HASDELIK6EÏ Til D1H GBIEEÏTERAAD Til 1EIDEI.
39
INGEKOMEN STUKKEN,
ter inzage van de leden nedergelegd.
N°. 171#. Leiden, 31 Augustus 1872.
De Commissie van Financiën kan zich vereenigen met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders betrekkelijk het verzoek van N. van Wijk,
om grond op de Boommarkt in gebruik te bekomen, en adviseert derhalve
dienovereenkomstig te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz.
Zitting van Donderdag 29 Augustus IS 72.
geopend te drie uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler.
Tegenwoordig de heeren van Wensen, Veefkind, van Outeren, Le Poole,
van Puttkammer, van Hettinga Tromp, DercksenHartevelt, Lezwijn,
Seelig, Stoffels, Goudsmit, van Heukelom, de Fremery, Cock en de
Voorzitter.
De heer Eigeman gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te
wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 15
Augustus 11. worden gelezen en goedgekeurd.
Door den Voorzitter wordt medegedeeld dat ƒ20000 in prolongatie is
gegeven tegen 4J percent.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Begrootiog van de inkomsten en uitgaven der gemeente voor 1873,
welke is gedrukt en met de memorie van toelichting aan de leden zal wor
den toegezonden. De begrooting bedraagt in ontvang f 425263.98, in
uitgaaf ƒ425218.09alzoo sluitende met een batig saldo van ƒ45.89.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze in de afdeelingen te
onderzoeken en te stellen in handen van de Commissie van Financiën ten
fine van bericht en raad.
2°. Adres van J. A. H. van Hartrop, om continuatie als stads klokkenist.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen
van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën, ten
fine van bericht en raad.
3°. Adres van het Bestuur van het gesticht „de Voorzienigheid" om een
riool te doen maken in de Krauwelsteeg.
4°. Adres van de Commissie van administratie over de gevangenissenom
palen en een steenen band te plaatsen voor het Huis van arrest alhier.
5°. Adres van T. Schildom gemeentegrond achter zijn huis in de Oude
Hoefstraat.
6®. Adres van de inspecteurs van policieom verhooging van jaarwedde.
7°. Adres van de agenten van policieom verhooging van jaarwedde.
8°._ Adres van F. J. Paanakkerom het keldergat in de stoep voor zijn
huis in de Maarsraansteeg te doen vergrooten.
9°. Adres van het Bestuur der Vereeniging Nut en Genoegen, om bij
eventueele demping der Binnenvestgracht een gedeelte van dien grond te
bekomen tot het bouwen van arbeiders-woningen.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten al deze adressen te stellen
in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van bericht en raad.
Aan de orde is:
I. erzoek van A. van Driel en Mr. P. H. Engelster bekoming in
gebruik van een strook grond, gelegen aan den Yestwal.
(Zie Handd. 37n°. 153.)
De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders tot afwij
zing van het verzoek wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen
aangenomen.
II. Verzoek van T. L. Musers, ter bekoming van een stuk grond op
de gedempte Marendorps-achtergracht.
(Zie Handd. 37, n°. 154.)
De conclusie van het gunstig rapport van Burgemeester en Wethouders
wordt op gelijke wijze aangenomen.
III. Verzoek van de weduwe Wolverstet om een portaal en hekje te
plaatsen voor hare woning langs het Utrechtsche jaagpadonder Aarlan-
derveen.
(Zie Handd. 37, n°. 155.)
De conclusie van het gunstig rapport van Burgemeester en Wethouders
wordt op gelijke wijze aangenomen.
IV. Verzoek van J. van der Waals Jr. om eene stoep te leggen voor
zijn huis op het Kort Bapenburg.
(Zie Handd. 37, n°. 156.)
1872.
De conclusie van het gunstig rapport van Burgemeester en Wethouders
wordt op gelijke wijze aangenomen.
V. Voordracht tot vergrooting van de bewaarscholen in de Scheistraat
en de Groenesteeg.
(Zie Handd. 34, n°. 144 en 37, n°. 157.)
Voorzitter. Ik stel thans voor het eerst te behandelen de ver
grooting der bewaarschool in de Scheistraat.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer de Fremery. Als lid der Commissie voor de bewaarscholen
wensch ik het verzoek van die commissie om de open speelplaats van de
school in de Scheistraat te vergrooten, nog eenigermate toe te lichten. In
1868 is een onderzoek ingesteld naar den toestand der openbare bewaar
scholen en naar de middelendie zouden kunnen' worden aangewend om die
inrichtingen voor voorbereidend onderwijs meer aan hare bestemming te doen
beantwoorden. Daarover is op 13 Juli van datzelfde jaar een rapport uit-
gebiacht door Prof. Veth en de heeren Wilhelmy Dainsté en J. A. van Dijk.
