HABMIB&EK TAV DEB SEHEEVTERAAD TAN LEIDEB.
-
33.
Zitting van Zaterdag 20 Juli 1SS2.
geopend te drie uren
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler.
Tegenwoordig de heeren Van WensenDriessenDercksenCoekVeef-
kind, Eigeman, Le Poole, Van Hettinga Tromp, Seelig, Van Puttkammer,
Goudsmit, HarteveltLezwijn, De Premery, Stoffels en Van den Brandeler.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Woensdag
3 Juli worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
Resolutiën van de Gedep. Staten van Zuid-Holland dd. 1 en 8 Juli jl.
n°' 27 en 2/1, ten geleide van de goedgekeurde Raadsbesluiten tot onder-
handsche verpachting van tienden onder Leiderdorp tot afkoop van grond
renten door het Rijk en tot afstand van grond aan Van Driel en Engels
in gemeenschap.
Deze worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Voordrachten ter benoeming van:
een 2d"n hulponderwijzer 4de klasse, aan de jongensschool lste klasse;
een 2den hulponderwijzer 3de klasse, aan de school n°. 1 voor minver
mogenden.
2 Proces-Verbaal van de opneming der boeken en kas van den Gemeente
ontvanger.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze ter inzage van de
leden in dc leeskamer neder te leggen.
3". Adres van P. de Jong en andere bewoners der Haarlemmerstraat,
houdende klachten over handelingen in strijd met de openbare orde en ze
delijkheid, welke zouden geschieden in het huis op genoemde straatn°. 486.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit ter beschikking te ren-
voyceren aan Burgemeester en Wethouders.
4°. Adressen van a. P. Koldermano. m. om eene stoep te leggen voor
het perceel op de Hoogewoerd n°. 177; J. P. Rietbergenom eene
kalkloods te plaatsen op de Bloemmarkt.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen
van Burgemeester en Wethouders, ten fine van bericht en raad en ter be
schikking voor zooveel het laatstgenoemd adres betreft,
5°. Adressen van J. L. TeerlinkC. van den Ende en de Neveom
afschrijving van plaats, directe belasting.
6°. Missive van de Duinwater-Commissie, verzoekende o. m. een crediet
vail f 3000.
7°. Adres van de heeren Rijk en van Lithverzoekende terugbetaling
van hetgeen door hen boven de aannemingssom ter zake van den aanleg
van het Liernurstelsel is uitgegeven.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze stukken te stellen in
handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Finan
ciën ten fine van bericht en raad.
8°. Verantwoording van de inkomsten en uitgaven der gemeenteover
1871, met de door den Ontvanger aangeboden rekening, welke gedrukt is
en aan de leden wordt toegezonden.
9°. Voordracht betrekkelijk de oprichting van het schoollokaal voor de
tusschenschool.
10°. Voordracht betrekkelijk de kosten van den aanleg van het Liernur
stelsel.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen
van de Commissie van Financiënten fine van bericht en raad.
Aan de orde is:
I. Benoeming van een hulponderwijzer der 1" klasse aan de openbare
school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2® klasse, voor jongens.
(Zie Handd. 29, n°. 121.)
De heeren DercksenCock en Stoffels worden door den Voorzitter uitge-
noodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken.
Met 14 stemmen wordt benoemd G. PI. dc Bock terwijl 2 blanco-billetten
in de bus worden gevonden.
II. Verzoek van M. Spaargarenter bekoming van een gedeelte bosch-
grond en een aangrenzend gedeelte water aan de Haarlemmertrekvaart.
(Zie Handd. 31, n°. 132.)
Wordt met algemeene stemmen toegestaan.
III. Verzoek van J. Engels Jr., om een stoep te doen leggen en palen
te plaatsen voor het woonhuis op de Pieterskerkgrachtn°. 4.
(Zie Handd. 31, n°. 133.)
Wordt met algemeene stemmen toegestaan.
IV. Verzoek van L. van Raalte, om een gang onder den grond te doen
maken van zijn huis op de Breêstraat, hoek Gangetje, naar het water.
(Zie Handd. 31n°. 134.)
Wordt met algemeene stemmen toegestaan.
V. Verzoeken van Regenten van het Gereformeerd Minnehuis en van
J. C. Timmermannter bekoming van gemeentegrond tusschen de Kaarsen
makersstraat en de Binnenvestgracht.
(Zie Handd. 32, n°. 138.)
1872.
De heer Veefkind. Wanneer mijne medeleden zich met het denkbeeld
kunnen^ vereenigen, zou ik wel willen dat in beide deelen der tweeledige
conclusie van het rapport eene wijziging wierd gebracht. Vooreerst zou ik
gaarne zien dat de grond, dien het Minnehuis tot hiertoe kosteloos in gebruik
heeft gehad, kosteloos in gebruik bleef, en alleen recognitie wierd geheven
van de strook, 1 meter breed, die er nu bij komt. 't Geldt hier eene
instelling van liefdadigheid en de verandering die de toestand ondergaat
sleept voor het gesticht toch reeds vrij belangrijke kosten na zich, omdat
dientengevolge over eene lengte van circa 30 meters de afscheiding zal
moeten worden verplaatst. Ten tweede zou ik den heer Timmermann willen
ontheffen van de bezwarende conditie, waarop hem zijn deel van den ge-
vraagden grond wordt afgestaande uitdrukkelijke voorwaarde namelijk dat
op dien grond geene stoomfabrieken enz. zullen mogen worden aangelegd. Ik
kom daartegen op, omdat, zooals de bepaling nu luidt, Timmermann aan
dien grond niets zal hebben. Het plan is om er eene fabriek van stoom
werktuigen op te richteneen deel dier fabriekop eigen grond gebouwd
bestaat reeds en ofschoon er nog geene stoommachine is, zal die toch zeker
komen en de fabriek eene stoomfabriek zijn. Bouwt hij nu, zooals het
plan is, de bestaande fabriek uit op den grond die hem thans wordt afge
staan dan zal het nieuwe gedeelte één geheel uitmaken met het bestaande
en dus wel degelijk stoomfabriek zijn ook al staat er op gemeentegrond
geen enkel stoomwerktuig; hij handelt dus in strijd met de uitdrukkelijke
voorwaarde waarop hem de grond is afgestaan met andere woordenhij
heeft aan dien grond niets.
