N°.. N°. $6. Leiden, 18 December 1871. Wij hebben de eer u bij deze ter vaststelling aan te bieden nevensgaan- den staat van af- en overschrijving op de gemeente-begroeting voor de loopende dienst, tot een bedrag van ƒ371.74. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. [Bij dezen staat wordt de som van 371.7-1 afgeschreven van hoofdstukIX, n°. 139. pensioenen, lijfrenten en wachtgelden, en overgeschreven, tot een bedrag van 55 op hoofdst. IX, n°. 137". renten van de bijzondere geld- leeningenen tot een bedrag van 316.74 op hoofdst. XI, n°. 154. on voorziene uitgaven. Als beweegredenen voor de overschrijving wordtwat betreft de eerste somaangegeven//door uitloting van 2 obligation in 1871;" en wat betreft de tweede som: »als beschikbaar deze geiden op dit art. overgebragt, ten einde eene mogelijke onvoorziene uitgaaf te ge- moet te komen."] Leiden, 23 December 1871. De Commissie van Financiën beeft de eer u te berigten, dat zij geene bedenkingen heeft tegen den door Burgemeester en Wethouders aangeboden staat van af- en overschrijving op de gemeentebegrooting ad f 371.74. Zij raadt u mitsdien bedoelden staat vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°, <s<3. Leiden; 14 December 1871. Naar aanleiding van art. 191 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85), zijn wij, bij nevensgevoegde missive van den Commissaris des Konings uitgenoodigd uwe vergaderiugnamens den Minister van justitie, te Uooren omtrent eene verbooging van de jaarwedde van den 2en commis saris van policie H. G. Cramer, met eene som van ƒ200 waardoor deze van 1400 op f 1600 zou worden gebragt. Wij hebben de eer hieraan bij deze te voldoen en u daarbij tevens voor te stellen, op het daaromtrent uitgebragt rapport van den Burgemeester, tot een gunstig advies te raden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouder», enz. 's Gravenhage11 December 1871. Ten gevolge der mededeeling, mij door den heer Burgemeester uwer ge meente gedaan, betrekkelijk het bij de behandeling der begrooting onlangs bij den Baad ter sprake gebragt voorstel tot verhooging der jaarwedde van den 2en commissaris van policie H. G. Cramer met f 200welk voorstel door mij ter kennis is gebragt van den heer Minister van justitie, heb ik de eer u, namens Zijne Excellentie, te verzoeken den Raad omtrent die ver hooging te hoorenen mij diens gevoelen te doen kennen door overlegging vau een extract uit het verbaal van het verhandelde dienaangaande. Aan De Commissaris des Konings in de provincie Heeren Burgemeester en Wethouders Zuidholland der gemeente Leiden. Fock. Leiden, 18 December 1871. De Burgemeester van Leiden, Zullende dienen van berigt op de missive van den Commissaris des Ko nings, van den Ilea dezer maand, A n°. 8908 (4e afd.) heeft de eer, in zijne qualiteit als hoofd van de gemeente-policie alhier, te berigten dat de bijzondere dienstijver en de stipste pligtsbetrachting van den 2en commissaris van policie, Hermanus Georgius Cramer, waarvan hij reeds mondeling, in de raadsvergadering van 26 October 11., de verklaring heeft afgelegd, hem geleid hehben aan het Hooger Bestuur de voordragt te doen om de jaar wedde van dezen ambtenaar te verhoogendat, nu van wege dat Bestuur omtrent eene verhooging van ƒ200 de Raad wordt gehoord, hij allezins bereid ia de gunstigste getuigenis omtrent dien ambtenaarwat aangaat de vervulling der door hem bekleed wordende betrekkingaf te leggen. Redenen waarom bij zich, voor zoover hem aangaat, geregtigd acht, den Raad op dit voorstel gunstig te adviseeren. De Burgemeester voornoemd, v. d. Bkandelee. Leiden, 28 Deoember 1871. De Commissie van Financiënkennis genomen hebbende van het schrij ven van den Burgemeester, heeft geen bezwaar het voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot verhooging van het tractement van den tweeden com missaris van policie bij de regering te ondersteunen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N°. Ï8. Leiden, 23 December 1871. Ten gevolge van uw beslnit omtrent de kleeding der agenten van policie bij de behandeling der hegrooting voor den jare 1872, hebben wij eene openbare aanbesteding uitgeschreven, waarbij afzonderlijke inschrijving voor de leverantie van het laken en voor de confectie zijn verzocht, terwijl tevens de gelegenheid is gelaten voor hen die voor beide gezamenlijk wenschten op te treden. Voor de levering van het laken afzonderlijk deden zich Slechts twee be langhebbenden op, een lakenfabriekant en een kleedermaker. Voor de confectie schreef slechts één ineen kleedermaker. Voor beiden gezamenlijk slechts één een kleedermaker. De verdere uitslag van deze aanbesteding isdat bij gunning het art. bij de begrooting uitgetrokken, naar aanleiding van hetgeen daarvoor in 1871 is uitgegeventot f 2920, niet genoegzaam is om daaruit de vereischte uit gaaf 'voor 1872 te dekken en daarop een bedrag van ƒ130 te kort komt, het gevolg van de registratiekosten welke aan deze aanbesteding zijn ver bonden. Het zijn deze redenen die ons de gunning hebben doen aanhou den, tot dat daarover door uwe vergadering zoude zijn beslist. Wij veroorloven onsin deze van praeadvies willende dienenu te raden ons te magtigen tot de gunning der gedane inschrijving over te gaan, en voorts te besluiten dat art. tot de som van ƒ3050 te verhoogen, nader bij staat van af- en overschrijving te regelen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 23 December 1871. De Commissie van Financiën heeft de eer u te berigtenop bijgaande voordragt van Burgemeester e» Wethouders betreffende de aanbesteding der kleeding van de agenten van policiedat zij zich met het daarbij aange voerde volkomen «ereenigt en mitsdien vrijheid vindt u te raden dienover eenkomstig te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. RAADSBESLUIT regelende de heffing eener plaatselijke belasting op de honden te Leiden, De Raad der gemeente Leiden, Gezien artt. 240, 253 en artt. 232 en 233 der wet van 29 Junij 185i (Staatsblad n°. 