ben? In d&t geval zou het verlies niet 5, maar 7 h 8000 gulden 'sjaars be dragen. kiezen heb tuwcben beide vooretellen, dan neera ik liever eene zuivere kapi taalbelegging met wat minder rente dan dat ik een ton geheel wegschenk. Er is gewezen op het financieel belang der gemeente, maar naar mijne opvatting brengt dit niet mede een cadeau van f 100.000 te doen. Ik zie niet in dat de prioriteits-obligatiën ooit minder dan op 50pCt. zullen komen en dan beleg ik liever kapitaal dan het weg te schenken. De heer Eigeman. De geachte spreker Buys heeft gezegd dat ik over bodig gewezen heb op de omstandigheden die tot verandering van het programma van de concessionarissen aanleiding hebben gegevenomdat zij genoeg bekend waren. Dit zou recht zijnindien ik mij had kunnen scha ren aan de zijde van Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën, maar, nu ik dit niet kan, acht ik dat wijzen op die omstan digheden niet zoo overbodig, ik acht het zelfs noodzakelijk. Wat bij deze spoorwegonderneming geschied isis niet exceptioneel. Zij heeft dit gemeen met iedere andere van hare voorgangstersdie in den beginne weinig deden beloven, maar in den vervolge vruchten afwierpen. En zoo gaat het in den aanvang met meest alle ondernemingen, van welken aard opk. Ik stel meer vertrouwen in die ondernemingen, die beloven trapsgewijze te zullen slagendan in dezulken die door allerlei kunstgrepen tot schoone beloften worden opgevoerd. Niet zelden ziet men ze na eenen korten tijd daarvoor boeten. Is bet plaatsen van hare obligatiën tot 75 pCt. niet op het voor- deeligst, zij is daarin toch niet eenig. Ik kan o. a. wijzen op de spoor wegonderneming Boxtel-Wesel, die ook hare obligatiën tot 75 pCt. heeft aangegaanop de Nederl.-Indische spoorwegmaatschappijdie zelfs met rentegarantie van den staat, hare obligatiën niet hooger dan 83 pCt. het publiek kan aanbieden. Niettegenstaande die garantie had zij toch te wor stelen met moeielijkheden om het benoodigde kapitaal te erlangenen moest de staat later bijspringen. Voor mij zijn er redenen genoegzelfs ook na het gesprokene door Prof. Buys, om te blijven bij mijne overtuiging, dat het recht is om de beloofde inschrijving, wanneer aan de gestelde voor waarde voldaan kan worden, gestand te doen, zij het dan ook aanvankelijk tegen eene mindere rente, dan in het begin is aangegeven. Ik kan niet medewerken om die inschrijving in te trekkennoch ook om daarvoor in plaats te stellen een subsidie van 100.000, die, zoo de onderneming doorgaat, voor de stad verloren geld zal zijn; doch ook, indien de onder neming geen voortgang hebben kan de oorzaak- zal geweest zijn van het doen in duigen vallen van eene ondernemingwaarvan veel goeds te wach ten is. De heer Goudsmit. Ik wensch kortelijk mijne stem te motiveeren waar om ik niet met den vorigen spreker wensch te volharden bij het vroeger genomen raadsbesluit. Al dadelijk moet ik tegenspreken dat het aanbod van f 100.000 eene aalmoes zou zijn, gelijk men het genoemd heeft. Ik beschouw dat aanbod als een offer en tevens als een bewijs van belangstel ling dezer gemeente in deze ook door mij nuttig en wenschelijk geachte onderneming. En nu vereenig ik mij volkomen met het laatste door den heer Buys aangevoerde, dat ook wanneer deze ondernemers niet slagen mochtenhet aanbod zelf voor de toekomst als 't ware is een aandrang van hetgeen de gemeente zou wenschen te doen, ingeval er kans tot slagen is. Ik zeg ook: die spoorweg moet er komen, en wie zich dan ook met de uitvoering belastzal uit ons aanbod ontwarendat men inderdaad op ons kan rekenen. Ik ga verder. Immers als wij tot zoodanige offers bereid zijn bij dor hout, wij zullen het te eer, te liever en nog in andere mate zijn bij groen hout, mits het welslagen verzekerd of althans waarschijnlijk zij. Maar om ons te gaan steken in eene zaak die zoo georganiseerd of liever zoo gecompliceerd is en dus zóó weinig kans van slagen heeft, daartoe kan ik niet medewerken. Wij mogen toch niet uit het oog verliezen dat wij hier niet beschikken over onze eigen fondsen, maar over de geldmiddelen der ingezetenen van de stad, en dan zijn wij niet verantwoord door twee ton te gaan geven in eene zaak zoo als zij nu wordt op touw gezet. Ik wijs b. v. op de Amsterdamsche kanaalmaatschappij. Ook daar is men er toe gekomen om de aannemers van het werk te betalen met