HANDELINGEN
VAN DEN GEKEENTERAAD TIN LEIDEN.
INGEKOMEN STUKKEN
ter inzage van de leden nedergelegd.
N°. 39. Leiden, 4 Maarl 1 872.
Ter vervulling der vacature van 2den hulponderwijzer der 34e klasse aan
de openbare school n°. 1 voor minvermogenden ontstaan door de bevor-
dering van den hulponderwijzer J. J. van Tertholen hebben wijin overleg
met den hoofdonderwijzer dier school en den dktricts-schoolopzienereen
drietal opgemaakt, hetwelk wij ons de eer geven u bij deze aan te bieden,
met verzoek om daaruit de benoeming te doen, als: 1°. Pieter Antonie
Biegraan, 2°. Krijn Missel, en 3°. Johannes Gijsbertus Enders, de beide
eersten alhier, de laatste te Gorinchem werkzaam.
Burgemeester en Wethouders, enz.
N'. 40. Leiden, 11 Maart 1872.
Gelijk u bekend is werd door uwe vergadering van den 19den October jl.
het besluit genomen tot de oprigting van eene school voor voorbereidend
onderwijs voor kinderen (jongens en meisjes) van 6 tot 9 jaar, ten einde
te voorzien in het bestaande plaatsgebrek op de beide openbare scholen voor
meer uitgebreid lager onderwijs der 2d* klasse, en werd bij de vaststelling
der begrooting voor het loopende jaar eene som van ƒ17000 voor dat doel
beschikbaar gesteld.
Thans is de tijd genaderd om tot de uitvoering van het genomen besluit
over te gaanwenschelijk toch is hetdat het te bouwen schoollocaal tegen
het aanstaande najaar gereed zij en in gebruik kunne worden gebragt, en
derhalve zal spoedig met het bouwen een aanvang behooren te worden gemaakt.
Om daartoe te kunnen overgaan, dient allereerst te worden vastgesteld de
plaats waar de school zal worden opgerigt.
De vraag welk terrein daarvoor het meest geschikt zoude zijn heeft bij
ons collegie een punt van ernstige overweging en veelzijdige beraadslagingen
uitgemaakt, en om tot een gewenscht resultaat te geraken, zijn door ons
de bevoegde autoriteiten geraadpleegd.
Bij het ter zake door ons ingesteld onderzoek werden zooals in den aard
der zaak ligt, verscheidene terreinen, die in aanmerking zouden kunnen komen
ter sprake gebragt. Wij achten het niet ondienstig met een enkel woord
van die verschillende plannen melding te maken ten einde uwe vergadering
kennis drage van de bezwaren die tegen de meeste daarvan gerezen zijn
en tevens om de hierna te melden voordragt van ons collegie waartoe wij
na rijp beraad hebben besloten, te regtvaardigen.
In de eerste plaats dan hebben wij onze aandacht gevestigd op het Pie
terskerkplein. Een ingesteld onderzoek bragt evenwel al spoedig de ongeschikt
heid van dit plein voor het omschreven doel aan het licht, llet is van rondom
ingesloten door liooge gebouwen en daarom alleen reeds minder aanbevelens
waardig, maar bovendien zou de fundering-heiwerk vereischenen het
gebouw op zich zelve moeten staanhetgeen ook met het oog op den aldaar
aanwezigen grafkelder tot groote kosten aanleiding zoude geven.
Vervolgens kwam bij ons collegie in aanmerking de Vestwal bij de voormalige
Koepoort. De bezwaren evenwel, die ook tegen dit terrein bestonden, bleken
van overwegenden aard te zijn. De kosten voor aanplemping van den grond en
van fundering daaraan verbonden, zijn belangrijk te noemen, terwijl dat
terrein gelegen is aan het uiteinde der gemeente en alleen toegankelijk over
hooge en steile bruggen.
In de derde plaats werd de Euïne genoemd, als bij uitnemendheid ge
schikt voor het beoogde doel. Ook dit plan kon evenwel onze goedkeuring
niet wegdragen en wel voornamelijk op grond van twee redenenvooreerst
het gebruik hetwelk daarvan door het garnizoen gemaakt wordt, en waarin
in de eerste jaren wel geen verandering gebragt zal worden en vervolgens
de overweging dat de Euïne eventueel zou kunnen bestemd worden voor de
oprigting van akademische gebouwen, op welk punt de aandacht van den
Kaad door den Minister van Binnenlandsche Zaken in der tijd gevestigd is
geworden.
Ten slotte hebben wij ons oog laten vallen op het plein gelegen naast
het Nosocomium Academicum op de Oude Vest. Het bleek ons al spoedig
dat tegen de eventuële oprigting van het schoollocaal aldaar geene beden
kingen van overwegend belang geacht konden worden te bestaan, gelijk
zulks ten aanzien van de andere bovengenoemde terreinennaar onze
meening, het geval was, zoodat wij tot de overtuiging zijn gekomen, dat
dit terrein geacht kan worden bij uitnemendheid bruikbaar en geschikt te
wezen en wij gemeend hebben onze keuze daarop te moeten bepalen.
Alvorens evenwel ons voorstel aan de beoordeeling van uwe. vergadering
te onderwerpen, hebben wij daaromtrent de Plaatselijke Schoolcommissie,
alsmede naar aanleiding van art. 14 der wet van 1 Junij 1865 (Stbl. n°.
