Groningen ##2.12# Maastricht ##3.11» winsten gemaakt waren als door deze fabriek. Ik heb te goeder trouw mijne opgaven gedaanben niet afgegaan op de voor mij onzichtbare ba lans maar op hetgeen in eene vergadering van gasverbruikers is verhan deld, die een goedkooperen prijs wilden; eene vergadering waarin zich mannen als Kruseman en Beets bevondenaan wier geloofwaardigheid ik althans niet zou durven twijfelen. Welke belasting, heeft men gevraagd, zoudt gij dan willen hebben opge legd om in de voorgestelde winstderving te voorzien? Ik heb die vraag niet opzettelijk in de toelichting van mijn voorstel ter sprake willen bren gen, maar wel subsidiair te kennen gegeven, dat het nog zoo heel zeker niet was dat verhooging van den hoofdelijken omslag een direct gevolg zou moeten zijn van de aanneming mijns voorstels. Ik heb er echter bijgevoegd dat ik die verhooging billijk achtte, als daardoor de prijs van het gas kon worden verlaagd. Wat den heer Cock betreft, kan ik zeer kort zijn. Hij heeft enkel zijne stem willen motiveeren en als ik mij niet vergis, heeft hij inderdaad meer bestreden het voorstel van Commissarissen der gasfabriek en van de Commissie van Financiëndan wel over mijn voorstel nader licht willen verspreiden. Ik wensch daarom de vergadering niet langer op te houden en zal den verderen loop der discussie afwachten. De heer Goudsmit. Ik wensch slechts een enkel woord in het midden te brengen om te kennen te gevendat de heer Cock geheel mijn denk beeld heeft uitgedrukt. Indien de vraag geopperd wierdof het op den weg ligt van eene gemeenteeene industriëele ondernemingals eene gas fabriek iste exploiterenik zou op economische gronden antwoordendat is noch de taak noch de roeping eener gemeente. Maar zij heeft eenmaal eene dergelijke fabriek opgericht, zij heeft zich eenmaal op het standpunt van een industrieel geplaatst; nu heeft zij ook het recht om, even als de particuliere ondernemer, daarvan winst te trekken. Het eenige wat zij niet doen mag is, dat zij misbruik makende van haar publiekrechtelijk karakter, door het vestigen van een monopoliede gasverbruikers merkelijk meer laat betalen dan in billijkheid kan gevorderd worden. De eenige vraag is alzoo zijn de prijzen van het gas alhier normaal of abnormaal? En nu blijkt niet, bij vergelijking met andere gemeenten, dat de prijs hier buitensporig is. Er wordt derhalve geen onrecht gepleegd, door de verkregene winst ten behoeve der burgerij aan te wenden; te minder, daar het gas, door iets anders te vervangenin zekeren mate een voorwerp van weelde is. Ik herhaalde gemeente moet geen handel drijven moet geene industrie uitoefenen. Maar doet zij hetdan is het haar geoorloofdeven als aan ieder particulier industrieel, eene redelijke winst door hare onderneming te verwerven. Ja, zegt men, het ware beter, dan de gasverbruikers te bezwa ren andere belastingen te heftenmaar ik zeg met den heer Hartevelt het is gemakkelijker te zeggen: men kan andere belastingen heffen, dan daartoe over te gaan. Het heeft reeds zulk bezwaar om de bestaande be lasting te heffenbij eene betrekkelijk kleine belastingbetalende bevolking terwijl inderdaad niet kan gezegd worden, dat de prijs van het gas alhier zoo drukkend is. Ik althans maak van dat gas gebruik en een niet al te spaarzaam gebruik, en toch kan ik niet klagen dat de prijs zoozeer drukkend is. Ik zal dus tegen het voorstel stemmen. Mochten de omstan digheden veranderen, is de tijd daar, dat wij zonder bezwaar voor onze gemeente-financiën tot eene vermindering van den prijs kunnen overgaan ik zal er gaarne toe medewerken. Maar die tijd is nog niet geboren en dan zeg ik: in dubiis abstine. De heer De Fremery. Ik wensch, na de opmerking die gemaakt is, de verzekering te geven dat onder mijne opgave de meest belangrijke gemeen ten zijn begrepen; ter betere beoordeeling, ook van het publiek dat hier niet aanwezig is, zij het mij vergund ze allen op te noemen. In Breda is de prijs f 3.40 per 1000 vt. Dordrecht 3.40 Leeuwarden 2.80 Vlissingen 3.40 Arnhem n 3.40 Delft 3.40 Deventer. #2.83 Nijmegen 4. Amsterdam 3. Utrecht 2. Botterdam3. 's Hage 5. 