De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen voor aan den adressant op de meest eervolle wijze met 1 Januarij aanstaande of later, wanneer zijn opvolger zijne betrekking zal hebben aanvaard, ontslag te verleenen onder toekenning van een pensioen, ten bedrage van ƒ2000. De Commissie van Financiën heeft zich met dat voorstel vereenigd. Het voorstel wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aan genomen. VT. Adres van C. M. J. Dejardinom een eervol ontslag als 2de hu ponderwijzeres der 2de klasse, aan de 2de afdeeling der openbare school voor meer uitgebreid lager orderwijs der 1ste klasse, voor meisjes. (Zie Handd. 37, n°. 60.) liet gevraagd eervol ontslag wordt met algemeene stemmen toegestaan. VII. Concept-adres aan de Ministers van Binnenlandsche Zaken en van Financiën in zake den aanleg eener duinwaterleiding. (Zie Handd. 38n°. 69.) De Voorzitter. Ik heb met het opmaken van dit ontwerp en de aan bieding daarvan aan den Baad den meesten spoed gemaakt, omdat ik van den Minister van Financiën vernomen had dat het gemeentebestuur van 's Gravenhage zich reeds te (lier zake tot Z. E. had gewend. Het aangeboden on^werp-adres wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. V11T. Voordragt om den toren der Marekerkmet het zich daarin bevindend uurwerk, ter voldoening aan art. 230 der gemeentewet, alsnog te verklaren ter openbare dienst niet meer bestemd te wezen. (Zie Handd. 38, i»°. 70.) De beer Goudsmit. Ik heb deze bedenking tegen dit voorstel dat ik bet niet noodig acht, dat de gemeenteraad deze verklaring allegge. In de eerste plaats toch is het de vraag, of een toren wel behoort tot de ge houwen in art. 230 der gemeentenet bedoeld. Aan die bedenking zou ik echter minder hechten maar van meer gewigt acht ik een tweede bezwaar, daarin bestaande, dat de toren volkomen dezelfde bestemming zal en moet blijven behouden als hij tot nu toe gehad heeft. Hoe kunnen wij nu eene verklaring afleggen (lat die toren niet meer ter openbare dienst be stemd is? De Voorzitter. Volgens het door den Baad genomen besluit en vol gens de acte van overeenkomst kan de Gemeente-commissie van bet Ned. llerv. Kerkgenootschap met bet uurwerk doen wat zij wil. De toren blijft wel in stand, maar ten opzigte van liet uurwerk wordt aan de bedoelde Gemeente-commissie geene verpligting opgelegd. De heer Goudssut. Ik dacht, dat de bedoeling wel degelijk deze was, dat wij aan de Gemeente commissie dezelfde verpligting oplegdendie tot nog toe op het Gemeentebestuur rustte, ora toren en uurwerk te onderhouden. De heer Buys Het komt mij voor dat de argumenten van den heer Goudsmit eigenlijk meer gerigt zijn tegen de wet dan tegen het nu aan hangig voorstel. Volgens den gcachten spreker bestaat er geen aanleiding om te verklaren dat de toren niet meer voor de publieke dienst bestemd is, omdat de kerk dien toch ten dienste van liet publiek zal moeten in stand houden. Het kan wel zijn maar deze bewering berust op eene onderschei dingwelke de wet niet gemaakt heeft. Volgens deze mag de gemeente niet vervreemden wat zij jure publico bezitzoolang de verklaringdat bet be trokken goed niet meer voor publieke dienst bestemd isniet werd afge legd. Nu mag men zeggendat als de verkrijger de zaak weder ten dienste van het publiek wil gebruikener iets vreemds gelegen is in zoo danige verklaring, maar dat vreemde zou dan toch uitsluitend voor reke ning komen van den wetgever. Ik erken gaarne dat er getwist kan wor den over de vraag, of de gemeente den toren van de Marekerk wel jure publico bezital aarzel ik voor mij ook niet die vraag toestemmend te beantwoorden. Maar in elk geval zou ik den spreker wel in overweging willen geven, zich nu eenvoudig bij het gedane voorstel neder te leggen. Er is over deze zaak reeds zooveel voorgevallendat het waarlijk niet noodig is nog eens met nieuwe quaestiën aan te komen. Kwaad kan het in elk geval niet dat wij hier de verklaring afleggen, welke nu van