58) en ter voldoening aan eene ter zake betrekkelijke circulaire van de
Eegering den heer Inspecteur voor het geneeskundig staatstoezigt voor deze
provincie gehoord.
Blijkens de ter visie gelegde stukken heeft de eerstgenoemde autoriteit,
de Plaatselijke Schoolcommissietegen het door ons collegie voorgesteld plan
twee bedenkingen in het midden gebragt, met name: de talrijke bordeelen
1872
die zich bevinden in de lot het plein toegang verleenende stegenen vervol-
I gens de onzekere toekomstige bestemming van het Nosocomium Academicum.
Het eerstgenoemd bezwaar wordt evenwel, onzes inziens, grootendeels
j opgeheven, doordat, blijkens de schetsteekeningdie wij van de te bouwen
school hebben doen opmaken, de toegangen tot de school allen zullen
uitkomen op de Oude Vest, terwijl wij ten aanzien van de in de tweede
j plaats gemaakte bedenking de vrijheid nemen te verwijzen haar het aa^i het
slot van dit rapport gedaan voorstel.
Ook aan den Inspecteur van het geneeskundig staatstoezigt wasgelijk
boven door ons werd medegedeeld, kennis gegeven van ons voornemen om
op meergenoemd plein eene school op te rigteninet uitnoodiging om zich
door eene locale inspectie van hel terrein te komen overtuigen in hoeverre
daartegen uit een hygiënisch oogpunt bezwaar zou kunnen bestaan. Bij
dien ambtenaar bestond evenwel, blijkens het door hem uitgebragt rapport,
tegen ons voornemen uit een hygiënisch oogpunt geenerlei bedenking, onder
de voorwaarde echter dat het akademisch ziekenhuis, wanneer het aan zijne
tegenwoordige bestemming zoude zijn onttrokken, niet werd bestemd tot
verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten.
Wij nemen thans de vrijheid uwe vergadering voor te stellen om zich
vereenigende met onze voordragtte bepalen dat de nieuwe voorbereidende
school geplaatst zal worden op het plein naast het Nosocomium Academicum
op de Oude Vest, en om tevens, ten einde aan het verlangen van den ge
neeskundigen Inspecteur gevolg te geven en te gemoet te komen aan het
in de tweede plaats door de Plaatselijke Schoolcommissie geopperd bezwaar,
het besluit te nemen dat het akademisch ziekenhuis, wanneer hét aan zijne
tegenwoordige bestemming zal zijn onttrokken en mitsdien aan de gemeente
Leiden zal zijn overgedragen, niet zal worden gebezigd voor de verpleging
van personen lijdende aan besmettelijke ziekten.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 41.
Aan Edel-Achtb. Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
De Ondergeteekende geeft met verschuldigden eerbied tg kennen het ver
zoek om vijf maanden afschrijving der plaatselijke directe belasting, daar hij
op 5 Julij jl. genoemde stad heeft verlaten en zich gevestigd heeft te Amster
dam, alwaar ik zeven maanden heb betaald.
Met verschuldigde hoogachting heelt hij de eer te zijn
UEd. Achtb. Onderd. Dienaar,
Amsterdam, 5 Januarij 1872. P. C. Maks.
Leiden, Maart 1872.
In bijgaand adres vraagt P. C. Maks gedeeltelijke afschrijving van
plaatselijke directe belasting over 1871.
Daar het ons gebleken it hij de gemeente verlaten heeft- en van de be
volkingregisters is afgeschrevenhebben wij de eer u voor te stellen om
van den aanslag, ad ƒ32.12, afschrijving te verleenen voor 5 maanden, tot
een bedrag van ƒ13.38.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, Maart 1872.
l>e Commissie van Financiën vereenigt zich met het door Burgemeester
en Wethouders uitgebragt rapport op het verzoek van P. C. Maks om 5
maanden afschrijving der plaatselijke directe belasting, waarvoor hij over
het jaar 1871 was aangeslagen, en heeft de eer u te raden de daarbij voor
gestelde afschrijving ad ƒ13.38 te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz.
N°. 43. Leiden, Maart 1872.
De Commissie van Financiën heeft onderzocht den in hare handen ge
stelden suppletoiren staat van begrooting en cenen staat van al- en over
schrijving van het Werkhuis over 1871.
Daarop geene bedenkingen hebbende, raadt zij u die goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
[De suppletoire begrooting bevat de volgende posténInkomsten. N°. I
Batig saldo der vorige rekening 37.66nu. 4 Giften f 108.99 n°. 5
Buitenge-wone ontvangsten ƒ437.18 Totaal 583.83. Uitgaven: N°. 13
Voeding ƒ250.93'; n°. 14 Licht en brandstoffen ƒ219.20.5; n°. 16 Uit-
deelingen ƒ108.99; n°. 17 Batig slot 4.70. Totaal 583.83.
Bij den staat van af- en overschrijving op de begrooting voor 1871 wordt
voorgesteld de som van 177.10^- af te schrijven, als: van volgnommer
6, Nadeelig saldo 163.26cn van volgnommer 9, Gereedschappen voor
den arbeid ƒ13.84, en die som over te schrijven op volgnommer 7 Onder
houd van gebouwen ƒ123.135, en volgnommer 14, Licht en brandstoffen
ƒ53.97.]
12