's Bosch#4.50 Haarlem 2.55 Grave ...ut 5.12 Gouda 4.25 Middelburg4.25 Van deze 19 gemeenten, is gelijk ik reeds gezegd heb, de gemiddeldegas- prijs ƒ3.45; het verschil is dus gering en waarlijk niet belangrijk. De heer Buys. Ik acht mij verplicht, eer het tot eene stemming komt, het laatste deel van het rapport der Commissie van Financiën nog met een enkel woord toe te lichten. Op de hoofdzaak kom ik niet terug. Alleen moet ik te dien aanzien een misverstand wegnemen. De heer Dercksen meent, dat de Commissie van Financiën zijn voorstel op het oog heeft, waar zij spreekt van voorstellen tot verlaging der gasprijzenwelke onver wacht gedaan en zonder ernstig onderzoek aangenomende geldmiddelen der gemeente in verwarring zouden kunnen brengen. Waar heeft de Cora missie geschreven dat zij juist dat voorstel op het oog heeft? Mij dunkt, het is duidelijk genoeg, dat zij het niet bedoeld heeft, want bij de be handeling van het tegenwoordig voorstel is zeker van geen overijling sprake. Toch had de Commissie het oog op eene handeling van den heer Dercksen maar op die, welke bij de jongste begrootingsdiscussiën voorkwam, toen hij voorstelde de geheele winst van de gasfabriek prijs te geven. Indien dat voorstel niet staande de vergadering werd aangenomen, dan is het zeker zijne schuld niet geweest. En wat nu bet derde punt betreft, aan het slot van het rapport der Commissie van Financiën aangegeven, de heer Cock heeft daaraan te veel eer bewezendoor het te bespreken als het bijzondere stelsel van onze commissie in zake van de gasfabriek. Van zulk een eigen stelsel kan hier geen sprake zijn. Men lette slechts op de redactie van het voorstel, welke zoo voorzichtig mogelijk gesteld is. Men vergt van den Baad geenerlei beslissing, maar enkel dit, dat hij Burgemeester en Wethouders uitnoodige bij gelegenheid hunne denkbeelden te ontwikkelen over de vraag of het mogelijk zijn zoude een plan te verwezenlijken als de commissie in een paar woorden omschreef. En dat er werkelijk termen bestaan om zulk een plan in overweging te nemen, kan, dunkt mij, niet ge loochend worden. Wat toch is het geval? In zake van de gasfabriek heeft men tweeërlei gevaren te duchten. Het eene is, dat eene plotselinge ver laging van de gasprijzen de gemeente-financiën in verwarring brenge; het andere dat men meer en meer gaat steunen op de winsten van de gasfabriek en die gemakkelijke winsten meer en meer verkieze boven de minder ge makkelijke verhooging van den hoofdelijken omslag. Iets dergelijks kan nu echter niet goed zijn. Erkent men, met de commissie, dat het bestaande een gebrekkig stelsel isdan moet men dat gebrekkige zeker niet verder ontwikkelen, maar het binnen nauwe grenzen insluiten. Blijkt het dus, dat de gemeente aan f 40,000 winst uit de gasfabriek genoeg heeft om hare uitgaven te dekken, dan moet zij, als die winst tot f 50,000 klimt, tot prijsverlaging overgaan en dus het steunen op de winsten van de fabriek niet sterker maken dan het nu reeds is. Intusschen de commissie wil niet anders, dan het plan onder de aandacht brengen van Burgemeester en Wet houders, opdat deze kunnen onderzoeken of er mogelijkheid zou bestaan daaromtrent bepaalde voorstellen aan de vergadering te doen. De heer Bijleveld. In deze discussiemijnheer de Voorzitter, en ook in de op het voorstel van den heer Dercksen uitgebrachte rapporten is, naar mijne bescheiden meening, te weinig op den voorgrond gesteld de vraagvan wel ken aard is de eigendom van de. gasfabriek In de memorie van toelichting tot het voorstel en in de rapporten verklaart men de vraag in het midden te zullen laten, terwijl de voorsteller zoo ver gaat om het onderzoek van dit punt te noemen #een juridieke haarkloverij." In de discussiën heeft de heer Eigeman de quaestie gereleveerd en als zijn oordeel te kennen gege ven, dat de eigendom was #publiekrechtelijk." Is die beschouwing juist, dan zal men, geloof ik, om consequent te zijn, moeten stemmen voor het voorstel van den heer Dercksenomdat alsdanop grond van de bepaling van art. 238 jto art. 254 Gemeentewet, voor het gas niet meer mag wor den in rekening gebracht, dan noodig is tot het in stand- en gaande hou den van de fabriek. De prijs van het gas is dan #plaatselijke belasting." Is daarentegen de eigendom van privaten aard, zoo is natuurlijk de toestand een geheel