ons ge vraagd wordt. Mogt het later eens blijken dat wij van den toren geen publiek regtelijk bezit hadden, welnu, dan hebben wij een onbeduidend werk doelloos verrigt, terwijl omgekeerd, wanneer wij nu de gevraagde verklaring weigeren en het later mogt blijken dat de toren wel jure publico in ons bezit was, deze enkele informaliteit voldoende zou wezen om de gelieele overeenkomst te vitiëeren. De heer Goudsmit. De vorige spreker is een te goed regtsgeleerde om niet te weten dat, waar de wet niet duidelijk is, men haar naar baren geest moet uitleggen. En dan meen ik te moeten wijzen op de Memorie van Toelichting op art. 230, waarin men het volgende leest: Hetgeen ten gebruike van het algemeen is bestemdmag daaraan niet naar willekeur worden onttrokken. De bewoners der gemeente hebben er regt opdat zoo lang de weg weg, de kade kade is, de weg of kade niet kunnen overgaan in handen van een bijzonder eigenaar, die hun het gebruik daarvan zou kunnen beletten. Als wij nu als voorwaarde van afstand stellen dat aan het aftestane gcenc andere bestemming mag worden gegeven dan het nu heeft, dan komt het mij voor dat het afleggen der verklaring, bij art. 230 der gemeentewet gevorderdniet te pas komt. Dat het afleggen van die verklaring geen kwaad zou kunnen doen kan ik niet toegeven want men zou later juist daaruit kunnen argumenterendat de verpligting tot het in stand houden van een en ander niet absoluut zou zijn opgelegd. En dan herhaal ik als men zich zoo wil houden aan de letter der wet, dat in art. 230 der gemeen tewet volstrekt van geen toren wordt gesproken en dus dat art. op geen toren van toepassing is. De heer Buvs. Het blijft mijn gevoelen dat de vorige spreker niet zoo zeer argumenteert tegen het aanhangig voorstel als wel tegen de wet en nu ook tegen het contract, dat de Baad besloten heeft met de Gemeente-com missie aan te gaanen waarvan hij zelf een der grootste voorstanders is geweest. Ik begrijp dan ook niet goed, waarom hij juist in den tegen woor- digen stand der zaak met die bezwaren voor den dag komt. Volgen9 den heer Goudsmit zou de verklaring, welke hier gevraagd wordt, iutusschen niet zoo onschuldig zijn als door mij beweerd is; want, zegt bij, als wij beslist hebben dat de toren niet meer voor publieke dienst besterad is, dan zal de Gemeente commissie later kunnen argumenterendat zij ook tot onderhoud van den toren ten dienste van het publiek niet verpligt is. Neen dergelijke argumentatie hebben wij geen oogenblik te vreezen, want wat de llaad ouk verklare, de verpligting van de kerk om in stand te houden staat zeer stellig en zeer duidelijk in de overeenkomst uitgedrukt. De vo rige spreker heelt verder opgemerkt, dat ik niet genoeg onderscheidde tus- scben letter en geest van de wet. Naar de letter moge de hier bedoelde verklaring noooig zijn, niet naar den geest. Hoe kan de heer Goudsmit dat volhouden? V\'at zegt toch art. 230 der gemeentewet? *üe aan de gemeente hehoorende wegenstratenenz.en openbare gebouwen mogen niet worden vervreemd, bezwaard of verpand, dan nadat zij door een be sluit van den Baad verklaard zijn ter openbare dienst niet meer bestemd te wezen." En nu vraag ik: vervreemden wij al dan niet den toren? Ongetwijfeld, want in de overeenkomst wordt uitdrukkelijk gezegd, dat wij den eigendom overdragen. En hoe kan men dan beweren dat enkel de noorden van de wet en niet de geest eene verklaring vorderen als waarvan bier sprake is? Maar de toren is geen openbaar gebouw, zegt de heer Goudsmit. Gaarne zou ik willen weten wat bij dan wel is, want ik voor mij heb het er steeds voor gehouden dat een toren behoorde tot de open bare gebouwen, die ten nutte der inwoners en tot sieraad van de stad bestaan en welke daarom niet vervreemd kunnen worden, zoolang niet de verklaring is afgelegd welke art. 230 voorschrijft. Maar ik herhaal wat ik straks zeide, ook al mogt ik mij bedriegen in die opvatting, praktische nadeelen kunnen uit liet bier