aandeelen te gen een lageren koers, en deze wijze van handelen werd zoo schadelijk geacht, dat men in het wetsontwerp op de naaralooze vennootschappen eene bepaling wilde opnemen waarbij dergelijke wijze van kapitaalmaking verbo den wordt. Er is lang op dezen spoorweg gewacht, laat het nu noch iets langer duren, maar dat de zaak dan op meer hechte grondslagen gevestigd worde; laten wij zien of niet anderen hoewel ik gaarne hulde breng aan den ijver en de voortvarendheid van de concessionarissen of niet ande ren de zaak op meer solide wijze weten tot stand te brengen. Ik voor mij althans heb groote bezwaren om de financiën der gemeente te belasten voor eene hoop die op een zandgrond rust, veelmeer om nog grootere sommen beschikbaar te stellenen ik ben geenszins overtuigd dat de zaak zelve later op andere wijze niet tot stand zou kunnen komen en dat de ontbre kende 3 ton van de leening niet nog te vinden zouden zijn wanneer Leiden blijft bij zijn vroeger besluit onder de toen gestelde voorwaarden. Maar in elk geval, gelijk de zaak thans wordt aangevat, kon zij niet anders dan tot teleurstellingen leiden en ik wijs nogmaals op hetgeen men heeft zien ge beuren bij de Amsterdamsche kanaalmaatschappijwaar gelukkig telkens de staat tusschenbeiden komt om nieuwe hulp te verschaffen. Ik vind het allezins jammer dat wij in den eersten tijd althans zullen verstoken blijven van eene inderdaad schoone en nuttige onderneming; maar met het oog op de financiën zeg ikhaasten wij ons langzaam. De heer Hartevelt. Het schijnt mij toe dat de heer Dercksen al zeer luchtig over een millioen guldens heen stapt. Dat het oorspronkelijk ge raamd kapitaal ad 5 millioendoor de combinatie met bankiershuizen 6 mil lioen zou worden, schijnt bij dien spreker geen bezwaar op te leveren, om toch ons aanbod van 2 ton gestand te doen. En wanneer die spreker zich verwondert dat mendat hier toch wel zal beteekenen de publieke opinie, vrij algemeen de verwachting koesterde dat de aandeelen althans een divi dend van 2' pCt. zouden opleveren, waarmede het subsidie-aanbod van 1 ton overeenkomt, dan ziet hij over het hoofd hoe door de uitgifte der 3 millioen prioriteits-obligatiën a 5 pCt.tegen 75 pCt.de van het kapitaal te betalen rente niet 5 maar 6^ pCt. bedraagt. Dat bedrag zal uit de opbrengst moeten 'worden voldaanalvorens de aandeelhouders eenig dividend zullen genieten. Welnu, wat zal er dan overblijven van de als vermoedelijk berekende 2| pCt. dividendals de rente-betaling over nog een millioen meer moet plaats heb De heer Dercksen. (Voor de derde maal, na daartoe bekomen verlof, het woord voerende.) Ik heb niet zoo luchthartig over het millioen ge dacht als de vorige spreker schijnt te veronderstellen. Maar ik heb aldus geredeneerd. Wanneer ik I ton cadeau wil gevenwaarvan ik niets trek dan moet ik gemakkelijker over eenige winstderving van een grooter kapi taal kunnen heenstappen. Ik toch heb eenig vertrouwen in de onderne- ming; ik geloof dat zij alleen in den eersten tijd een worstelstrijd zal heb ben te doorstaan maar daarentegen later meerdere voordeelen zal afwerpen die tegen de aanvankelijk mindere zullen overstaaD. Ik weet ook wel dat ik hier niet ben om over eigen financiën te beschikkenmaar beschouw mij geroepen om de financieele belangen der ingezetenen te behartigen naar mijne eigene vrije overtuigingen dan vraag ik als men zoo schroomvallig is omtrent de financiëngeldt datzelfde dan ook niet ten aanzien van het cadeau van f 100.000? En nogmaals, zijn dan de omstandigheden sedert 17 Januari werkelijk zóózeer veranderd, dat nu alles even donker ge kleurd moet worden, zonder dat er een enkel lichtpunt te ontdekken is? Ook ik ben voor gepaste zuinigheid in het financieel beheer, maar niet voor eene verkeerde zuinigheid aan de eene zijdeterwijl wij aan den anderen kant een cadeau van 1 ton wegschenken. De heer De Fremery. Slechts een enkel woord om te verklaren dat allen die tot het voorstelthans in behandelinghebben medegewerktvan oordeel waren dat het gewijzigd voorstel volkomen door de veranderde om standigheden gerechtvaardigd is. Ik zal slechts even wijzen op het verschil van den toestandtoen het vroegere raadsbesluit werd genomenen nu. Er werd aan de deelnemers aanvankelijk voorgespiegeld eene rente van 7 pCt. over het maatschappelijk kapitaal; daarvan zullen nu voor