betamelijk, voor zoover daarin het door mij verdedigde beginsel geDoemd
wordt «op zich zclven volkomen deugdelijk" en ronduit van mij verklaard
wordt «gold het de oprichting van eene nieuwe stedelijke gasfabriek wij
zouden ons onvoorwaardelijk aan zijne zijde scharen en meencn dat bij de
exploitatie van zulk eene nieuwe fabriek, geen andere beginselen mochten
gelden dan de door hem verdedigde."
Wij nemen gaarne akte van die verklaring. Dit sluit de onvoldaanheid
niet uit; want luister: de commissie laat er dadelijk op volgen: «Intusschen
de bestaande toestand is eene andere en op dien toestand behoort gelet te
worden." En nu volgt een betoog hierop nederkomende: dat het ieder
mensch volkomen vrij staat te belijden wat hij voor waarheid houdt met
al de gevolgen daaraan verbonden, mits die belijdenis zich blijve bewegen
op theoretisch gebied en niet tot het terrein der praktijk doordringe. Wilde
ik hier op woorden lettenin stede zaken te behandelenik zoude kunnen
vragen: Welke waarde theoriën hebben bestemd om, zonder werking op de
praktijk, als bontgekleurde zeepbellen, te drijven door de ruimte der bespie
geling. Ik vertrouw echter dat de Commissie bier haar stelsel niet juist
heeft uitgesproken en alleenlijk heeft willen waarschuwen tegen te snel in
grijpen in bestaande toestanden, niet tegen het ingrijpen zelf. Wij hebben
ook te veel eerbied voor liet gezoud verstand dier commissie om niet te ge-
looven dat zij inziet hoe op de door haar aangegeven wijze altijd bestrijding
van eenig stelsel mogelijk is. Nu eens op grond dat dit niet billijk en
rechtvaardig zou zijn, dan weder omdat het, onder zekere omstandigheden,
onpraktisch is billijk en rechtvaardig te wezen. Zie, mijnheer de Voorzitter
Als deze stelregel het toppunt is van regeerings-wijsheidals door deze
alleen regeering van stad en staat zou mogelijk zijn, dan laat het zich ver
klaren hoe zoo dikwijls het onrecht triomfeert en het recht vertreden wordt.
Maar al moesten wij in theorie toegeven dat het zuiver en onvoorwaardelijk
toepassen van op zich zelf deugdelijke systema's niet altijd en te ieder uur
kan geschieden; al erkennen wij dat het geneesmiddel niet erger mag zijn
dan de kwaal die men genezen wildan nog verklaren wij niet te begrijpen
boe die theorie hier kan te pas komen. Is het dan inderdaad iets zoo ver
schrikkelijks in deze aangelegenheid terug te keeren tot een stelsel van bil
lijkheid en rechtvaardigheid. Zijn er eenige menschenlevens mede gemoeid
of zullen, als mijn wensch vervuld werd, de jonge advokaten geen raad
weten met de faillissementen waarin zij zullen moeten optreden omdat die
arme groote of kleine kooplieden den hooldelijken omslag niet meer betalen
kunnen?
In mijne beantwoording van het Burgemeester- en Wethouderlijk rapport
meen ik reeds genoegzaam aangetoond te hebben dat van dit alles geen
sprake kan zijn. Ik zal mij dus, ten einde niet in herhalingen te verval
len bepalen tot het beantwoorden van eenige opmerkingen in het rapport
der Commissie van Financiën voorkomende, welke, als nieuw, mijne aan
dacht hebben getrokken.
«Hoe groot is de winst der gasfabriek" vraagt de Commissie. En als ik
dan antwoord 70000 a ƒ80000, dan klinkt haar wederantwoord «Welnu,
dan kost uw voorstel de stad niet 60000 maar veel meer, want uw stel
sel gedoogt niet dat er eenige winst, hoe klein dan ook, voor dc gemeente
overbfijve."
Ik meen volkomen bevoegd te zijn om te protesteeren tegen een dusdanig
ten eenenmale veranderen der gedaante van de quaestie. Als ik de gemeente
den afstand vraag van zeker te verkrijgen winsten tot een zeker te ontvan
gen bedragals ik dat bedrag gemakshalve taxeer op 50000wetende
dat dit geene 5000 kan tegen- of medevallen, als ik uit vrees van on
voorzichtig te werk te gaan, het offer vraag der directe geconstateerde winst,
om op die wijze den gasprijs verlaagd te krijgen tot bet cijfer waarvoor het
in eene andere gemeente geleverd wordt, dan gaat bet niet aan mij te
doen overvragenwaar ik dit zelf niet doe. Om dezelfde reden kan ik ook
kort zijn met de beantwoording van twee andere opmerkingen. «De ƒ6810
aan directeur en beambten toegekendis eigenlijk eene tractements-betaling"
zegt de commissie, ai laat zij ook voorafgaan «'t Is waar, ook dat geld is
winst." Welnu, is het winst, waartoe dan die opmerking? »Ja", ant-
wooid de Commissie, «maar die zal men toch moeten blijven betalen, al
neemt men de winst weg!" Is dit waarheid? Ja, voor zooveel de tegen
woordige titularissen aangaat, die ik niet gaarne zou zien schade lijden of
winst derven door mijn voorstel. Neenvoor zooveel hunne opvolgers be
treft, daar de directeur b. v., voorzeker op geen hoogcr tractement zal aan
spraak maken dan hoofdsecretaris- of ontvanger dezer gemeente ontvangen.
