antwoord op geven, docli zal altijd gaarne opvolgen wat de Raad in liet belang acht van onze gemeente. De heer Hartevelt. Ook van mijne zijde moet ik opkomen tegen de beweringen van den vorigen spreker. Altijd worden de rapporten der Com missie van Fabricage bij de voorstellen gevoegd en zullen het exceptiën zijn wanneer die ontbreken. Toen ik de portefeuille ontving, als lid van de Com missie van Financiën, heeft het mij wel verwonderd er geen rapport van de Commissie van Fabricage bij te vinden maar misschien was die in deze niet gehoord. Nu van de zijde van Burg. en VVeth. verklaard is dat dit eenc vergissing was, stel ik voor de zaak aan te houden en eerst inzage te nemen van het rapport der Commissie van Fabricage, hetgeen misschien op het gevoelen van de Commissie van Financiën kan influenceeren die nu blootelijk de cijfers heeft beoordeeld. De Voorzitter. De vorige spreker is mij voor geweest; ik had het voornemen voor te stellen de behandeling van deze zaak uit te stellenten einde de leden alsnog de gelegenheid zouden hebben het rapport der Com missie van Fabricage te lezen. Dat voorstel breng ik thans in omvraag. Dit voorstel wordt aangenomen met 16 tegen 2 stemmen. Tegen: de heeren Lezwijn en Goudsmit. IX. Voordracht tot oprichting van een tapgebouw ten behoeve van het in een gedeelte der gemeente toegepast Licrnurstelsel. (Zie Handd. 35, n°. 145.) Dat voorstel wordt zonder beraadslaging aangenomen met 17 stemmen tegen 1, die van den heer du Rieu. X. Twee staten van af- en overschrijving op de gemeentebegrooting dienst 1872. (Zie Handd. 35, n". 146 en 147.) Deze worden zonder beraadslaging met algemcene stemmen aangenomen. XI. Voordracht betrekkelijk de aanstelling van eenen leeraar in de staats-wetenschappen enz. aan de hoogere burgerschool. (Zie Handd. 35, n°. 148.) Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. XII. Rekening van ontvangst en uitgaaf'dqr gemeente, over 1871. (Zie Handd. 34, n°. 143.) De heer Cock. Ik heb volstrekt geen aanmerking tegen deze of de volgende rekeningendie ik alle zal goedkeurenmaar ik heb alleen het woord gevraagd om mijn leedwezen te betuigen, dat do weg niet is ge volgd die in de laatste jaren werd betreden. Een der leden van de Commissie van Financiën, ons geacht medelid de heer Buys, is sedert eenigen tijd afwezig en zal waarschijnlijk nog eenigen tijd afwezig blijven. Het is er verre af, dat ik dien heer dezen korten en zoo welverdienden rusttijd zou misgunnen, maar in vroegeren tijd was het de gewoonte, dat als een lid van de Commissie van Financiën gedurende geruimen tijd af wezig was, dan tijdelijk een ander lid werd benoemd. Ik had gaarne ge- wenscht dat men zich aan die goede gewoonte had gehouden. Wat is toch nu het gevolg geweest van eene tegenovergestelde handelwijze? Ik laat nogloopen, dat de zoo gewichtige en waarlijk tijdroovende arbeid van het onderzoek der gemeente rekening met bare talrijke bijlagen slechts door twee leden is verricht. Dat is nu niet anders en gedane zaken hebben geen keerbovendien waren die leden ten minste nog met hun tweeën. Maar ik vestig uwe aandacht op de rekening van het II. G. of arme wees- en kinderhuis. De heer Hartevelt is zelf regent van dat gesticht. Hij is alzoo rendant. Hij kon zijne rekening toch zelf moeijelijk onderzoeken. En die rekening is alzoo slechts door één lid onderzocht. Wel is waar, de heer Hartevelt heeft het rapport ook onderteekendmaar ik ben er zeker van, dat de heer Hartevelt dit niet dan met tegenziu heeft gedaan en dat het slechts daarom geschied is, omdat anders maar één lid het rapport zou onderteekend hebbenhetgeen men zelf gevoélde dat niet behoorlijk was. Ik heb alzoo geen bedenking tegen de rekeningen maar ik verzoek alleen, dat in het vervolg op de door mij