Op Pag- 5 van dat rapport wordt er reeds op gewezen dat de speelplaats van
de school in de Scheistraat te klein is om meer dan ééne afdeeling daarin
bezig te houden. Ook in het verslag over 187 L, door de Commissie uitge-
biaclit, wordt even als in het voorafgaande jaar die klacht herhaald, en
terecht, omdat in eene welingerichte bewaarschool de helft van de kinderen
in speelzaal en speelplaats moeten kunnen bezig gehouden worden. Van de
vijf uren onderwijs, die strekken moeten tot ontwikkeling der kinderen door
licliaams-oefeningen en aanschouwelijk onderwijs, moet de helft van dien
tijd in de speelplaats worden doorgebracht. En nu de Commissie in de
gelegenheid is er op te wijzen, dat' thans op eene min kostbare wijze
daarin verbetering kan worden gebracht, hoop en vertrouw ik dat die billijke
wensch zal worden ingewilligd, niet om aan de commissie een dienst te
bewijzen, maar inderdaad in het belang van de kinderen, wier eerste opvoe
ding aan ons wordt toevertrouwd. Ook de privaten verkeeren in slechten
staat en zullenwordt ons voorstel aangenomenworden verplaatst en ver
beterd; ook op dit nadeel wees reeds de eerst benoemde commissie. Nog
eene enkele opmerking zij mij vergund, in verband tot het verhandelde in
de vorige vergadering. Men meende dat de ruimte voldoende wass
omdat men op de speelplaats tuintjes en grasperkjes langs de zijden
heeft aangelegd, die niet kunnen worden betreden en alzoo de ruimte voor
spelen onnoodig hebben ingenomen. Ik heb mij afgevraagd,, of die voor
stelling wel juist is, de Commissie gelooft het niet, die tuintjes ze maken
een deel uit van het leerplan. In de verordening op de openbare bewaar
scholen toch wordt aanbevolen de kinderen te ontwikkelen door lichaams
beweging en aanschouwelijk onderricht, en dat geschiedt het bestin de open
natuur. Als er gewezen wordt op den oorsprong, den groei en de vruchten,
geschikt en bestemd voor de eerste levensbehoeften, dan zal het onderricht
duidelijker en de indruk er van levendiger blijven, dan wanneer immer in
dezelfde leerzaal de platen en afbeeldingen worden voorgehangen en uitge
legd; de Commissie stelt ora die redenen prijs op het behoud van die
tuintjes en, zoo als ik zegwordi daardoor niet zoozeer eene dienst bewezen
aan de commissie, maar zal werkelijk gehandeld worden in het belang van
het voorbereidend onderwijs dat hier gegeven wordt.
De heer Hartevelt. In het rapport der Commissie van Fabricage komen
twee zaken voor, die mijne aandacht getrokken hebben, waarvan de eene
dadelijk gevoeld wordt en de andere zich eerst later zal voordoen. Ik lees
namelijk: „dat behalve dit geldelijk bezwaar het terrein of de tuin in het
gasthuis zeer zou worden misvormd in de vierkante gedaantedie het bezit
en de bewoners worden verstoken van het genot der daarop geplaatste vrucht-
boomen, terwijl op het aan te trekken gedeelte een put ligt, voor de
bewoners onmisbaar." Als die put nu voor de bewoners onmisbaar is, moet
er een middel gevonden worden om hen van water te voorzien. In de tweede
plaats lees^ ik in liet rapport der Commissie van Fabricage: „dat, bij een
aanstaand in gebruik komen der lokalenvoor de hoogleeraren in de anato
mie bestemd, het gemis van dat gedeelte zeer ten nadeele zou strekken van
eene andere nuttige bestemmingdie aan dat terrein zou kunnen worden
gegeven." Dat „zou kunnen worden gegeven" ligt nog in de toekomst.
Ik weet niet wat daarmede eigenlijk bedoeld wordt. Ik heb mij zelf over
tuigd dat door het innemen van die zeven meters de tuin in het Gasthuis
er niet fraaier op worden zalmaar of dit schade of nadeel zal aanbrengen
in de plannen, die men in de toekomst met dat terrein schijnt te hebben,
is mij niet helder, en zoude ik gaarne eenige inlichting hieromtrent be
komen.
De heer Stoffels. Wat het gevreesde gemis aan water voor de bewo
ners betreft, in die behoefte zal door de Commissie van Fabricage op de
eene of andere wijze worden voorzien door het maken van een put en pomp
naar het bestaande plan. Er zal gezorgd worden dat de bewoners van het
hofje het genot van het water behouden, waardoor beide partijen tevreden
zullen zijn gesteld. Wat nu de lokalen betreft, die in gebruik zijn voor
clinisch onderwijs, dat onderwijs zal worden overgebracht naar het Zieken
huis, zoodat er door het innemen van dat gedeelte van den grond geen de
minste hinder wordt toegebracht. Ik heb bij de Commissie van Fabricage
ook gestemd om op het verzoek afwijzend te beschikkenmaar na den heer
de Fremery te hebben gehoord, moet ik zeggen, dat ik de door hem aan
gevoerde gronden overwegend genoeg acht om thans mij voor de inwilliging
van het verzoek te verklaren. En als mijne medeleden in de Commissie
alsnog konden besluiten om mede daarvoor te stemmenzou mij dat aan
genaam zijn. Ik zou gaarne zien, dat aan het verlangen der Commissie
voor de bewaarscholen wierd voldaan.
45