eerstdaags aan uw oordeel zal worden onderworpen, waarbij het geldt het
bouwen van een reeks van woningen aan het Plantsoen bij de Hoogewoerds-
poortdoor demping van de Binnenvestgracht. Mocht dit voorstel worden
aangenomendan zal door het bouwen van 40 grootere en kleinere woningen
op een veel ruimer schaal in de behoeften worden voorzien dan door die
enkele huizen op het terrein buiten de voormalige Witte-poort. Wil adres
sant daar bouwen, dan is er gelegenheid aan de overzijde, zooals reeds is aan
gemerkt in het rapport der Commissie van Fabricage. De gemeente Leiden
zal dan wel de belastingen daarvan missendoch het welvaren zal evenzeer
bevorderd worden. Ook ik zal gaarne zien dat vele familiën zich hier
komen vestigen en gebruik maken van onze uitmuntende scholenmaar
om voor enkelen bet schoonste gedeelte onzer wandelingen af te staan
hiertegen moet ik mij verzetten.
De heer Goüdsmit. Men heeft in den loop van deze discussietot be
strijding van het gedane verzoek, o. n. gezegd, dat de eigendom van de
stad niet aan anderen moest worden overgegeven. Naar het mij toeschijnt
heeft de spreker zich niet geheel juist uitgedrukt. De stad heeft eigendom
men bestemd voor het gebruik en ten nutte der ingezetenenen wil nu het
gebruik afstaan aan hen die wenschen ingezetenen te worden. Voorts heeft
men gezegd datzoo het verzoek werd toegestaan het schoone gezicht zou
worden benomen. Maar moet nu, omdat enkelen mooier wenschen te zien,
aan anderen geweigerd worden afstand van terreinten einde zich te kunnen
vestigen of wel om het fraaie gezicht aan sommigen te latenzou men
anderen de gelegenheid ontnemen goede woningen te bouwen? Het komt
mij inderdaad ongerijmd voor. Men heeft ook gezegd, dat er wel eene
andere plaats is aan te wijzen waar woningen kunnen opgericht worden; maar
het is de vraag of die plaats gezocht is; of men daar wonen wil en of zij
geschikt is tot bebouwen. Dit is zeker, flat het publiek op de gevraagde
plaats liever woont dan elders. Let men nu op hetgeen zoowel van de zijde
van het rijkals van de zijde der gemeenten overal geschiedt om het bouwen
aan te moedigen, dan merkt men op, dat men allerwege en door allerlei
geoorloofde middelen dit doel bevordert. En wij zouden hierwaar zoo
groote behoefte aan woningen bestaat, juist het tegendeel doen en op deze
wijze in de band werken, dat men, in plaats van zich hier te vestigen,
elders een goed heenkomen zocht. Ik zou dan ook de allerlaatste zijn om
dergelijke verzoeken tot aanbouwendie in het belang van de gemeente
worden gedaante weigerenen het als eene groote dwaling van dezen
Raad beschouweneen verzoek af te slaan tot den aanbouw van vier wo
ningen alleen omdat wellicht een enkel persoon daardoor een minder schoon
uitzicht zou verkrijgen.
De heer Stoffels. Door den Burgemeester is opgemerkt, dat aan de over
zijde ook gelegenheid is tot bouwen. Maar wanneer aan ons gevraagd
wordt om alhier op een bepaald punt te bouwen, kunnen wij toch kwalijk
aan de belanghebbenden zeggengaat naar Zoeterwoude. En wat andere
plaatsen betreft, die zijn er op het oogenblik niet. Als de Ruïne vrij
was om daarop te kunnen bouwendan ware het iets anders. Maar dat is
nog het geval niet. Ik geloof wel dat dit vroeg of laat zal geschieden
maar daar kunnen wij ons thans niet op baseeren.
De heer Krantz. Het komt mij voor dat het hier grootendeels eene
quaestie van smaak geldt. Mijn gevoelen is geheel weergegeven door de
minderheid in het rapport der Commissie van Fabricage. In de bestaande
behoefte aan woningen zal toch door den gevraagden aanbouw niet worden
voorzien, en ik acht het wenschelijk het voorbeeld van andere gemeenten
te volgen en buiten den bestaanden kring te bouwen. In vroegere jaren was
men aan vesting-bepalingen gebonden en zelfs verplicht de pleinen der ker
ken te bebouwenwat nu niet het geval is. Er is nog voldoend en doel
matig terrein aanwezigen ik zal om die reden tegen het verzoek stemmen
ofschoon ik het voornemen tot aanbouw zeer toejuich.
