wel af. Het gas is weelde. Wie die wenscht, moet er maar voor betalen" luidt het derde argument. Het gas is geene behoefte, het is weelde. Daar zijn wellicht geene begrippen moeielijker te preciseeren dan die van beboelte en weelde. In het leven der primitieve beschavingof wilt ge liever der onbeschaafd heid, zijn de behoeften zoo uiterst gering, dat men verbaasd staat over de weelde die in meer beschaafde landen door den minstvermogenden der minver mogenden als een recht wordt aangemerkt. De leemen hut, ruw opgetrokken op den ongeplaveiden vloer of het hol aan het roofdier ontnomen en betwist, dient den primitieven aardbewoner tot datgene waartoe wij onze «hechte, sterke en weldoortimmerde huizen en erven" bezigen. Zon maan en pijn- boomtak zijn voldoend voor zijne zucht tot lichtverkrijging. Niet aldus hier: zoo het voldoen van eene behoefte, naar de uitspraak der wijsbegeerte, genot is, het ger.ot wordt op zijne beurt behoefte. Of meent ge dan waar lijk dat het gas in onze inrichtingen van weldadigheid, in onze rijk verlichte winkels, in onze groote werkplaatsen nog kan worden gemist, dat het «lijd is geld" ook niet van toepassing is op de moeite aan het in orde brengen der andere middelen van kunstverliobting besteed; dat gij geene schrome lijke belasting op de nijverheid legt, al noemt gij het woord belasting niet wanneer gij door uw monopolie dus toe te passen, een groot deel der burgerij drukt, in plaats van haar te ontheffen. Het vierde argument is in het oog van Burgemeester en Wethouders voorzeker het belangrijkste, wanneer men in aanmerking neemt dat daaraan een groot deel van het rapport wordt besteed. De verhooging van den prijs der steenkolen, noodzakelijke vermeerdering van het reservefonds, is de grond toon eener elégie op de wisselvalligheid van het ondermaansche. Kohlennoth und Eisennoth bedreigen de arme gasfabriek in hare vreedzame ontwikkeling; de steenkool en de ijzeren geleiders hebben zich vereenigd om het gewachte winstje van /"55000 tot ongeveer ƒ47000 te reduceeren. Ach! De goede tijd is voorbij. De minder goede brak aan. Na de vette jaren zullen de magere komen, en de laatste zullen, als gebruikelijk, de eerste opeten. Tot dusverre de elégie. Zou zij waarheid bevatten, wij wagen het niet hierop ontkennend te ant woorden of wij het echter volkomen toestemmend zouden durven doen is weder eene andere zaak. En dat te minder: 1°. omdat de Commissarissen der gasfabriek eerlijk genoeg zijn om aan die door hen vermelde prijsverhooging der steenkolen en de eischen van het reservefonds eene tijdelijke waarde, bij de beoordeeling dezer aangelegenhedentoe te kennen. 2°. omdat het middel van openbare besteding wel aangeprezen maar nog niet beproefd is; 3°. omdat wij toch altijd op een vermeerderd gasverbruik mogen rekenen door de verlaging der prijzenwaardoor de toestand weder gunstiger wordt. Het vijfde argument, dat de cokes niet al te vlug en voordeelig van de hand gaan beteekent zoo weinigdat ik er niet eens bij zou stilstaan ware het niet dat ik in het opwerpen daarvan de strekking zag om op een ook door mij voorgestanen maatregel de beschuldiging te werpen van onpractisch te zijn. Van daar dan ook dat ik mij bepaal tot de opmerking dat, eerstens, ook hier wellicht het een of ander te veranderen en te verbeteren valt, tweedens dat toch in elk geval eene vermeerdering van 5 cent per mud ver kregen werd. Wij komen thans tot eene zinsnede in het rapport die mij meer dan ecnige andere verbaasd heeft. Na het vertrouwen te hebben uitgesproken dat de Baad mijn voorstel zal verwerpen, wordt op de wer.schelijkheid dier verwerping aangedrongen met deze merkwaardige woorden«vooral wanneer men bedenkt dat door eene prijsvermindering circa 1500 gasverbruikers zullen worden bevoordeeld, terwijl de aanslag van omtrent 4000 belasting schuldigen dientengevolge zal moeten worden verhoogd." In hoever nu de uitdrukking «omtrent 4000 belastingschuldigen" juist kan beeten voor zoover er maar 3590 bestaan, laat ik voor bet oogenblik in bet midden; maar ge steld al eens dat tegen dat woord geene bezwaren worden ingebracht, dan meen ik toch te mogen opmerken dat de 1500 gasverbruikers, die door het aannemen van mijn voorstel zouden worden bevoordeeld, wel van die 4000 zoogenaamde benadeelden dienen te worden afgetrokkenwaardoor bet cij fer wat minder écrasant wordt. Dan al ware ook dit anders, al kon men wijzen op 10.000 belastingschuldigen niet-gasverbruikers, tegenover 1000 belastingplichtigen wèl gasverbruikers, zou daardoor