Leiden, 1 Juni 1872. De Commissie van Financiën kan zich volkomen met de voordracht van Burgemeester en Wethouders vereenigen en geeft mitsdien in overweging den bijgevoegden staat van af- en overschrijving vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financien, enz. N°. 9?. Leiden, 11 April 1872. Zooals u bekend is moest in het opgemaakte contract tot afstand aan het Rijk van het stuk gemeentegrond bij de Morschpoort en van het gedempte gedeelte van de Binnenvestgracht langs het terrein van het nieuwe Nosoco- mium nog worden ingevuld de grootte van dat deel dier gracht. De plaatselijke opmeting door een Landmeter van het Kadaster verrieht, heeft doen zien dat die groottemet inbegrip van de helft der gracht langs het nieuwlings afgestaan stuk gronds, bedraagt 3 aren en 15 centiaren. Bij die opmeting is voorts gebleken dat het stuk grond bij de Morschpoort, tot welks kosteloozen afstand aan het Rijk op 8 April 1871 door den Gemeenteraad werd besloten, in 's Raads besluit ten onrechte is aangeduid als n°. 357 van Sectie A, ter grootte van 2 aren en 83 centiaren, daar zulks had moeten zijn het noordoostelijk gedeelte van n°. 554 van Sectie A, ter grootte van 12 aren 95 centiaren. Het nommer 357 was de oude nommering van het perceel, waarvan een gedeeltegroot 2 aren en 88 centiarenreeds vroeger met het terrein van het Nosocomium werd verheeldzonder dat daarvan evenwel een formele afstand aan het Rijk schijnt te hebben plaats gehad. Dit laatste is ook niet het geval geweest ten aanzien van de aangeplempte gedeelten van de Singelgracht (oud nommer 306) langs het terrein van het Nosocomium en daarmede verheeldten gevolge van welk een en ander dat terrein bij het Kadaster bekend staat ten name van den Staat der Neder landen en de gemeente Leiden. Ook tot den afstand van het gedempte gedeelte der Binnenvestgracht is nog geen formeel besluit van den Raad genomen, evenmin als tot dien van het thans aangeplempt wordende hoekje singelwater tusschen meergemeld terrein en het stuk gronds bij de Morsch poort, alles aangewezen op bijgaande teekening. Wenschende bij de op te maken acte ook alle die kleine punten te rege len hebben wij de eer u te verzoeken aan den Raad voor te stellen om met wijziging en uitbreiding van zijn besluit van 8 April 1871, en met behoud van de bij dat van 28 Sept. 1871 veranderde voorwaarden, te be sluiten tot kosteloozen afstand aan het rijk, van: 1°. het noordwestelijk deel van het perceel n°. 554 van Sectie Ater grootte van 12 aren 95 centiaren; 2°. de helft, groot 95 centiaren, van het langs dit perceel liggende deel der Binnenvestgracht, n°. 14 van sectie A; 3". het gedempte gedeelte van die gracht langs het terrein van het No socomium mede een deel groot 2 aren 20 centiarenvan evengemeld n°. 14 4°. de in gezegd terrein (n°. 552 van sectie A) begrepen deelengeza menlijk groot 32 aren, 46 centiaren, van de oude perceelen n°. 306 en 357 van sectie A; 5°. het thans aangeplempt wordend zuidoostelijk gedeelte, groot 3 aren en 95 centiaren, van de Singelgracht, n°. 551 van die zelfde sectie. Curatoren der Hoogeschool te Leiden Gevers van Endegeest, President. W. G. de Bruyn Kops, Secretaris. Leiden, 1 Juni 1872. Wij hebben de eer aan uwe Vergadering hiernevens over te leggen een schrijven van HH. Curatoren der Leidsche Hoogeschool, waarbij wordt ver zocht dat een nader raadsbesluit worde genomen tot kosteloozen afstand van gemeentegrond aan het Rijk ten behoeve van het Nosocomium Acade- micumop grond dat er verschil bestaat tusschen de werkelijke grootte van de reeds afgestane grondenen die welke vermeld is in de daaromtrent vroeger genomen besluiten. Aan het door ons ingewonnen bericht van de Commissie van Fabricage hetwelk hiernevens wordt gevoegdmeenen wij ons te kunnen refereeren en stellen u mitsdien voor om te besluiten tot den kosteloozen afstand van den daarbij bedoelden gemeentegrond aan het Rijkonder de vroeger te dezer zake vastgestelde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden 8 Mei 1872. De Commissie van Fabricage heeft de eer op de in hare handen gestelde missive van HH. Curatoren der Leidsche Hoogeschool van den llen April 11., N°. 