De heer van Heukëlom. Ik vraag alleen het woord om de gronden
op te geven waarop ik tegen het voorstel zal stemmen. Die gronden zijn
noch die van de meerderheid der ééne commissie noch die van de min
derheid der anderemaar ik ben er tegen omdat men zoo stelselloos te
werk gaat met het toewijzen van grond om op te bouwen. Ik vind het
verkeerd dat men dan een plekje hier, dan een hoekje daar met huisjes
bezet. Is 'er behoefte aan woningen en ik wil aannemen zulks het
geval te zijn en wenscht men daarin te voorzien welnu dan ontwerpe
men een behoorlijk bouwplan en kieze daartoe een geschikt terrein. Dat
terrein is als van zelf aangewezenhet is de Ruïnedat plein was weleer
met huizen bezet en moet weder daarmede gevuld wordenen wien huizen
bouwen wil worde daar grond aangewezen. Nu wil men, hij dit voorstel,
hier vier huisjes op dat plekje bouwen: morgen zal men er misschien
eenigen in een ander hoekje stoppen. Tegen zulk stelselloos bouwen moet
ik mij verklaren. Ware ik niet zoo bepaald tegen de hoofdzaak gestemd,
ik zou tegen de details nog onderscheidene aanmerkingen te maken hebben
doch behoef die thans niet uitéén te zetten.
De heer Goüdsmit. Ik betreur het zeer dat de heer van Heukelom in
deze zaak niet aan mijne zijde staat, en ik kan niet nalaten te doen op
merken dat hij eigenlijk zijn doel voorbij streeft; zijne redeneering komt
eigenlijk hierop neer: omdat de stad nog geen vast plan of beginsel voor
bouwen heeft vastgesteldwil men aan particulieren geen grond afstaan. Ik
moet bekennen, dat ik die logica niet begrijp. Als de stad grond vroeg
om te bouwen, en zij had geen plan, dan zou ik dit motief kunnen be
grijpen maar nu zou men de particulieren straffenomdat de gemeente
beginselloos schijnt te handelen! Dit gaat toch niet op.
De heer Krantz. Ik moet toch doen opmerkendat in den Haag op
dezelfde wijze gehandeld isen dat de gemeente het Willemspark heeft over
genomen van de erven van Willem II, zonder dat de gemeente zelve heeft
laten bouwenmaar zij heeft de verschillende gronden afgestaan om naar
een vast plan villa's te laten bouwen.
De heer PIartevelt. Ik was van plan mij eenvoudig te bepalen tot
het rapport der Commissie van Financiën. Maar de gevoerde discussie n
nopen mij te zeggen, dat ik niet begrijp, waarom men tegen het verzoek
is, terwijl er dan toch zulk een gebrek aan woningen bestaat, als wij
allen overtuigd zijn, dat zich dat gebrek voordoet en men weet, dat zich
hier vele familiën willen vestigen om in de gelegenheid te zijn hunne kin
deren van het onderwijs te laten proflteeren. Indien de roep van het de
gelijk onderwijs, dat in Leiden op de scholen gegeven wordt, in Indië is
doorgedrongenen indien het waar iszoo als mij i3 verhaald dat aan
booid van het stoomschip Conrad, uit Indië komende, door eenige passa
giers het plan is gemaakt om alhier huizen te bouwenindien daartoe
terrein kan worden verkregen, dan vooral is het wenschelijk, zulk een
plan in de hand te werken niet alleenmaar ieder aanzoek tot bouwen
zoo veel mogelijk te bevorderen. Er is nu toevallig een pleintje, dat men
mooi vindt. Ik vind het ook mooimaar niet zóódat ik het niet beter
zoude vindenindien aldaar vier woningen kwamenwaarvan de bewoners
in de belastingen onzer gemeente zouden bijdragen. Als de stad zelve geen
goed gearrêteerd plan heeft, dat men dan niet de plannen van particulieren
tegenwerke. De Burgemeester heeft meer bepaald het oog op het dempen
van de Binnenvestgracht bij het Plantsoenom aldaar de gelegenheid tot
bouwen te openen van arbeiderswoningen en villa's; het is nu de tijd niet
om dit plan te besprekendat mij om vele redenen niet toelacht. Het is
intusschen nog zoo ver nietgebruiken wij onzen tijden stemmen wij
toch in vredesnaam de eerste aanvraag de beste niet af.
De heer Seelig. Ik wensch alleen mijne stem te motiveeren, die ik
tegen het voorstel zal uitbrengen. Er is gesproken van behoefte aan hul
zen. Die behoefte is zeker groot, maar terrein is er. De geheele Ruïne
is beschikbaar. Ik weet niet waaromals er een vast plan werd gemaakt
niet over de Ruïne zou kunnen worden beschikt. Dat is de reden waarom
ik tegen het bouwen op dat pleintje buiten de Witte-poort ben.
De Voorzitter. De Ruïne is, op zich zelve beschouwd, wel de aangewezen
plaats om te bouwendan daartoe nu reeds te besluiten is niet wenschelijk.
Meermalen is er sprake geweest van het stichten van akademiscbe gebou
wen daar ter plaatse. Nog onlangs is weder een verzoek gericht tot de
hooge regeering tot het oprichten van een zoötomisch kabinet door prof.