de quaestie iets van gedaante veranderen. Zij zou dat doen indien het summum van finan cieel regeeringsbeleid daarin bestonddat men de inkomsten der gemeente putte uit het minst mogelijk getal beurzen dat men de voor- en nadoelen der gemeentelijke werkzaamheid zoo ongelijk mogelijk verdeelde; dat men nu eens bij levering van dienst, werk of stof, het hoogst mogelijk loon trachtte te bedingen van de ingezetenen der gemeente zelve, welke er ge bruik van maakten, terwijl men dan weder dienst, werk of stof totaal pre sent gaf of hoogst onvolledig liet remunereeren. Dit is echter, mijns inziens, niet het geval. «Geen belasting zonder genotgeen genot zonder belasting ziedaar een grondregel welke ik mij zeiven steeds gesteld heb in gemeente lijke aangelegenheden. Moet die regel uit zijnen aard aan menige uitzon dering worden onderworpen. Gij weet het, dat dit in stede van hem te verzwakken dien bevestigt, en daarom acht ik het niet de vrsag of men 2000a250l> personen eenen ondienst zal bewijzen door er 1500 van dienst te zijnmaar wel of men tegen die allen te zamen billijk en rechtvaardig is. Ook voor een gemeenteraad geldt het eenigermate «Le cour rend des arrêls et non des services." «Beeds de geraamde vermindering van winst zal den aanslag met 1/6 doen vermeerderen," zeggen Burgemeester en Wethouders. Zeker eene min wensehelijke zaakdie in hun stelsel er toe moest leiden eene verhooging der gasprijzen voor te stellen, maar die nu eenmaal bestaande, volgens hun oordeel, tot groote omzichtigheid moet steramen. Ik neem de vrijheid hier in herinnering te brengen, dat ik hij mijn voorstel reeds heb gezegd dat betgeen de gasverbruikers minder zullen betalen op andere wijze moet wor den verkregen of bezuinigd. Of bezuinigd. Heb ik bij dat «op andere wijze verkregen," alleen aan den hoofilelijken omslag gedacht? Bereikte het woord «bezuinigd" niet het oor der geachte stellers van het rapport P Heeft men door het invoeren en de gelijkmatige verdeeling van alle belas tingen die de gemeentewet toelaat te heffenreeds het recht verkregen uit sluitend van den hoofdelijken omslag te gewagenwaar vbh verhooging sprake is? 't Zijn maar eenige vragen, vragen op welke ik heden geen antwoord waclit, omdat zij alleen worden gedaan ten einde aan te toonen dat cr zelfs van het standpunt gezienwaarop Burgemeester en Wethouders zich stellen, nog wel iets tegen hunnne redeneering te zeggen valt. Maar, zegt men, dat bezwaar zal vooral de minvermogenden zwaar drukken. Ik had wel gewenscht, mijnheer de Voorzitter, dat ik deze woorden uit de rij uwer argumenten had gemist. Men kent de teederheid de3 gemoeds van dezen Baadwaar het de belangen der zoodanigen geldt. Dit belet mij echter niet volkomen geloof te slaan aan het oprecht gemeende van dien bewijsgrondook dan waar ik mij verplicht reken een paar opmerkin gen daar tegenover te stellendie de zaak eenigszins van gedaante doen veranderen. De eerste is deze: Het getal der belastingschuldigen, die in den hoofdelijken omslag ƒ20 of meer betalen, is ongeveer 1000, dat der overigen omtrent 2600. Voor de laatsten kan eene verhooging niet zulke verbazend nadeelige gevolgen hebbenterwijl het mij niet zou verwonderen dat onder dezen zich een niet onaanzienlijk getal der gasverbruikers bevon den. Zoo ik het hieromtrent bij eene gissing moet latenkan ik daaren tegen met te meer overtuiging verklaren, dat er onder de niet gasverbruikers een groot getal personen worden aangetroffen die tot de hooger of hoogst aangeslagenen behoorenzoodat te dien opzichte een beroep op die min vermogenden ten eenenmale onjuist is. En nu mijne tweede opmerking. Ik heb uit mijne toelichting met voordacht argumenten weggelaten die de strekking konden hebben mij van jacht op effect te doen beschuldigen, ik zal dan ook thans, zelfs nu ik gedwongen word mij over die nieuwe zorg voor het belang der minvermogenden uit te laten, van dien gedragslijn niet afwijken; maar hierop wil ik toch de aandacht vestigen, dat diegenen welke wij officiéél gasverbruikers noemen, niet de eenigen zijn welke bij de verlaging der gasprijzen belang hebben, dat het wellicht zoovele duizend tallen zijn als gij er honderdtallen voor opteekent; dat gij de gasprijs ver lagende niet slechts aan de eischen van recht en billijkheid toegeeft, maar tevens eene weldaad bewijst aan die talrijke klasse der bevolking welke op onze kohieren niet bekend staat, die in den winter, dat wil zeggen, als het gebrek (ook dat aan werk) het nijpendst is, somtijds de keus heeft of het kunstlicht uit eigen beurs te betalen of vroeger naar huis te worden ge zonden dat wil alweder zeggenhet sobere stuk brood zich nog soberder te zien toebedeelddat die duizenden bij den bestaanden toestand de heldere gaspit behoeven om wat meer verzadigd te zijn of wat minder te hongeren. «Maar wij kunnen het voor niet minder doen. 