Eene tweede opmerking betreft mijne berekening over het voordeel dat de
gemeente door de straatverlichting geniet. Het wordt mij als eene onjuist
heid toegerekend dat ik dit voordeel der gemeente in rekening breng, als
ware zij tegenover de gasfabriek privaat persoon. Waarlijk het is mijne
schuld niet indien ik tol die becijfering gekomen ben. Stelt de gemeente
(afdeeling gemeente) zich niet privaat-rechterlijk tegenover de gemeente
(afdeeling gasfabriek), waar zij met deze eene overeenkomst aangaat? Kan
er, zoolang het beginsel niet is uitgemaakt dat de fabriek levert tegen den
kostenden prijs, er wel sprake van zijn dien kostenden prijs aan te nemen
als maatstaf bij de berekening der winst? Kan dit vooral het geval wezen
bij Burgemeester en Wethoudersdie immers in hun rapport erkennen te
vermeenen dat een particulier gasfabrikant den door hen geeischten prijs
aan het publiek dus ook aan de gemeente zoude inrekening brengen?
Het meten met die maat ontneemt het klaagrecht wanneer men er mede
gemeten wordt.
Een tweede argument is dat de gasprijs in deze gemeente niet kunstmatig
wordt opgevoerd, maar dat ik een kunstmatig lagen gasprijs zou wenschen.
Beide opvattingen schijnen mij volkomen onjuist toe. In de eerste plaats
omdat de gas-verlichting-industrie, althans voor zooveel het pijpgas betreft,
niet deelt in de gewone wetten die de concurrentie op ander gebied rege
len; omdat het aan eerstgeboorterecht en gemeentelijken vaderzegen niet
weinig waarde hecht, en vooral omdat het raisonnement aan de werking van
den accijns ontleend niets ter zake afdoet, daar de Staat zich zeker wel niet
de moeite zou gegeven hebben de levensbehoeften te belastenals hij eenig
en uitsluitend leverancier daarvan geweest ware en dus het recht had gehad j
die zoo duur mogelijk te verkoopen-, en in de tweede plaats omdat er van
geen kunstmatig lagen prijs kan sprake zijn, zoolang zij die zich met de
levering van iets belasten zooveel innen dat zij grondstol, werkloon en kos
ten van beheer betalen kunnen. Wilt gij op deze fabriek de gewone wet
ten van vraag, aanbod en prijs toepassen, dan moet gij u de mogelijkheid
denken dat de door haar gedreven industrie tegelijkertijd door een 50-tal
personen hier wordt uitgeoefend; en dan vraag ik u of hij onder hen,
die het geluk had onze 1500 gasverbruikers te bedienen, niet gaarne zou
genoegen nemen met de inkomsten die de fabriek nog zal opleveren, ook
dan als het gas tegen 7 cents de kubieke el geleverd wordt Dan reeds
genoeg om te bewijzen dat in den bestaanden toestand evenmin van kunst
matige verlaging als van kunstmatige verhooging sprake kan zijn.
De redeneering betreffende het onwenschelijke van verhooging der belas
ting zouden wij met stilzwijgen voorbijgaan, omdat dit dezelfde is welke
wij hij Burgemeester en Wethouders reeds bestreden, indien wij niet daarin
de volgende punten aantroffen, die wij noodig oordeelen in het licht te
stellen. l)at hier weder als ontwijfelbaar wordt voorgesteld dat eene verhooging
van den hoofdelijken omslag met het bedrag dat de gasverbruikers ten goede
komt, niet vooreerst, maar voortdurend, het eenige middel is om in de behoefte
der gemeente te voorzien, stip ik hier slechts aan, maar om mij er niet
bij op te houdendaar ik niet gaarne van het strijd-terrein afdwaal.
Hebben Burgemeester en Wethouders de minvermogenden in bescherming
genomen tegen mijn radicalisme, de Commissie van Financiën wijst op de
gegoede middenklasse om mijn plan te bestrijden. Als er in deze vergadering
nu nog iemand opstaat om de hoogste klasse in het pleidooi te pas te brengen,
dan zal het eerst recht blijken hoe onpraktisch mijn voorstel, hoe zeer te ontraden
het aannemen daarvan is. Ik vlei mij echter in dit geval met het bestaan van
lieden die tot de zeker niet ongegronde conclusie zullen geraken, dat de
50000, in den vorm van belasting te heffen, thans even goed uit de kas
van min-, meer- of veelvermogenden komen, zoodat hier van geene nieuwe
belastingmaar slechts van eene betere verdeeling van lusten en lasten sprake is.
