dier wet voorgeschreven, dienover
eenkomstig zal worden gewijzigd.
De Kerkeraad voornoemd,
Aan den Gemeenteraad. W. Scheffer, h. t. Praes.
Joh5. Drost, h.t. Scriba.
Leiden, 14 September 1872.
Bij uwe missive van gisteren, n". 647, werd ons, krachtens raadsbesluit
van den 12llen dezer, ten fine van praeadvies toegezonden een schrijven van
den Kerkeraad der Nederduitsch Hervormde Gemeente, houdende verzoek
het Heilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis, ingevolge artikel 2 der
Armenwet, te brengen onder de instellingen, bij litera B van dat artikel
bedoeld. Bedriegen wij ons niet dan staat het verlangde praeadvies geheel
uitgedrukt in ons rapport aan den Raad van 18 Juni 11., zoodat de meer
derheid onzer Commissie meent te kunnen volstaan metonder verwijzing
daarheen, voor te stellen, dat de Raad het hierbij teruggaande schrijven be
antwoorde met het bericht, dat de inwilliging van het gedaan verzoek in
strijd zou zijn met de wet en daarom niet mogelijk is.
De Raadscommissie in zake van het Weeshuis
C. Cock.
Aan Burgemeester en Wethouders J. E. Goudsmit.
van Leiden. J. T. Buys.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.
50