andere, dan valt de fabriek niet onder de openbare inrichtingen bedoeld in art. 238 Gemeentewet en is daarop art. 254 niet van toepassing. Naar het oordeel van den heer Dercksen moge het onderzoek naar den aard van den eigendom zijn «een juridieke haarkloverij," m. i. is het een cardinaal punt. Met vele anderen acht ik den eigendom van privaten aard. Niet krachtens #regeeringsplicht" en «regeeringsreebt" handelde de gemeente toen zij de gasfabriek oprichtte en exploiteerde; zij handelde blóotelijk ter behar tiging van een huishoudelijk en individueel belang, zij handelde geheel als privaat persoon. Tegen haar kan dan ook elk particulier als concurrent optreden. Is nu de eigendom werkelijk van privaten aard, heeft de gemeente dien, zooals elk particulier dien hebben kandan vind ik er niets onrechtvaardigs] niets onbillijks in, dat zij daarvan de gewone voordeelen plukt, dat zij' den normalen prijs voor hare waar in rekening brengt, gelijk elk fabrikant dat doet, en evenals elk fabrikant het fabrikaat tegen den kostenden prijs aan zich zeiven levert. Dat de normale prijs door de gemeente wordt in rekening gebracht, is m. i. in de stukken en in de discussiën voldoende geconstateerd. Het trok mijne aandacht, dat de voorsteller, die verklaart de zooeven besproken vraag niet te willen onderzoeken en die dan ook onbeantwoord laat, in zijne memorie van toelichting herhaaldelijk, als hij spreekt van den prijs van het gas, daaraan den naam geeft van «belasting." Dat woord kan, geloof ik, alleen dan worden gebruikt, wanneer men aan neemt, dat de eigendom is «publiekrechtelijk." De geachte voorsteller zegt in de memorie van toelichting het volgende: «En dan vraag ik of een toestand mag blijven voortduren, waarbij een groot deel der"plaatselijke belasting, voor zoover zij «direct" door de gemeente, in welken vorm dan ook, geheven wordt, betaald wordt door de gasverbruikers, en wel door die verbruikers, «als zoodanig," hetgeen dus niet belet, dat zij in de andere helft evenveel betalen als zij zouden doen indien zij petroleum of iets der gelijks brandden?" Ik merkte reeds op, dat de voorsteller van het standpunt, waarop hij zich heeft geplaatst, het betalen van den prijs voor van de gemeente ont vangen gas niet mag noemen: het opbrengen van «belasting." Verder vind ik in den door bem bedoelden toestand niets onbillijks. In de ge meente wordt geheven eene directe belasting tot het bedrag, dat telken jare noodig blijkt. Het spreekt wel van zelvedat waar bijzondere inkomsten voortvloeiende uit privaat-eigendom of uit andere bronnen, de kas der ge meente stijvenhet bedrag van hetgeen nog moet worden opgebracht om de uitgaven te dekken, minder zal zijn, dan waar die bijzondere inkomsten niet in de kas komen. Het bedrag dier bijzondere inkomsten, in dit geval de opbrengst van de gasfabriek, is niet een gedeelte van de som, die als belasting wordt opgebracht, maar, ten gevolge van die opbrengst uit een privaat-eigendom, is het bedrag van de door de ingezetenen op te brengen belasting lager. Maar zelfs in het stelsel van den voorsteller verliezc men niet uit het oog, dat de gasverbruikers, voor hetgeen zij als koodanig meer, zoogenaamd belasting, betalen, ook «waar" ontvangen. Op grond van een en ander zal ik stemmen tegen het voorstel van den heer Dercksenj dat zeker met de beste bedoelingen is gedaan, maar dat ik mij toch veroorloof te noemen een roekelooze greep in de gemeente-financiën. Verder zal ik mij ook verklaren tegen het voorstel van heeren Commissarissen der gasfa briek. Als moet worden aangenomen dat ƒ3.50 is de normale prijs, dan bestaat m. i. geen enkele reden om beneden dien prijs te leveren. I)e heer Goudsmit. Nog een enkel woord om mij ook te verklaren te gen het derde voorstel van de Commissie van Financiën. Ik waardeer de goede bedoeling, maar ik vind ër eene inconsequentie in. Immers, als men de winsten toch der fabriek buiten eenig verband beschouwt tot de belas tingen behoort men niet om de belastingen de gasprijzen te verminderen maar veeleer de gasprijzen laten zooals zij zijndoch naar gelang van dé meerdere opbrengst besluiten over te gaan tot de vermindering van den boofdelij-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 7