gemaakte bedenking zal wor den gelet. De Voorzitter. Het is mij niet bekenddat het in vorige jaren een vaste regel wasbij tijdelijke afwezigheid van een lid der Commissie van Financiën, zijne plaats dadelijk door een ander te vervullen; alleen bij langdurige afwezigheid had eene tijdelijke aanvulling van de commissie plaats. De heer Hartevelt. Ik acht mij verplicht mede te deelendat de heer Buys voor zijn vertrek er wel degelijk aan gedacht heeft of hetnoodig ware, dat er gedurende zijne afwezigheid tijdelijk in het lidmaatschap der Commissie van Financiën werd voorzien. Ik heb echter verklaard dat ik dit minder noodzakelijk achtte, omdat de heide overige leden de stad niet verlieten, en de rekening over 1871 met zorg zouden nazien. Ik dacht toen niet aan de rekening van het H. G. of arme wees- en kinder huis. De heer Cock heelt gelijk, het ware beter geweest iemand tijdelijk in de plaats van den heer Buys te benoemen. De heer Cock. Ik herinner mij zeer goeddat bij verschillende vorige gelegenheden de Commissie van Financiën werd aangevuld, omdat men van oordeel was, dat slechts twee leden onvoldoende waren, vooral wan neer deze soms rendanten zijn, zooals dit nu met den heer Hartevelt het geval is. Zoo herinner ik mij zeer goed dat in der tijd, toen de heeren Krantz en du Rieu leden der Commissie van Financiën waren die com missie telkens met een tijdelijk lid werd aangevuld, wanneer of de rekening der Kamer van Koophandel moest onderzocht wordenwaarvan de heer Krantz lid was, of die van de gasfabiiek, waarvan de commissie den heer du Rieu onder hare leden telde. De heer Goudsmit. Ik zou het denkbeelddoor den heer Cock ontwik kelt, zeer goed vinden, maar ik zou wenschen dat deze zaak voor het vervolg voor goed werd uitgemaakt, en dat dus de heer Cock eene verordening zou voorstellen in den geest als door hem wordt verlangd. 1872. De heer Cock. Ik moet den lnatsten spreker antwoordendat hij zelf lid en zelfs voorzitter is der Commissie voor de huishoudelijke verorde ningen waarvan ook ik de eer heb lid te zijn. Daar wij het in deze zaak eens zijn zoo zullen wij ons wel verstaan om eene wijziging of aan vulling in onzen geest aan den Raad voor te stellen. Hierop wordt de gemesnterekening over 1871 met algemeene stemmen aangenomen. Burgemeester en Wethouders onthouden zich van medestemmen. XIII. Rekeningen over 1871, van: De vereenigde Gast- en Leprooshuizen. De Gemeente-apotheek. (Zie Handd. 35, n°. 149.) Deze worden met algemeene stemmen aangenomen. De heeren Bijleveld Eigeraan en Stoffels waren daarbij niet tegenwoordig. c. Het 11. G. of arme wees- en kinderhuis. (Zie Handd. 35, n". 150.) Wordt met algemeene stemmen aangenomen. De heer Hartevelt was hierbij niet tegenwoordig. d. Vrouwen-Kraammoeders. (Zie Handd. 35, n". 151.) De heer Stoffels. Ik heb op deze rekeningop zich zelve beschouwd geen aanmerkingen, maar het is mij daaruit gebleken, dat bet kapitaal dezer inrichting steeds wordt vergroot. Nu zou ik wenschen, dat men de Vrouwen-kraammoeders uitnoodigde om de gelden, ter barer beschikking staande, meer te gebruiken voor het bestemde doel en niet tot aankoop van kapitaal. Ik stel voor dien wenk nan de Kraammoeders te gevenomdat ik wel eens klachten heb vernomen, dat er te weinig op het doel der inrich ting wordt gelet. De heer vak Heukelom. Ik kan mij met het denkbeeld van den vorigen spreker niet vereenigen. Ik geloof met hem dat die fondsen be stemd zijn voor het ondersteunen van behoeftigenmaar het voorzien in die behoeften door Kraammoeders is en blijft eene bedeeling. En nu geloof ik dat het eer in onze roeping ligt te trachten naar het inkrimpen van bedeelingcn, dan door het geven van zoodauigen wenk aanleiding te geven tot het uitbreiden van deze soort van bedeeling. De