Verder gelieve men in het oog te houden, dat die gegoede middenklasse
voor een groot deel is samengesteld uit personen die tot de gasverbruikers
behoorenof er toe zouden belmoren als het gas niet zoo duur, of wilt gij
liever nog goedkooper was.
Maar nog andere redeoen bestaan er waarom mijn voorstel onaannemelijk
isvolgens de Commissie van Financiën.
Vooreerst oindat Leiden we! veel bewoners, maar betrekkelijk weinig
belastingschuldigen, juister gezegd belastingbetalendenbevat.
Ten tweede, omdat het Leiden zou maken tot een der zwaarst belaste
gemeenten van Nederland en men hierdoor het trekken van vreemdelingen
zou in den weg slaan, dus het vertrekken aanmoedigen.
Ten derde, omdat door het aannemen er van zou geboren worden een
onwederlegbaar argument tegen verdere ondernemingenverbeteringen en
uitbreidingen.
De eerste opmerking is voorzeker niet nieuw. Zij werd meermalen gemaakt
wanneer met wijd-geopende hand in de schatkist der gemeente werd gegrepen
voor uitgaven, die noch door de noodzakelijkheid werden geëischt, noch door
de" voorzichtigheid geboden, uitgaven waar men b. v. in's Gravenbage tegen
opzag, maar die men zich hier veroorloofde, meenende dat men rijk genoeg
was; en de tweede, waarlijk zij bevreemdt ons. 0f heeft de Commissie
van Financiën ooit bezwaar in het aanraden van uitgaven die hetzejfde doel
althans dezelfde uitkomst hebben. Wordt dan den tegenstanders niet steeds
toegeroepen dat die uitgaven juist vreemdelingen zullen trekken of betreft
dit, alleen vreemdendie geen gaslicht wenschen te gebruiken? Trouwens
dat argument is dan ook niet zoo ernstig gemeend, blijkens de derde rede
neering, die wel verre van kans op bezuiniging als wenscbelijk voor te stellen
op nieuwe uitgaven wijst, die men lielst door de gasverbruikers wil doen
betalen.
Hetgeen nu verder volgt is eigenlijk meer aan het adres der Commissie
voor de gasfabriek, dan aan het mijne. Daar echter die argumenten ook
voor een deel mijn voorstel betreffen, neem ik de vrijheid die tendeeleaan
te halen en tegen te spreken.
De Commissie trekt eene lijn tusschen 1 Januari 1870 en 1 Januari
1873, en zij constateert dan eene kapitaals-vermindering van 112.670 en
eene schuld van eer, van ƒ100.000. Dat ik, die tot de kapitaalsvermindering
schier nimmer medewerkte, die cijfers aanhoor met een gevoel, waarvoor
ik het juiste woord liefst niet in deze vergadering wil aangevendat ik van
mijn standpunt vraag of die erkentenis ook den llaad moet leiden tot
schuldbesef en verandering van richting, behoeft nauwelijks te worden ver
zekerd; maar hoe zij die er wel toe medewerkten de f 112,670 als vermin
dering van kapitaalswaarde kunnen beschouwenblijft mij volstrekt onver
klaarbaar, daar zij' toch voorzeker meenden slechts kapitaalsverplaatsing,
geene kapitaalsvermindering in de hand te werkentoen zij aan de daartoe
betrekkelijke voorstellen hunne stem gaven.
De Commissie eindigt met een voorstel dat mij in de hoogste mate heeft
verwonderd. Zij zou namelijk wenschen dat menlettende op de financieële
omstandigheden van het tegenwoordig oogenblikbepaalde hoeveel winst de
gemeente noodig heeft van de gasfabriek en dus het al of niet verminde
ren der gasprijzen van de bepaling der noodige winst doen afhangen.
Men ziet het, de meerderheid der Commissie begint met bet veroordeeld
stelseldat men bij het oprichten eener nieuwe fabriek niet zou durven
aanradenals goed en proefhoudend ter bevestiging aan te bevelen.
De gasverbruikers zullen, als zoodanig, blijven voortgaan te voorzien in
uitgavenwelis zij als gewone belastingschuldigen mede zullen moeten hel
pen dragen. Het erkende misbruik zal bestendigd worden, maar in eenigs-
zins anderen vorm. In hoe verre dit plan nog uitvoerbaar zoude zijn, indien
het al aanbevelingswaardig ware, wil ik niet beslissen. Dit zou eerst te pas
komen als het 3e punt, door de Commissie van Financiën voorgesteld, in
behandeling kwam.
Mijnheer de Voorzitter! Ik eindig met eenige woorden die den toestand
resumeeren.
Noch het üagelijksch Bestuur, noch de Commissie voor de gasfabriek,
evenmin de Commissie van Financiënwillen mijn voorstel aangenomen
zienomdat zij met het oog op de geldmiddelen der gemeente dit ongera
den achten. Al zijn zij het onderling oneens over de mogelijkheid eener
prijsverlaging, voor het minst over de wenschelijkheid daarvan, zij vergeten
die oneenigheid waar zij, allen te samen, de dissonnanten oplossen in de tref
fende finale: «Wij zijn niet rijk genoeg om billijk te wezen. En nu meen