renten van het kapitaal, nu dit a 75 pCt. is toegewezen, 6{ pCt. moeten worden afgetrokkenzoodat voor de primitieve aandeelhouders in de leening slechts pCt. overblijft, een bedrag te gering om aan eenige aflossing te kunnen denken. Daarom is het allezins voorzichtig en niet onbillijk om het oor spronkelijk aanbod te wijzigen, gelijk dit in het rapport is voorgesteld; of schoon het ook mij leed zal doen zoo de onderneming daardoor niet tot stand komt. De heer Goudsmit. Ik wensch slechts even te antwoorden op deze vraag door den heer Dercksen gedaan: als men zoo schroomvallig is omtrent de financiën, waarvoor dan een cadeau van f 100.000? Het antwoord kan zeer eenvoudig zijn. Als besloten wordt tot het geven van een subsidie van f 100.000 in eens, dan kent men den inhoud en den omvang van onze verplichting en bijdragemaar als men aandeelhouder wordtdan wordt men onmiddellijk belanghebbende; dan komt men, wanneer de zaken mis- loopen en meer gekl noodig istelkens in nieuwe voorstellenaanvragen en verwikkelingen, waarvan het einde niet te voorzien is. Ik moet nu nog eens op de kanaalmaatschappij wijzen en hare verhouding tot den staat, maar wij zijn niet de staat; wij moeten ons tegen dergelijke aanrakingen en gevolgen vrijwaren. De Voorzitter. Alvorens de conclusie van het rapport in stemming te brengenwensch ik te verklaren dat het mij innig leed doet daartoe te moeten medewerken. Ik voor mij had niets liever gewenscht dan dat de Kaad van Leiden zijne destijds gedane inschrijving had mogen handhaven. Dan bij de ondergane verandering van bet oorspronkelijk plan vond ook ik geene vrijheid in dien geest te adviseerep. In het rapport zijn de be zwaren tegen dit nieuwe plan genoegzaam uiteengezet en na het gesprokene wil ik hier niets bijvoegen. De verbindtenis door concessionarissen aange gaan om zeiven den weg te exploiteerenis mijn hoofdbezwaar. Een der leden dezer vergadering zag in het aanbod aan de concessionarissen van f 100.000 eene aalmoes. Ik beschouw het als een bewijs van belangstel ling onzerzijds in deze ook voor onze gemeente zoozeer gewenschte spoor wegverbinding, en zoo als terecht is aangemerkt zal het eene vingerwijzing zijn voor anderen dat de Kaad zeer genegen blyft tot dat doel krachtig mede te werken en men alzoo ook in het vervolg op zijne ondersteuning kan rekenen. Mochten de tegenwoordige concessionarissen niet slagendan ver trouw ik dat anderen hunne taak zullen opvatten. Gaarne breng ik echter hulde aan de energie en den moed van de heeren Knijff en Kaptijn, die noch moeite noch geldelijke opofferingen hebben ontzien om deze spoorweg- lijn tot stand te brengen, en ik hoop dat, zoo zij hunne wenschen niet verwe zenlijkt zullen zien, andere mannen de handen aan het werk zullen slaan, en met gelijken moed en inspanningdoch met gunstiger succèsdie zoozeer gewenschte verbinding van Leiden met Utrecht zullen ten uitvoer leggen. Ik breng alsnu in omvraag de conclusie van het rapport der commissie. De heer Dercksen. Wat komt nu eigenlijk in omvraag? De heer Buys. Zou het, daar de conclusie drieledig is, niet wenschelijk zijn over de drie onderdeelen "afzonderlijk te doen stemmen? De Voorzitter. Dat is ook mijn voornemen. De heer Dercksen. Maar zal dan sub n°. 1 niet dienen gesplitst te worden? Daarin ligt een tweeledig voorstelde niet verhooging en de niet handhaving der inschrijving. Men kan vóór het eene en tegen het an dere zijn. De Voorzitter. Het is op zich zelf waar, maar er is niemand, zelfs gij niet, die voor de verhooging der inschrijving gestemd scheen. De heer Dercksen. Het was ook slechts eene opmerking van vorm; ik doe geen voorstel. De conclusie in stemming gebracht zijnde, is de uitslag als volgt; Aan de adressanten als beschikking op hun adreste kennen te geven 1°. dat de Kaad niet alleen bezwaar maakt om overeenkomstig hun ver zoek de bij raadsbesluit van J 7 Januari j. 1. genomen inschrijving te ver- hoogenmaar dat hij zich tevensop grond van de verandering welke in de voorwaarden van de opengestelde geldleening is tot stand gebrachtge noodzaakt ziet bedoelde inschrijving niet te handhaven en derhalve terug te nemen Aangenomen met 13 tegen 3 stemmen. Tegen stemden de heeren DercksenVeefkind en Eigeman. 2°. dat de Kaad termen heeft gevonden om aan de voorloopige conces-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 3