85); Heeft besloten Art. 1. Er zal, binnen deze gemeente, voor eiken hond, eene belasting geheven worden van ƒ3,in het jaar. Deze belasting bedraagt slechts ƒ1,50 voor bonden, uitsluitend gehouden ten dienste van den landbouw of eenig bedrijf van nijverheid, ter bewaking van gebouwenerven of vaartuigen c. door jagerswelke de jagt als beroep uitoefenen. Art. 2. Van deze belasting zijn vrijgesteld: a. kooplieden in hondendoch alleen voor die welke het onderwerp zijn van hunnen handel; b. blinden, doch uitsluitend voor één hond, dienende om hen te leiden. Art. 3. Deze belasting is verschuldigd door de eigenaars of bezitters. Art. 4. Het belastingjaar vangt aan met 1 Januari. Art. 5. Wanneer men in den loop van het belastingjaar eigenaar of bezitter wordt van een of meer hondenwaarvoor nog geene aangifte is gedaan en de belasting dus ook niet is betaald, is de belasting verschuldigd: ten volle, wanneer dit plaats heeft in de eerste zes maanden van het jaar, en voor de helft, wanneer dit plaats heeft in de laatste zes maandeu. Art. 6. Voor de heffing dezer belasting wordt als eigenaar of bezitter, en mitsdien als belastingschuldige, aangemerkt het hoofd van het huisgezin door een van welks leden de bond gehouden wordt. Eigenaars of bezitters van honden die bij andere inwonen, zijn persoon lijk de belasting verschuldigd. Art. 7. Wanneer het kenteeken verloren of onbruikbaar is geworden, kan door den gemeente ontvangermits hij overtuigd zij dat de belasting voor den hond is voldaautegen betaling van 25 cent een nieuw kenteeken worden afgegeven. VERORDENING regelende de invordering eener plaatselijke belas ting op de honden te Leiden. Art. 1. De invordering der belasting op de honden geschiedt door den gemeente-ontvanger, overeenkomstig de artikelen 258 tot 262 der ge meentewet. Art. 2. Ieder eigenaar of bezitter van een of meer honden, die aan de belasting onderhevig zijn, is verpligt daarvan jaarlijks vóór of op den 31 Januari bij den ontvanger aangifte te doen. Die aangifte geschiedt door de inlevering van een behoorlijk ingevuld en door den aangever on derteekend billet, van den 15 December des vorigen jaars af kosteloos ten kantore van den ontvanger verkrijgbaar. De betaling dgr belasting geschiedt dadelijk bij de aangifte, tegen qui- tantie, onverminderd het recht, om, zoo de aangifte later onjuist bevonden wordt, daarvan herziening en aanslag te doen plaats hebben. Art. 3, De aangifte en betaling wegens honden, na den 31 Januari verkregengeschiedt binnen acht dagen na het verkrijgen. Art. 4. Bij de betaling wordt door den ontvanger, kosteloos, voor eiken hond een kenteeken uitgereiktvolgens een model door Burgemeester en Wethouders vast te stellen. Daarop wordt het jaar, waarvoor het uitge reikt wordt, en een doorloopend volgnommer uitgedrukt. Dit kenteeken wordt vastgemaakt en gedragen aan eet» halsband, waar van elke hond behoort voorzien te zijn. Art. 5. Het hij het vorig artikel bedoeld kenteeken wordt ieder jaar, bij de betaling der belasting, verwisseld. Tot op dat tijdstip blijft dat van het vorige jaar in waarde. Art. 6. Indien het uitgereikte kenteeken vóór het einde van het jaar verloren of onbruikbaar geworden is, wordt door den ontvanger, op aan vrage van den belastingschuldige, tegen teruggave van het onbruikbare en betaling van 25 cent, een nieuw afgegeven. Art. 7. Honden die aan ingezetenen toebehooren en op de openbare straat losloopenzonder dat de belasting is voldaanworden ter beschikking van de policie gesteld, welke verplicht is die bonden drie dagen op kosten van den eigenaar of bezitter tot diens beschikking te houden. Art. 8. Honden, bedoeld bij 4e letters ah, en c van art. 1, en die bedoeld jn art. 2 van het raadsbesluit van den regelende de heffing eener plaatselijke belasting op de hondenmogen niet anders op den openbaren weg komen, dan begeleid! en vastgehouden aan een touw of ketting, of vastgemaakt aan het voertuig dat zij trekken. Art. 9. Van alle overtredingen van deze verordening zal door plaatselijke ambtenaren proces-verbaal worden opgemaakt, op de wijze zooals bij art. 275 der gemeentewet is omschreven. Art, 10. De ontvanger houdt een register, waarin de gedane aangifte», met de namen en woonplaatsen van de eigenaars of bezitters der honden, de volgnommers der uitgereikte kenteekenenzooveel mogelijk de soort der honden waarvoor die uitgereikt zijn, en het bedrag der betaalde belasting opgeteekeud worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1871 | | pagina 2