De heer Stoffels. Wat het eerste punt betreft, de ontheffing van reco
gnitie voor den grond aan het Minnehuis af te staan en waardoor de een
welde ander niet zou betalenik laat dit geheel aan de prudentie van den
Raail over. Maar iets anders is het tweede en wel het kapitaalste punt
de weglating namelijk der voorwaarde van gebruik door Timmermann.
Hieromtrent moet ik den heer Veefkind de inlichting geven dat Timmermann
mij zelf verklaard heeft dat hij bereid is den grond onder die voorwaarden
te aanvaardenen dat hij mij tevens heeft te kennen gegeven geen plan te
hebben op die plaats eene stoommachine of iets dergelijks te plaatsen.
Wanneer nu de verzoeker dat zelf verklaart en het strekt tegelijk om tege
moet te komen aan het verlangen van het Minnehuisdat ook in het belang
der verpleegden niet wenscht dat in de onmiddellijke nabijheid hinderlijke
beroepen of bedrijven zullen worden uitgeoefenddan geloof ik dat er
voor den Raad volstrekt geen bezwaar kan bestaan om de voorwaarden te
stellen in het rapport van de Commissie van Fabricage opgenomen.
De heer Veefkind. Wanneer, zooals ik daarvan den heer Stoffels hoor,
de bedoeling alleen is om Timmermann te beletten dat hij op gemeentegrond
eene stoommachine plaatst, dan vervalt natuurlijk mijn bezwaar. Ik meen
evenwel te mogen doen opmerken dat de Commissie van Fabricage in haar
rapport niet van eene stoommachine, maar van eene stoomfabriek spreekt,
waardoor, mijns inziens, de zaak eene geheel andere beteekenis krijgt. Dank
zij de verkregen toelichting weet ik nu echter wat de bedoeling is en maak
ik hoegenaamd geen bezwaar meer om, al zie ik er de noodzakelijkheid niet
van inin het behoud der voorwaarde te berusten.
De heer Stoffels. Er staat in het rapportonder voorwaarde dat op
dien grond geene hinderlijke beroepen, bedrijven of werktuigen mogen
worden aangelegdenz.
De heer Goudsmit. Ik beb eene opmerking van anderen aard. Is dc
belemmerende voorwaarde wel eens noodig? Wanneer Timmermann, die
nu zegt de voorwaarde aan te nemen later er toe mocht komen om eene
stoommachine te plaatsen dan moet hij zich toch tot de Gedeputeerde Staten
wenden om daartoe vergunning te vragendan moet er een onderzoek en
verhoor der geburen plaats hebben en dan acht ik dit doelmatiger dan
de bezwarende voorwaarde nu op te nemen.
De heer Cock. Ik heb eene opmerkingdie intusschen van geheel
anderen aard is dan die der vorige sprekers. Aanleiding daartoe vind ik
in de gedachtenwisseling, die eenigen tijd geleden in deze vergadering plaats
had tusschen den heer Dercksen en den heer Goudsmit. De heer Dercksen
wenschte den aard der rechtendie bij aanvragen als deze worden wegge
geven, meer duidelijk gepreciseerd te zien. De heer Goudsmit antwoordde
dat het hier in Leiden gebruik is de vergunningen, waarvan sprake is,
precario tot wederopzegging toe te verleenenzoodat aldus geen zakelijk
recht, hoe ook genaamd, geboren wordt. Ik heb dat met veel genoegen
vernomen en volkomen beaamdomdat ik dat de veiligste wijze van han
delen vindwaardoor de stad zich zoo min mogelijk in hare vrijheid van
handelen bindt. Ik vrees echter, dat bij de onderhavige voordracht het toen
besprokene niet genoegzaam in bet oog is gehouden. Wat den eersten
requestrant betreft, het bestuur van het Minnehuis, wordt ons voorgestefd
hem den gevraagden grond in «gebruik af te staan." Dat zal dus zijn
precario en is in mijne oogen volkomen goed. Wat den' tweeden reques
trant betreftden heer Timmermannstelt men ons iets anders voor. Men
stelt ons voor hem als «opstalhouder" der aangevraagde perceelen grond
te erkennen. Dat schijnt mij niet hetzelfde te zijn als aan den eersten
requestrant zal toegestaan worden. Opstalhouder toch, al moge dat woord,
zoo ver ik mij herinner, in het burgerlijk wetboek onbekend zijn, zal wel
moeten beteekenen hij die het zakelijk recht van opstal heeft. Ik vrees dus
dat wij hier een zakelijk recht zullen doen geboren worden of continueeren
en dat wil ik niet. Ik word in deze mijne vrees bevestigd door den con
siderans van deze voordracht, waarin ik lees dat de voorgangers van den
heer Timmermann op het kadaster bekend stonden als opstalhouders. Ik
zou toch niet weten hoe die personen op het kadaster bekend waren indien
hun recht niet vooraf in de openbare registers bij den hypotheekbewaarder
was overgeschreven waaruit allicht het vermoeden zoude kunnen geput wor-
38