Selenka. Wellicht zullen deze wenschen bij het naderend eeuwfeest vervuld
worden; die tijd moet dus worden afgewacht. Maar ook dan zullen Bur
gemeester en Wethouderswanneer van geen rijks-gebouwen meer sprake is,
een plan ontwerpenwaarnaar dat terrein zou behooren te worden bebouwd.
De heer Goüdsmit. Het is inderdaad opmerkelijk dat, als wij den
wensch uitdrukken dat de Ruïne worde bebouwdwij naar andere plaatsen
worden verwezenen als men op andere plaatsen wenscht te bouwenwij
weder verwezen worden naar de Ruïne. Nu weet ik zeer goeddat aan het
bouwen op de Ruïne groote bezwaren zijn verbondenmaar wat is nu het
gevolg. Dat wij steeds in een cirkel blijven ronddraaien en dat de Ruïne
niet wordt bebouwden ook elders niet gebouwd wordt. Zoo is het ook
gegaan met de schoolgebouwen. Van de eene plaats werden wij naar de
andere geslingerd, en het gevolg was dat noch hier noch daar iets werd
verricht. Het is eene daadzaakdat er gebrek aan goede woningen alhier
bestaat. En nu zou ik het als een ongeluk beschouwenzoo weelde hier
de bovenhand behield boven werkelijke behoefte.
De heer du Ried. Ik ben tegen het voorstel, daar ik moeielijk mijne
stem kan geven aan eenen kosteloozen afstand van grond voor dit doel;
ik ben daaromtrent niet van opinie veranderd.
De Voorzitter. Ik zal thans in stemming brengen het rapport van de
Commissie van Financiënen dus het verzoek zelf.
De heer Cock. Zou het ook zaak zijn, na het bezwaar van den heer
Du Rieu, om het voorstel te splitsen?
De Voorzitter. Als het voorstel daartoe wordt ondersteund.
De heer Stoffels. Het verzoek van den heer van Lith is één. Het
strekt om te bouwen en om daartoe grond af te staanzonder betaling van
contributie of kooppenningen.
De heer Cock. Ik ben er ook niet op gesteldik geef het slechts in
bedenking.
De conclusie van het rapport der Commissie van Financiën wordt hierop
aangenomen met 10 tegen 8 stemmen.
Tegen steraden: de heeren Seelig, Lezwijn, du Rieu, van Outerenvan
Heukelom, Krantz, Dercksen en de Voorzitter.
VI. Voordracht tot jiet verleenen van een crediet van ƒ3000 aap de
raadscommissie, in zake den aanvoer en de verstrekking van duinwater.
(Zie Handd. 34, n°. 141.)
De heer Le Poole. Ik ben zeer voor deze zaak en kan mij dus wel
vereenigen met het voorstel op zich zelf, om aan de commissieaan wie de
zaak zeer is toevertrouwd, een crediet van ƒ3000 te verleenen. Minder
kan ik mij echter vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wet
houders, om die /"3000 te vinden door verkoop van kapitaal. Ik zou dien
aangaande een ander voorstel wenschen te doen, en wel om ƒ1000 te
vinden uit de loopende begrooting, speciaal uit den post betreffende de ge-
zondheidspolitie, en om de overige ƒ2000 te vinden op de begrooting voor
1873. De gronden voor mijn voorstel zijn de volgende: in de eerste plaats
dat het nemen van proevenhet inwinnen van adviezenhet maken van
reiskosten voor deskundigen geene zaken zijn om daarvoor kapitaal te verkoopen;
in de tweede plaats dat reeds twee derden van het loopende jaar nagenoeg verstre
ken zijn, en dus voor de overige vier maanden, het laatste derde gedeelte
van dit jaar, ƒ1000 of een derde van de aangevraagde som voor de com
missie wel voldoende zullen zijn. Ik zou het alzoo wenschelijk achtendat
ƒ1000 worde gevonden door af- en overschrijving uit de loopende begroo
ting en ƒ2000 uit de begrooting voor 1873.
De heer Df, Fremery. Burgemeester en Wethouders en ook de Com
missie van Financiën hebben aangeraden om op voorstel der Commissie ad hoe
de verlangde ƒ3000 beschikbaar te stellen. Wij meenen dat deze uitgave als
eene buitengewone moet beschouwd worden die alzoo ook door eene bui
tengewone ontvangst moet worden gedekt. De heer Le Poole stelt daarente
gen voor, om deze som niet als eene buitengewone uitgaaf te beschouwen,
maar 2000 op de volgende begrooting te brengen, en nu 1000 te
vinden uit de loopende begrooting, en wel uit den post uitgetrokken in
het belang van de openbare gezondheidomdat tot dus verre zich geene
ziekte heeft geopenbaard, die het beschikken over die som noodzakelijk