gevraagde besluit niet voortvloeijen. De lieer Veefkind. Zooals u bekend is, mijnheer de Voorzitter, stelik, ter wille van de talrijke mingegoede bewoners dier buurt, nog al prijs op liet behoud van dat uurwerk en niet alleen op hel behoud er van, maar vooral daarop dat het voortdurend in gang worde gehouden. De heer Goud smit sprak er daareven over alsof uit bet te sluiten contract van zelf voort vloeide dat de Gemeente-commissie nu die vprpligting op zich nam. Mij dunkt, dat is nog lang zoo zeker niet en mag vooraf wel eens goed onder zocht worden. Ik voor mij meen (lat liet contract de Gemeente commissie hierin geheel zal vrijlaten en ben daarom voornemens tegen de voordragt te stemmen. De Voorzitter. Ten opzigte van het uurwerk is volstrekt geen clausule bij het ontwerp der overeenkomst gevoegd. De heer Goudsmit zal zich wel herinneren dat de Gemeente-commissie had gewenscht dat wij van stadswege in het onderhoud van het uurwerk zouden voorzienmaar dat dit bij uwe vergadering ernstige tegenkanting vond. De heer Goudsmit. Als dat werkelijk zoo is besloten dan vervalt na tuurlijk de gansche grond mijner redenering en het door mij geopperd be zwaar. Maar ik was bij de raads-vergaderingwaarbij dit besluit genomen is niet tegenwoordig en ben dus daarvan onkundig gebleven. De Voorzitter. De Gemeente-commissie neemt bij de acte van over eenkomst, volgens het besluit door den Baad genomen, de verpligting op zich om bet kerkgebouw met den toren als één geheel in stand te houden. De heer Goudsmit. Ik moet zeggen dat op deze wijze de zaak nog moeijelijker wordt, want dan wordt er nopens het uurwerk eigenlijk niets bepaald. De Voorzitter. Als de Gemeente commissie verpligt is tot het onder houd van den toren dan kan zij ten opzigte van het uurwerk doenwat zij raadzaam oordeelt. De heer Buys. Ik meen den heer Goudsmit te moeten herinneren dat de Commissie van Financiën had voorgesteld de klok niet aan de kerk over te dragenmaar de Gemeenteraad heeft dat niet gewild. Van daar dat in de overeenkomst de zooeven bedoelde algemeene uitdrukkingen zijn opgenomen. De heer Gouüsmit. Ik moet opmerken dat in het oproepingsbillet voor dezen Baad toch als achtste punt voorkomt: "Voordragt om den toren der Marekerk met het zich daarin bevindend uurwerk, alsnog te verklaren enz." Daarin wordt dus geen onderscheid tusschen toren en uurwerk gemaakt. De Voorzitter. Wat er in het oproepingsbillet staat, kan hier niets afdoen; geen andere verpligting wordt aan de Gemeente-commissie opge legd dan het onderhoud van den toren. De heer Goudsmit. Ik heb de besloten vergadering, waarin over deze zaak werd gehandeld niet bijgewoond. Nu ik verneem welk besluit daarin is genomen, vervalt natuurlijk mijn bezwaar geheel. In omvraag gebragt wordt het voorstel met 17 stemmen tegen 1die van den lieer Veef kindaangenomen. IX. Tweede suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting. Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. X. Begrooting der dd. schutterij voor 1872, in verband met een be- zwaarschrilt door den schuttersraad ingediend. (Zie Handd. 37, 11°. 64.) Wordt voorlezing gedaan van twee brieven, alseen van den kommandant der dd. schutterij en een van den schuttersraad. De eerste is van den volgenden inhoud »'s Gravenhage, 13 December 1871. In het prae-advies der Commissie van Financiën omtrent de bezwaren door den schuttersraad der dd. schutterij tegen de daarin door den Gemeen teraad gebragte wijzigingen kenbaar gemaakt, lees ik: »Dat de heer Majoor-Kommandantdie, zooals uwe vergadering wist, «zijne memorie niet alleen in groote haast moest opstellen, maar ook buiten «zijne woonplaats, en du9 vermoedelijk ook buiten het bezit van al de «vereischte bescheiden, zoodat hij ten slotte hoofdzakelijk op zijn geheugen «af moest gaan, zich bij zijne toelichting op een enkel punt vergist, is «zeker allerminst vreemd." enz.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1871 | | pagina 2