De heer van Outeren. Ik wil nog een enkel woord toevoegen aan hetgeen de heer Stoffels zegt, omdat ik geloof dat de heer Hartevelt daar mede niet geheel zal zijn voldaan, die nadere toelichting verlangdevooreerst omtrent liet onmisbare van bedoelden put en ten andere betrekkelijk de bestemming die aan gedacht terrein zou kunnen worden gegeven. Wat het eerste betreftzoo bleek hettijdens ons onderzoekdat door bet innemen van het gevraagd terrein het gebruik van den put voor de bewoners verviel. Het liet zich toch niet onderstellen, dat, als kinderen den ganschen dag op de voor hen afgesloten speelplaats zouden zijndie bewoners van het hofje gelijktijdig en voortdurend gelegenheid zou gegeven worden op die speelplaats water te putten. De daaromtrent in het rapport der Commissie van Fabricage gemaakte opmerkingdat die bewoners zouden verstoken worden van voor hen onmisbaar putwaterliet zich dus volkomen verdedigen. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om in dat bezwaar te voor zien door het plaatsen van eene pomp buiten de speelplaatsis na ons rapport later opgekomen hetgeen de door de Commissie begroote kosten aanmerkelijk heeft verhoogd. Wat het andere punt betreft, merk ik op, dat de meeste in het hofje gelegen huizen zeer bouwvallig zijn enzonder aanzienlijke herstellingenniet lang meer zullen kunnen worden bewoond. Indien men besloot die af te breken, kwam er een belangrijk terrein vrij. In het achterste gedeelte zijn ruime lokalendie nu gebruikt worden voor lessen in de anatomie, maar dat zal zeer spoedig ophouden. Wanneer dan die gezamenlijke ruimte beschikbaar wierdzou de stad er zeer door kunnen worden gebaat; de Commissie van Fabricage heeft geen bepaald denkbeeld waarvoor die ruimte zou worden bestemdmaar men kon bijvoorbeeld later op het genomen besluit terugkomen om daar in de buurt geen school te bouwen, of de toegangen voor eene school zoo inrichten dat de bezwaren, die bij dat besluit goldenwerden weggenomen. Het terrein kon dienen voor een werkhuisin één woord voor verschillende doeleinden maar de Com missie had geene bepaalde bestemming op het oog. In elk gevalik blijf persisteeren dat de vergooting der speelplaats onnoodig en geheel overtóllig is. Ik herhaal wat ik in de vorige vergadering heb gezegdde directrice heeft ons zelve gezegddat er nooit quaestie van is dat de kinderen er geza menlijk zouden spelen en dat dit altijd klassensgewijs geschiedt. Wat nu betreft het beweren van den heer de Fremery dat tuintjes behooren tot het leerplan van bewaarscholen, waardoor in de open natuur op hare voortbreng selen kan worden gewezen, geloof ik niet dat enkele roosjes of geraniums voldoende kunnen geacht worden om voorbereidend onderwijs in de kennis der natuur te geven; dat argument laat ik verder in het midden. De heer van Wensen. Toen de Commissie van Fabricage laatstelijk de speelplaats bezocht, was er, bij de groote warmte en zonneschijndoor de drie op het aangevraagde terrein staande boomen groote lommer. En nu zou ik het zeer betreuren, als die boomen werden weggenomen, en de kinderen daardoor gedurende hunne speeluren in de zonnehitte zouden moeten ver- keeren. Ik zou het zeer wenschelijk achtendat die lommer behouden bleef. Het kwam der Commissie dan ook werkelijk voor, dat het terrein nog zoo klein niet is en genoegzame ruimte in evenredigheid van het getal spelende kinderen aanbood. De Voorzitter. Het ligt, zoover mij bekend is, nog niet in het plan die boomen weg te nemen. De heer de Fbemery. Dat punt is nog volstrekt niet besproken bij de Commissie. Maar zeker is het toch wel, dat die boomen niet zullen worden weggenomenals werkelijk blijkt, dat zij een weldadig lommer geven. Maar vaak geven vruchtboomen veel overlast van rupsenzoodanig dat er somwij len geen blad meer overblijft, en dan zou het raadzaam en gewenscht zijn om die te vervangen door anderen die geen nadeel aanbrengen. De heer van Heukelom. Ik wensch slechts een paar woorden te zeggen over de quaestie van het al of niet werpen van schaduw door die boomen over de bedoelde plaats. Ik was heden in loco en zag dat die boomen ten noorden van de speelplaats staan. Daar wij nu hier op onze breedte de zon nooit uit het noorden zien schijnen, zoo is het onmogelijk dat die boomen scbaduw zouden kunnen werpen over die speelplaats. Alle redenenngen over die schaduw kunnen dus gerust achterwege blijven, om de eenvoudige reden dat die schaduw niet bestaat. De heer van Wensen. Ik bedoel de drie boomen die wel degelijk het genot van schaduw geven, daar het terrein ook van de oostzijde open licht. De heer Goudsmit. Een enkel woord tot ondersteuning van het verzoek der Commissie. Ook ik heb mij de moeite gegeven de localiteit op te ne- men, en het is mij gebleken, dat de speelplaats werkelijk veel te klem is De bewaarschool telt p. m. 250 kinderenen nu is er met den besten wil slechts gelegenheid tot spelen voor 40. Er is hoogstens eene speelplaats voor een gewoon talrijk gezin. De heer van Outeren meent, dat dat voor bereidend