heer Stoffels. Zooals ik zeide, was het mijne bedoeling slechts een wenk te geven. Het oogmerk van deze inrichting kan niet zijn om het kapitaal te vergrootenmaar wel om aan behoeftige kraamvrouwen tegemoet te komen. Ik wil dus volstrekt geen uitbreiding van bedeelingenmaar ik verlang, dat wanneer er behoefte bestaat, daaraan ook tegemoet gekomen worde. De heer Goudsmit. fk doe opmerken dat het gesticht, waarover wij nu handelen, niet onder ons beheer staat. Het is voor ons alleen de vraag ol het geldelijk bestuur van zaken zoodanig is, dat het beantwoordt aan het doel en de bestemming van het gesticht. Wij hebben niet te onderzoeken of het bestuur voor of tegen de vruchtbaarheid gestemd is. Laten, wij de zorg voor de kraamvrouwen aan zijne verantwoordelijkheid overen wij ons bepalen tot de vraag, of de uitgetrokken sommen tot het bepaalde doei besteed zijn geworden. In omvraag gebracht wordt het voorstel van den heer Stoffels verworpen met 14 tegen 4 stemmen. Voor: de heeren Stoffels, Krantz, Le Foole en de Voorzitter. Daarna wordt de rekening met algemeene stemmen goedgekeurd. Hiermede zijn de onderwerpen, aan de orde van den dag gesteld, afge- loopcu. De heer Cock. Alvorens deze vergadering worde geslotenacht ik mij verplicht de aandacht van liet Dagelijksch Bestuur op een, naar het mij toeschijnt, gewichtig onderwerp le vestigen. Dezer dagen is in het licht verschenen een belangrijk werk, waarvan verleden week een present-exemplaar aan het Bestuur dezer gemeente door het Hoogheemraadschap van Rijnland is toegezonden. Ik bedoel eeu rapport, door de ingenieurs Conrad, lleu- vens, Stieltjes en Maas Geesteranus opgemaakt, over de middelen die zouden kunnen worden aangewend om eene verbetering te brengen in den stand van het boezemwater van Rijnland. Het spreekt van zelf dat dit allerbe langrijkst stuk, uitsluitend aan waterschaps-belangen gewijd, daarover ook uitsluitend bandelt, en in zooverre zou men kunnen vragen, welk belang de stad Leiden daarbij heeft. Intusschen wordt in dat rapport een plan beschreven, waarvan de hoofdpunten voor Leiden misschien niet onverschillig zijn. De hoofdtrekken van dat plan komen ongeveer hier op neer: het bouwen van eene tweede geheel nieuwe zeesluis te Katwijk met daarbij be- hoorend krachtig stoomgemaal, het bouwen in verband daarmede van eene tweede binnensluis, en eindelijk het graven van een nieuw breed alvoer-kanaal om die tweede zeesluis in verbinding te brengen met het bestaande afvoer kanaal van Rijnland. Het plan is in breede trekken geschetst en zal nader uitgewerkt moeten worden. Of het in uitvoering zal gebracht worden weet ik niet, dit is tot nog toe geheel onzeker; daarover zal de Vereenigde Vergadering van Rijnland beslissen. Of het eindelijk in den nu geprojec- teerden vorm dan wel in een anderen vorm zal uitgevoerd worden en op welk tijdstip dat zal geschieden, zoo het geschiedt, is even onzeker. In zooverre ben ik misschien voorbarig. Doch al ware dit ook zoo, het komt mij toch voor, dat de belangen van onze stad in deze zaak allicht nauw betrokken konden zijn. Ik verklaar gaarne niet genoegzaam deskundige te zijn om daarover op liet oogenblik te oordeelen. Welke belangen hier in aanmerking kunnen komen zal men nader moeten onderzoeken. Als van zelfs komen mij daarbij in de eerste plaats voor den geest de belangen van eene waterverversching van Leidens grachten. Maar ook de belangen van handel en scheepvaart kunnen in deze zaak betrokken zijn. Ik herinner mij jaren geledenlang voor dat ik de eer had lid van dezen Raad of hoog heemraad van Rijnland te zijn, te hebben hooren spreken van het plan om Leiden met de Noordzee te verbinden, ja zelfs tot eene zeehaven te maken. 42

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 5