4/142, te berichten, dat na de plaatselijke opmeting gebleken is het verschil tusschen de werkelijke grootte van de aan het Rijk voor het nieuwe Nosocomium afgestane gronden op den Vestwal nabij de Morschpoort en die in de verschillende raadsbesluiten is opgegeven, waarvan de juistheid trouwens bij nadere opmeting moest blijken, dat derhalve eene nadere mach tiging van den Gemeenteraad wordt vereischt, om die onnauwkeurigheden te herstellenen onder de voorwaardenomschreven bij de raadsbesluiten van 8 April en 28 September 1871, aan het Rijk kosteloos af te staan, 1°. het noordoostelijk deel van het perceel Sectie A, N°. 554, ter grootte van 12 aren, 95 centiaren; 2°. het gedempte gedeelte van de Binnenvestgracht, uitmakende een deel van het perceel Sectie A, N°. 14, groot 2 aren, 20 centiaren; 3°. de in het perceel Sectie A, N°. 552, begrepen deelen van het afgestaan terrein, ter grootte van 32 aren, 46 centiaren, behoorende tot de oude nommers 306 en 357 van Sectie A; terwijl geen bezwaar bestaat om daarenboven aan het Rijk kosteloos af te staan 4°. de helft, groot 95 centiaren, van het ongeplempt gedeelte der Binnen vestgracht, Sectie A, N°. 14, mits die gracht niet wordt gedempt, dan na vooraf verkregen vergunning van den Gemeenteraad; 5°. het thans aangeplempt wordend zuidoostelijk gedeelte van de Singel gracht, ter grootte van 3 aren en 95 centiaren, bekend bij het kadaster onder Sectie A, N°. 551, mits voor die aanplemping, des noodig, is ver kregen de vergunning van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Aan den Gemeenteraad- De Commissie van Fabricageenz. N°. 98. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met gepasten eerbied te kennen Daniël Johannes Parmentier, par ticulier, wonende onder de gemeente Zoeterwoude Dat hij eigenaar is van een tuinhuis en tuinstaande en gelegen tus schen het Jaagpad en den Hoogen Rijndijk onder Soeterwoude, kadastraal onder die gemeente bekend sub Sectie A. N°. 2237 en 2364; Dat het voor hem wenschelijk 'is dat tuinhuis te verbouwendoch ter doel matige verbetering er van, het noodig is den voorgevel aan Jaagpads zijde met zes meter lengte te verbreedenin dezelfde richting der thans bestaande voorgevelmuur. Dat requestrant alzoo behoefte heeft aan een klein gedeelte van den grond van het Jaagpad en wel ter gezegde lengte van zes meter en ter breedte van tachtig centimeter en mitsdien groot nagenoeg vijf centiaren, aangewe zen op het hierbij overgelegd wordend extract uit het kadastrale plan; Redenen dat requestrant zich tot uwe vergadering wendt, het verzoek doende dat aan hem den eigendom moge worden verleend van gezegde vijf centiaren van het Jaagpad, uitmakende een gedeelte van het kadastrale per ceel der gemeente ZoeterwoudeSectie Avoor het geheel bekend met N°. 2950, en wel dat gedeelte wat aan voorzegd zijn eigendom, kadaster als voren, N°. 2237 en 2364, is grenzende, en om daarmede te worden vereenigd. Leiden, Mei 1872. 't Welk doende, enz. D. J. Parmentier. Leiden, 30 Mei 1872. Bij het hiernevens overgelegd adres verzoekt Daniel Johannes Parmen tier, wonende onder Zoeterwoude, een gedeelte van het Utrechtsch jaag padter grootte van vijf centiaren, tot verbreeding van den gevel van zijn huis aan den Hoogen Rijndijk onder Zoeterwoude. Wij hebben daarop het rapport ingewonnen van de Commissie van Fabri cage, hetwelk wij hiernevens overleggen en waarmede wij ons volkomen vereenigeri kunnen, weshalve wij de vrijheid nemen u te raden bedoeld gedeelte gronds, bij het kadaster der gemeente Zoeterwoude bekend onder Sectie A. n°. 