onderwijs in de kennis der natuur niet noodig is. Ja, als men spreekt van roosjes en geraniums, heeft bij misschien gelijk. Maar als zich dat onderwijs wat verder uitstrekt en er wordt in groote trekken op gewezen wat de aarde zoo al voortbrengt, zoo als granen en tarwe enz., waarvan de kinderen toch wel degelijk eenige notie dienen te hebben, dan verandert dat, dunkt mij, veel in de beschouwing van den heer van Outeren. En nu is het ook mij gebleken, dat wel niet alle klassen te gelijk, maar ieder keer slechts 40 kinderen het genot der speelplaats kunnen hebbendoch zelfs voor dit kleine beperkte getal is de ruimte te klein. Wat van de lessen in de anatomie gesproken is, dat is nog onzeker en zweeft nog in de lucht. Wat nader met die lokalen zou kunnen geschieden heeft nog geen punt van overweging uitgemaakt, maar dat kan hier geen merkelijk bezwaar op leveren. Dit is in elk geval zeker, hoe meer licht en lucht aan die onver mogende kinderen wordt gegeven, te beter voor hunne vorming en ontwik keling van verstand en hart. De heer van Outeren. Wanneer ik den heer Goudsmit wel heb ver staan dan meent de geachte spreker dat er in de toekomst plan zou zijn anatomische lessen in de lokalen van bedoeld gasthuis te doen geven en dat bij het nog geheel onzekere daarvan, thans over het gevraagd terrein kon worden beschikt. Maar dat is juist niet het geval. Integendeel, werkelijk worden in bet hofje anatomische lessen gegeven, maar dit houdt op, en dan komen al dadelijk die lokalen beschikbaar. De Voorzitter. Ik houd mij overtuigddat die speelplaats behoefte heeft aan meerdere ruimteen ik ben het dan ook met die heeren eens die meenen dat de bestaande ruimte veel te klein is voor het aantal kinde ren dat die school bezoekt. De ontsiering van liet vierkante pleinwaarop gewezen isacht ik van weinig belang, en wat betreft bet gemis dat enkele bewoners zich zullen moeten getroosten, door een gedeelte der tuintjes die daardoor zullen worden ingenomen, weegt bij de bewoners zeiven niet zwaar daar zij mij verklaarden zich nog zeer gelukkig te gevoelen voor dien prijs nog zulk een fraai uitzicht te mogen hebben. Dat door het vervallen van den waterput in de behoefte zou moeten worden voorzien door er een pomp op te zetten dit lag reeds in ons plantoen wij voor de eerste maal het terrein bezochten. Wat nu aangaat de bestemming die eenmaal aan dat terrein zou kunnen worden gegevenb. v. door het bouwen eener school meen ik dat, nadat zulk een ongunstig oordeel is uitgebracht in eene vorige vergadering over deze buurt, wel geen sprake meer kan zijn van het stichten van eene school. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, alsnu in hoofdelijke om vraag gebracht zijnde, wordt aangenomen met 11 tegen 5 stemmen. Tegen stemdende heeren Cockvan Wensenvan OuterenLe Foole en Dercksen. Thans brengt de Voorzitter in behandeling het voorstel tot vergrooting der bewaarschool in de Groenesteeg. Het voorstel wordt aangenomen met algemeene stemmen. VI. Voordracht tot aankoop van drie huisjes op de gedempte Marendorps- achtergracht. (Zie Handd. 37, n°. 158.) De heer Cock. Ik zie dat hier alweer sprake is van verkoop van kapi taal. Ik zal thans in geene verdere ontwikkeling van gronden komendaar mijne bezwaren hieromtrent bekend zijn. Ik zal dus tegen stemmendaar ik dien verkoop niet wenschelijk acht. Wordt aangenomen met 15 stemmen tegen 1die van den heer Cock. VII. Rekeningen over 1871 van: a. de Plaatselijke Schoolcommissie. De conclusie van het gunstig rapport der Commissie van F'inanciën wordt aangenomen als vorenhebbende de heeren Goudsmit en van Heukelom als leden van gemelde commissie, op grond van het bepaalde bij art. 24 der gemeentewet, zich gedurende de behandeling dezer zaak uit de verga derzaal verwijderd. b. het Nederlandsch Israëlitisch Armbestuur. De conclusie als voren wordt mede met algemeene stemmen aangenomen zijnde bij bet opnemen en goedkeuren dier rekening de heer Goudsmit, als lid van gemeld armbestuur en krachtens gemelde wetsbepaling, niet tegen woordig geweest. c. het Roomseh-katbolijk Wees- en Oudeliedenhuisen d. het Roomseh-katbolijk Armbestuur. De conclusiën als voren worden met algemeene stemmen aangenomen; hebbende de heer van Wensen, als lid der besturen van beide gemelde inrichtingenop grond van voorschreven wets-artikelzich gedurende de behandeling der beide rekeningen verwijderd. De Voorzitter. Alsnu zou aan de orde zijn de zamenstelling der sectiën. In het vorig jaar hebben wij die zoo verdeeld dat in elke sectie was een Wethouder en een lid der Commissie van Fabricage. Ik geloof dat het zeer wenschelijk ware ook thans zoo te handelen. Zou het evenwel niet raadzamer zijn met die zamenselling nog te wachten tot de volgende verga dering, omdat die Commissie nog moet vernieuwd worden. Ik stel u daarom voorMijne Heeren in de eerstvolgende vergadering aanst. Dinsdag over te gaan tot de zamenstelling der afdeelingen. Dienovereenkomstig wordt besloten. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 2