't Is eigenlijk schande koop," zoo luidt het voorlaatste argument, en omdat te betoogen wijst men op de waarde der fabriek. De waarde der fabriek. Wat is de waarde eener fabriek? Wordt deze als gebouw, met hetgeen daartoe door bestemming behoort, getaxeerd of wordt de rentabiliteit mede- gerekend Is het eerste waarheid, dan meen ik dat Burgemeester en Wethouders zich schromelijk vergisten toen zij van 6 tonnen gouds gewaagden. Is daaren tegen het laatste het geval, dan zou bet mij geenszins verwonderen dat die raming nog beneden de waarde was, mits men daarbij in aanmerking neme dat het bem die de fabriek exploiteert moet vrij staan de gasprijzen nog met eenige centen per kubieke el te doen rijzen zonder dat hij voor mede dinging behoeft beducht te wezen. Dat dit laatste inderdaad in de bedoe ling van het Dagelijksch Bestuur ligt, blijkt uit den geheelen gedach- tengang in de door ons aangeduide redeneering te vinden. Het is dus de opbrengst der fabriek welke hare waarde bepaalt, en aangezien wij het in onze macht hebben die opbrengst vrij hoog op te voeren, ligt het voor de hand dat de verkoopwaarde ook tamelijk hoog moet zijn. Iedereen begrijpt echter dat dit argument er een is dat zijne eigene dissolutie in zich om draagt, dat het ons doet draaijen in een cirkel, wanneer wij op het verzoek: «Eilieve, matig uwe winsten," ten antwoord ontvangen: «Dat kan niet, want dan hebben wij geene rente van ons kapitaalen als wij dan vragen «Hoe groot is uw uitgelegd kapitaal?" ons beleefdelijk zien toevoegen«Ja, dat gaat u eigenlijk minder aan, maar naar onze inkomsten berekend zou de verkoopwaarde zooveel wezen dat wij de winsten moeten behouden." «En als wij nu de fabriek eens verkochtenzou dan de nieuwe eigenaar lagere eischen stellen dan wij doen?" is het laatste argument. Wij antwoor den vooreerst is het de vraag niet wat die fabrikant zou wel wat eene gemeente behoort te doen; ten tweede zou alles afhangen van de vooruit zichten die bedoelden fabrikant geopend werden. Verbond men zich tot bescherming zijner industrie, zonder het toelaten of uitlokken van concur rentie, hij zou voorzeker geen bezwaar maken den prijs nog wat te ver- hoogen. Kwamen hem daarentegen onrustwekkende plannen tot oprichting van nieuwe fabrieken ter oorenhij zou zich haasten den storm te bezweren door tijdige reductie van zijn tarief. Hebben de geachte stellers van het rapport dan niet opgemerkt dat de particuliere gaslabrikant te Haarlem 3} cents per stère, dat is ongeveer ƒ1.00 per duizend kubieke voeten, goed- kooper is dan wij het zijn, en bovendien de kosten van aanleg in de woningen voor zijne rekening neemt. Zie hier het rapport van Burgemeester en Wethouders beantwoord. Thans een enkel woord over dat van Commissarissen der gasfabriek. Deze Commissie, welke er eigenlijk eene is met een beperkt mandaat, moet zich natuurlijk op een gansch ander standpunt plaatsen dan Burge meester en Wethouders. Zij heeft in last gekregen de fabriek dus te be- beeren, dat er winst, kan het zijn, ruime winst voor de gemeente overblijve. Van dat beginsel uitgaande, houdt zij zich niet lang op om te onderzoeken in hoeverre een andere toestand wenschelijk is; zij neemt de zaak zooals zij is en rapporteert zooals men over eene mercantiele zaak rapporteeren moet. Zij doet dat en ik dank haar daarvoor duidelijk, kort, vooral eerlijk. Wil zij naar aanleiding van mijti voorstel eene nieuwe verminde ring van den gasprijs, 'tis omdat zij, des ondanks, het er voor houdt hare ƒ50000 aan de gemeente te zullen leveren. Dat standpunt maakt het dan ook verklaarbaar hoe zij in vollen ernst tot de sluitrede kan gera ken: «Geen winst, geen gemeentelijke gasfabriek." Alsol het gemeentebestuur koopman en geen administrateur ware. Intusschen geld hier het woord «Wie niet tegen ons is, is voor ons," want, waarin Commissarissen met mij in gevoelen verschillen niet omtrent het feit dat het gas thans te duur is. Ik ben dankbaar voor die verklaring. «Dankbaar maar niet voldaan." Even dankbaar, maar nog minder voldaanben ik over het rapport door de Commissie van Financiën uitgebracht. En zeker is die dankbaarheid

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 2