2950nadat het verklaard zal zijn voor den openbaren dienst niet meer bestemd te wezenaan den adressant tot bedoeld einde in ge bruik af te staan, tegen betaling eener jaarlijksche recognitie van zeventien en een halven cent ten kantore van den Gemeente-Ontvanger alhier. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 29 Mei 1872. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van Daniël Johannes Parmentier te berichtendat het gedeelte grond van het Utrechtsche jaagpad door hem verlangd tot vergrooting van zijn huis, tusschon dat jaagpad en den Hoogen Rijndijk, onder de gemeente Zoeterwoude gelegen en bekend bij het Kadaster, onder Sectie An°. 2237 zonder bezwaar voor het gebruik van het pad aan den openbaren dienst kan worden ont trokken, daar bet strekken zou tot verbreeding van den gevel op gelijke rooiing, en dat er alzoo geen bezwaar bestaat aan hem in gebruik met het recht van bebouwing af te staan een gedeelte van het perceel bij bet Kadas ter der gemeente Zoeterwoude bekend onder Sectie A. n°. 2950, en zulks ter grootte van vijf centiaren tegen betaling eener jaarlijksche recognitie van zeventien en een halven cent ten kantore van den Gemeente-Ontvanger alhier. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. Leiden, 1 Juni 1872. De Commissie van Financiën heeft de eer u te berichten dat zij, wat het financieel gedeelte betreftzich geheel vereenigen kan met het praeadvies van Burgemeester én Wethouders op het adres van D. J. Parmentier uitge bracht, waarbij deze een gedeelte gronds verzoekt van het Utrechsch Jaagpad. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N®. 99. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met gepasten eerbied te kennen Johan Willem Jacobus Gans tuinman, wonende aan den singel bij het Raamveld onder de gemeente Leiderdorp dat het Bestuur der gemeente Leiden de singelsloot buiten de voorma lige Marepoort van af het paardenwed tot aan het inrijhek van het Raam veld en mitsdien ook vóór requestrants aldaar gelegen huis en erfkadastraal bekend gemeente Leiderdorp, sectie A, n°. 1532, heeft gedempt en door het wegnemen dier voormalige modder- en stanksloot eene goede verbetering heeft aangebracht, dat requestrant echter thans, door het dichten dier sloot, behoefte heeft zijn voormeld huis en erf te kunnen afsluiten en wel door het stellen van een raster, te plaatsen in de richting van de thans aanwezige schutting van den nevensgelegen eigenaar, den heer van Leeuwen, op het inrijhek van het Raamveld en wel tot tegenover het midden der sloot, scheidende re questrants eigendom van het Raamveld voormeld. Redenen waarom requestrant zich tot den Gemeenteraad van Leiden wendt met het verzoek dat aan hem den eigendom moge worden verleend van het gedeelte dier gedempte sloot en wel ter lengte van 10 meter en ter breedte van 1.7 meter, als op bijgaand extract uit het kadastrale plan met gele kleur en roode lijnen is aangewezen, uitmakende eene grootte van 17 centiaren van het kadastrale perceel der gemeente Leiden, sub. sectie A, voor het geheel bekend met n°. 545, en dien grond met zijn eigendom te verheelen en aan de siDgelzijde met raster af te zetten. 't Welk doende Leiden, 7 Mei 1872. J. W. J. Gans. Leiden, 36 Mei 1872. In onze handen werd, ten fine van bericht en raad, gesteld een adres van Johan Willem Jacobus Gan9tuinmanwonende onder Leiderdorpdaarbij den eigendom verzoekende van een gedeelte der gedempte sloot voor zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 2